U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verzekerde zonder werkgever. Zorgvuldig medisch onderzoek. Geen aanleiding om oordeel rechtbank, over de conclusies in rapport verzekeringsarts bezwaar en beroep van 28 januari 2016, niet te volgen. Op grond van alle ingebrachte medische gegevens en de daarop door Uwv ingebrachte rapporten, geen onjuist beeld medische situatie ten tijde hier in geding, te weten 25 september 2015. In hoger beroep ingebrachte medische gegevens leiden niet tot ander standpunt. Appellant is met zijn beperkingen geschikt voor de geselecteerde functies. Geen reden benoemen onafhankelijke deskundige.

Uitspraak



17 1497 ZW

Datum uitspraak: 4 april 2019

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van

12 januari 2017, 16/2083 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. E. van Es, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2019. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. F.A. Steeman.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als horecamedewerker. Op 25 augustus 2014 heeft hij zich ziek gemeld met lichamelijke klachten ten gevolge van een verkeersongeval. Het Uwv heeft appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).

1.2.

In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft een verzekeringsarts appellant op 5 augustus 2015 gezien. Deze arts heeft appellant belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van gelijke datum. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet in staat is zijn eigen arbeid te verrichten, vervolgens een vijftal functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen berekend dat appellant nog 84,02% van zijn zogeheten maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Het Uwv heeft bij besluit van 20 augustus 2015 vastgesteld dat appellant met ingang van 25 september 2015 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 12 februari 2016 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.

2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank was van oordeel dat er een zorgvuldig medisch onderzoek was verricht en er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat alle beschikbare medische informatie, waaronder informatie van de behandelaars van appellant, bij de beoordeling is betrokken en dat de vaststelling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep van de psychische problematiek van appellant in overeenstemming is met de bevindingen van de behandelaars van appellant. Gelet op de ruime beschikbaarheid van medische informatie van de behandelend sector, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding hoeven zien om nog een deskundige in te schakelen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft haar conclusies en bevindingen voldoende inzichtelijk en gemotiveerd onderbouwd. Volgens de rechtbank heeft appellant in beroep geen medische gegevens in het geding gebracht die een ander licht werpen op zijn belastbaarheid op 25 september 2015. In de nadere rapporten van 20 juli, 17 augustus en 20 september 2016 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar het oordeel van de rechtbank voldoende en inzichtelijk gemotiveerd waarom de inhoud van de in beroep overgelegde stukken geen reden geeft om op medische gronden tot een andere inschatting over de belastbaarheid van appellant op 25 september 2015 te komen. Dat appellant op de datum in geding niet in staat zou zijn om 8 uur per dag te werken, is door appellant niet met objectief medische gegevens aannemelijk gemaakt. De (subjectieve) klachtenbeleving kan op zichzelf niet leiden tot het aannemen van een urenbeperking. Het dient te gaan om de objectief vast te stellen arbeidsbeperkingen als gevolg van ziekte of gebrek. Volgens de rechtbank berust het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag en gelet op de hoeveelheid beschikbare medische informatie en het zorgvuldig medisch onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen, waarom door appellant was verzocht. De rechtbank heeft tot slot geoordeeld dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom de geduide functies voor appellant passend zijn. De rechtbank heeft in het dossier geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de geduide functies in medisch opzicht voor appellant ongeschikt zouden zijn.

3.1.

Appellant heeft in hoger beroep de eerder ingediende gronden herhaald. Ook heeft appellant herhaald dat een onafhankelijke deskundige moet worden ingeschakeld, omdat de bevindingen van de behandelend sector doen twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de verzekeringsartsen van het Uwv. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant nog nadere informatie ingebracht van een KNO-arts van 18 mei 2016, 27 mei 2015 en 1 juli 2015 inzake de diagnose burn-out, van een revalidatiearts van 26 augustus 2016 en 23 december 2016, van een medisch psycholoog van 16 maart 2017 en van een ergotherapeut van 21 maart 2017. Wat betreft zijn geschiktheid voor de hem voorgehouden functies heeft appellant opnieuw naar voren gebracht dat zij voor hem ongeschikt zijn, omdat hij door het verrichten van die functies misselijk en duizelig wordt.

3.2.

Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. Daartoe heeft het Uwv verwezen naar rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 maart 2017 en 29 mei 2017 en naar een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 28 maart 2017.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW wordt onder het maatmaninkomen verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen. Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW , vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit (zie de uitspraak van de Raad van 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920).

4.2.

Het oordeel van de rechtbank dat een zorgvuldig medisch onderzoek naar de klachten van appellant is ingesteld, wordt onderschreven. De rechtbank heeft gemotiveerd geoordeeld waarom het beroep van appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding het oordeel van de rechtbank, dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusies die zijn getrokken in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 28 januari 2016, niet te volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is er in dit rapport vanuit gegaan dat appellant meer beperkingen heeft dan door de primaire verzekeringsarts was aangenomen. Vooral moeten de grenzen in de FML beter worden aangegeven om overbelasting van zowel mentale inspanning – zoals het verwerken van diverse prikkels in combinatie met het verdelen van aandacht – als lichamelijke inspanning te voorkomen. Op grond van alle door appellant ingebrachte medische gegevens en de daarop door de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingebrachte rapporten van 20 juli 2016, 17 augustus 2016 en 20 september 2016 kan niet worden vastgesteld dat zij hiermee een onjuist beeld voor ogen heeft gehad van de medische situatie van appellant ten tijde hier in geding, te weten 25 september 2015. Ook op de door appellant in hoger beroep ingebrachte medische gegevens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een adequate reactie gegeven en voldoende gemotiveerd waarom die ingebrachte medische gegevens niet kunnen leiden tot een ander standpunt.

4.3.

Er is voorts geen aanleiding de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet te volgen in de conclusie van het rapport van 28 maart 2017, dat appellant met uit zijn klachten voortvloeiende beperkingen geschikt moet worden geacht voor de geselecteerde functies van productiemedewerker industrie (SBC‑code 111180), magazijn, expeditie medewerker (SBC-code 111220) en productiemedewerker papier, karton, drukkerij (SBC-111174).

4.4.

Er is geen reden om het verzoek van appellant om een onafhankelijke deskundige te benoemen in te willigen. De hiervoor noodzakelijke twijfel ontbreekt.

5. De overwegingen in 4.2 tot en met 4.4 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2019.

(getekend) A.T. de Kwaasteniet

(getekend) M.A.A. Traousis

VC


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature