U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

ZW-uitkering terecht beëindigd. Toetsing aan arrest Korošec. Stap 1: zorgvuldigheid van de besluitvorming. De verzekeringsartsen hebben zorgvuldig onderzoek verricht naar de lichamelijke en psychische klachten van appellante. 2. Stap 2: equality of arms. Geen sprake van een oneerlijk proces. 3. Stap 3: inhoudelijke beoordeling. Voldoende medische grondslag. Over de diagnose geen verschil van mening.

Uitspraak



16 5067 ZW, 17/3546 ZW, 17/4559 ZW

Datum uitspraak: 20 december 2018

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant van

26 juli 2016, 16/431 (aangevallen uitspraak 1), van 25 april 2017, 16/3550 (aangevallen uitspraak 2) en van 14 juni 2017, 17/562 (aangevallen uitspraak 3)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. C.J. Driessen, advocaat, hoger beroepen ingesteld.

Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.

Het onderzoek ter zitting in de zaken heeft gevoegd plaatsgevonden op 8 november 2018. Appellante is verschenen, vergezeld door haar zoon, en bijgestaan door mr. Driessen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door V.A.R. Kali.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellante is werkzaam geweest als productiemedewerkster in een kaarsenfabriek, laatstelijk voor 19,36 uur per week. Haar dienstverband is op 31 juli 2012 geëindigd. Appellante heeft zich op 9 september 2013 ziek gemeld met psychische klachten. Op dat moment ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Het Uwv heeft appellante in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).

1.2.

In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en een arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 9 september 2014 vastgesteld dat appellante per

9 oktober 2014 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Appellante werd niet meer in staat geacht tot het verrichten van haar arbeid als productiemedewerkster maar wel tot het vervullen van diverse andere functies.

1.3.

Het Uwv heeft appellante per 9 oktober 2014 weer in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de WW. Appellante heeft zich op 9 september 2015 ziek gemeld (ziekmelding 1) met lichamelijke klachten. In verband hiermee heeft zij op 23 oktober 2015 het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft appellante per 28 oktober 2015 geschikt geacht voor ten minste een van de in het kader van de EZWb geselecteerde functies, namelijk de functie van samensteller kunststof- en rubberindustrie. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 23 oktober 2015 vastgesteld dat appellante per 28 oktober 2015 geen recht meer heeft op ziekengeld. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 19 januari 2016 (bestreden besluit 1) ongegrond verklaard. Aan bestreden besluit 1 ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 januari 2016 ten grondslag.

1.4.

Appellante heeft zich op 8 februari 2016 ziek gemeld (ziekmelding 2) met toegenomen psychische klachten. Zij ontving op dat moment weer een WW-uitkering. In verband met deze ziekmelding heeft appellante op 12 april 2016 het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts van het Uwv. Deze arts heeft informatie opgevraagd bij de huisarts van appellante en naar aanleiding daarvan toegenomen beperkingen aangenomen, zoals weergegeven in zijn rapport van 26 juli 2016. Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft vastgesteld dat appellante, ook met deze toegenomen beperkingen, geschikt is voor twee van de in het kader van de EZWb geselecteerde functies, namelijk de functies van machinaal metaalbewerker en

magazijn-/expeditiemedewerker. Vervolgens heeft de verzekeringsarts appellante hersteld verklaard per 19 augustus 2016 en heeft het Uwv bij besluit van 10 augustus 2016 vastgesteld dat appellante per 19 augustus 2016 geen recht meer heeft op ziekengeld. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 16 november 2016 (bestreden besluit 2) ongegrond verklaard. Hieraan ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 15 november 2016 ten grondslag.

1.5.

Appellante heeft zich op 20 oktober 2016 opnieuw ziek gemeld (ziekmelding 3) met psychische klachten. Op dat moment ontving zij een WW-uitkering. In verband met deze ziekmelding heeft appellante op 25 november 2016 het spreekuur bezocht van een arts van het Uwv. Deze arts heeft appellante per 12 december 2016 geschikt geacht voor de in het kader van de EZWb geselecteerde functies van machinaal metaalbewerker en

magazijn-/expeditiemedewerker. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 8 december 2016 vastgesteld dat appellante per 12 december 2016 geen recht meer heeft op ziekengeld. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 13 februari 2017 (bestreden besluit 3) ongegrond verklaard. Aan bestreden besluit 3 ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 februari 2017 ten grondslag.

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraken de beroepen van appellante tegen bestreden besluiten 1, 2 en 3 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe – kort samengevat – overwogen dat de medische onderzoeken op een zorgvuldige wijze hebben plaatsgevonden en dat niet is gebleken van inconsistenties. Uit de rapporten van de betrokken verzekeringsartsen blijkt dat zij bekend waren met de gestelde diagnose en bij hun beoordeling zijn uitgegaan van een matig ernstige depressie en van secundaire, aan stress gerelateerde lichamelijke klachten. Zij beschikten hierbij over de medische informatie van de behandelend sector. Deze informatie, waaronder informatie afkomstig van de GGZ

Oost-Brabant, van de huisarts en van de behandelend psycholoog van Indigo, alsmede een medicatie-overzicht en een verslag van een WMO-consulent, is kenbaar in de beoordeling betrokken. Appellante is telkens voor het spreekuur opgeroepen en bij de hoorzitting gezien, waarbij een op de stoornissen en geuite klachten gericht onderzoek heeft plaatsgevonden door de betrokken verzekeringsartsen. De verzekeringsartsen hebben vervolgens voldoende gemotiveerd op welke wijze de medische situatie van appellante is vertaald naar de vastgestelde beperkingen. Het onderzoek van de verzekeringsartsen heeft ertoe geleid dat inzake ziekmelding 2 meer beperkingen zijn vastgesteld en dat in het geval van ziekmelding 3 een urenbeperking is vastgesteld in verband met een medisch geïndiceerde dagbesteding. Omdat de verzekeringsartsen beschikten over de informatie van de behandelend sector en in de afzonderlijke beroepsprocedures geen nieuwe medische informatie is overgelegd, bestond volgens de rechtbank geen noodzaak voor het Uwv om aanvullende informatie op te vragen. Om dezelfde reden heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor het inschakelen van een deskundige zoals door appellante verzocht. Volgens de rechtbank zijn de beperkingen van appellante dan ook juist vastgesteld, is appellante met inachtneming van deze beperkingen geschikt te achten voor ten minste een van de in het kader van de EZWb geduide functies en heeft het Uwv op goede gronden geconcludeerd dat appellante per 28 oktober 2015,

19 augustus 2016 en 12 december 2016 geen recht meer heeft op ziekengeld en de

ZW-uitkeringen van appellante terecht beëindigd.

3.1.1.

Appellante is het niet met de uitspraken van de rechtbank eens. In de hoger beroepen heeft zij haar standpunten gehandhaafd en herhaald wat zij in de eerdere procedures naar voren heeft gebracht. Kort samengevat is appellante van mening dat de medische onderzoeken onzorgvuldig zijn geweest en dat ten onrechte geen specialistisch psychiatrisch onderzoek (eventueel met dagopname) heeft plaatsgevonden. De behandelend artsen van appellante onderschrijven de arbeidsongeschiktheid van appellante, gelet op de uit de depressieve stoornissen voortvloeiende beperkingen zoals vermoeidheid, concentratieverlies, slapeloosheid, hoofdpijn, futloosheid en energieloosheid. Hiermee is onvoldoende rekening gehouden, zodat het Uwv de lichamelijke en psychische beperkingen van appellante heeft onderschat. Als gevolg daarvan zijn de geduide functies voor appellante niet geschikt.

3.1.2.

Ter zitting heeft appellante verzocht om een medisch deskundige in te schakelen en een beroep gedaan op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015 (ECLI:NL:ECHR:2015:1008JUD007721212, Korošec). Appellante heeft in dat verband aangevoerd dat de artsen van het Uwv haar psychische beperkingen te licht hebben ingeschat en dat zij niet over de financiële middelen beschikt om zelf een deskundige in te schakelen.

3.2.

Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraken bepleit.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. Deze regel lijdt in dit geval in zoverre uitzondering dat, wanneer de verzekerde na 52 weken ziekengeld te hebben ontvangen, blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in enig werk heeft hervat, als maatstaf geldt gangbare arbeid, zoals die nader is geconcretiseerd bij de EZWb. Het gaat daarbij om elk van deze functies afzonderlijk, zodat het voldoende is wanneer de hersteldverklaring wordt gedragen door ten minste één van de geselecteerde functies (zie de uitspraak van 22 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1225).

4.2.

In zijn uitspraak van 30 juni 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2226) heeft de Raad de uitgangspunten uiteengezet voor de toetsing door de bestuursrechter van de beoordeling door verzekeringsartsen van het Uwv. Het beroep van appellante op het arrest Korošec is aanleiding te oordelen over de in die uitspraak te onderscheiden stappen.

Stap 1: zorgvuldigheid van de besluitvorming

4.3.

De verzekeringsartsen hebben zorgvuldig onderzoek verricht naar de lichamelijke en psychische klachten van appellante. Zij hebben appellante gezien op een spreekuur dan wel een hoorzitting, haar onderzocht en alle beschikbare medische informatie meegewogen. Voor wat betreft de zorgvuldigheid van het onderzoek wordt tevens in overweging genomen dat de verzekeringsartsen bezwaar en beroep in hun rapporten van 15 november 2016 en 10 februari 2017 nog hebben gereageerd op de door appellante in beroep ingediende gronden en medische stukken.

Stap 2: equality of arms

4.4.

Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat in haar geval niet is voldaan aan het vereiste van gelijke procespositie. Zij heeft voldoende gelegenheid gehad om haar standpunt dat de medische beoordelingen door het Uwv niet juist zijn, te onderbouwen met medische gegevens en tegenbewijs te leveren. Appellante heeft in de procedures in bezwaar gebruik gemaakt van de mogelijkheid om nadere stukken in te dienen over aspecten van haar gezondheidssituatie en deze stukken (deels) alsook nieuwe stukken in beroep overgelegd. Er zijn geen aanwijzingen dat medische informatie ontbreekt dan wel dat het voor appellante, om financiële redenen dan wel anderszins, niet mogelijk is geweest om ontbrekende medische informatie bij haar behandelaars op te vragen. Dit is door appellante ter zitting, hiernaar gevraagd, beaamd. Van een oneerlijk proces, dan wel dat de handelwijze van het Uwv in strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, is geen sprake. Voor het benoemen van een onafhankelijk deskundige bestaat dan ook geen aanleiding.

Stap 3: inhoudelijke beoordeling

4.5.

Wat appellante verder in de hoger beroepen heeft aangevoerd is in essentie een herhaling van wat zij in de eerdere fase van de procedures naar voren heeft gebracht en geeft geen reden om van de oordelen van de rechtbank, neergelegd in de aangevallen uitspraken 1, 2 en 3, af te wijken en de aan die oordelen ten grondslag gelegde overwegingen niet te onderschrijven. Hieraan wordt het volgende toegevoegd. Het Uwv is bij het onderzoek naar de beperkingen van appellante uitgegaan van de door de behandelaars van appellante gediagnosticeerde depressie, matig en later matig ernstig van aard. Appellante is het niet eens met de vertaalslag door het Uwv van de diagnose naar de vastgestelde beperkingen. Zij concentreert zich echter op het ontbreken van een specialistisch psychiatrisch onderzoek, terwijl over de diagnose geen verschil van mening bestaat. Voor zover er nieuwe informatie is overgelegd, hebben de artsen van het Uwv hiermee kenbaar rekening gehouden. De nieuwe informatie heeft echter niet geleid tot het vaststellen van meer beperkingen bij appellante. De artsen van het Uwv hebben deugdelijk gemotiveerd waarom niet.

5. Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat de hoger beroepen niet slagen. De aangevallen uitspraken worden bevestigd.

6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.

Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van G.D. Alting Siberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2018.

(getekend) M.C. Bruning

(getekend) G.D. Alting Siberg

KS

» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature