Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Herziening en terugvordering. Boete. Werkzaamheden als zelfstandige. Schending inlichtingenplicht. Grove schuld. Verlaging boete.

Uitspraak



15/4519 WW

Datum uitspraak: 19 april 2017

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 mei 2015, 14/3727 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft drs. R.J. Dobbelaar hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door drs. Dobbelaar. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.F. Bär.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellant heeft in dienst van [vof 1] gewerkt als inkoper/verkoper van bloemen. Vanuit de situatie dat hij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet (WW) meldde hij zich op 14 april 2010 ziek met lichamelijke klachten. Nadat hem per 11 april 2012 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen was ontzegd, heeft het Uwv bij besluit van 23 april 2012 de uitkering van appellant op grond van de WW met ingang van 11 april 2012 voortgezet. Deze is berekend naar een arbeidsurenverlies van 39,77 uur per week.

1.2.

Naar aanleiding van een interne melding dat appellant werkzaamheden zou verrichten in een bloemenkiosk aan de [adres] is het Uwv een onderzoek gestart. In een onderzoeksrapport van de Dienst Handhaving-Uitvoering van het Uwv (DHH-Uitvoering) van 23 juli 2013 (onderzoeksrapport) is onder meer het volgende vermeld. Appellant is sinds

1 januari 2012 in het handelsregister ingeschreven onder de handelsnaam [vof 2]

, met als vestigingsadres [adres] en als activiteit detailhandel in bloemen, planten en aanverwante artikelen. Daarbij is appellants telefoonnummer vermeld. Als tweede vennoot in de vennootschap onder firma is de vader van appellant geregistreerd. Bij de inschrijving bij de Kamer van Koophandel op 7 oktober 2011 heeft appellant verklaard dat hij 60 uur per week in zijn onderneming werkzaam was. Volgens de gegevens van de Belastingdienst bedroeg de omzet van [vof 2] in 2012 € 163.966,- en in het eerste kwartaal van 2013 € 40.716,-. Van de vader van appellant zijn bij de Belastingdienst geen aangiften bekend met betrekking tot inkomsten als zelfstandige. Een sociaal rechercheur heeft op

4 maart 2013 en 18 maart 2013 waarnemingen verricht in de bloemenkiosk aan de [adres] en appellant daar gezien. De inspecteur van DHH‑Uitvoering heeft over de periode van 18 mei 2013 tot en met 27 mei 2013 waarnemingen verricht op dit adres, waaruit is gebleken dat appellant omstreeks 8.15 uur de bloemenwinkel opent, tijdens andere uren van de dag werkzaamheden verricht en daarbij ondersteuning krijgt van een oudere man, vermoedelijk zijn vader. Tijdens een gesprek van de inspecteur met appellant en zijn vader op 10 juni 2013 verklaarde appellant dat zijn vader alle werkzaamheden in [vof 2] verricht en dat hij zelf af en toe vrijwilligerswerk in de winkel verricht en heeft verricht. De vader van appellant heeft dit bevestigd.

1.3.

Bij besluit van 26 augustus 2013 heeft het Uwv de WW-uitkering van appellant vanaf 9 april 2012 herzien en de volgens het Uwv onverschuldigd betaalde WW-uitkering over de periode van 9 april 2012 tot en met 16 juni 2013 ten bedrage van € 30.831,40 teruggevorderd. Hieraan ligt ten grondslag dat appellant niet aan het Uwv heeft doorgegeven dat hij vanaf 9 april 2012 werkt als zelfstandige. Bij een tweede besluit van 26 augustus 2013 heeft het Uwv appellant in verband hiermee een boete opgelegd van € 30.831,40.

2. Bij beslissing op bezwaar van 26 maart 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van appellant tegen de besluiten van 26 augustus 2013 ongegrond verklaard.

3.1.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover het de hoogte van de opgelegde boete betreft, de boete vastgesteld op € 14.490,-, het boetebesluit van 26 augustus 2013 herroepen voor zover het de hoogte van de opgelegde boete betreft en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit voor wat betreft de opgelegde boete. Het Uwv is veroordeeld in de proceskosten van appellant en tot vergoeding van griffierecht.

3.2.

Over de herziening en terugvordering van de WW-uitkering heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv op grond van het onderzoeksrapport zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant werkzaam is geweest in het bloemenbedrijf van zijn vader. Uit de observaties blijkt dat appellant hele dagen aanwezig was en vele fysieke handelingen verrichtte. De stelling van appellant dat de observaties slechts korte momentopnames betroffen slaagt niet, nu hij niet nader heeft onderbouwd op grond waarvan zou moeten worden getwijfeld aan de observaties zoals vermeld in het rapport. Ook de inschrijving bij de Kamer van Koophandel, het aantal uren (60) dat daarbij is opgegeven, het feit dat de onderneming in 2011 eerst als eenmanszaak is geregistreerd door appellant en pas later omgezet is in een vennootschap onder firma met de vader van appellant én het telefoonnummer en e-mailadres van appellant maken het niet aannemelijk dat appellant in al die jaren slechts enkele hand- en spandiensten heeft verricht. Dat appellant bij de Belastingdienst grote bedragen aan privé-onttrekkingen heeft opgegeven en het feit dat appellant jarenlang zelfstandigenaftrek heeft opgevoerd, versterken dit beeld. Appellant heeft het bij de Kamer van Koophandel geregistreerde telefoonnummer ook opgegeven bij zijn aanvraag van een WIA-uitkering en bij het Werkbedrijf Uwv. Niet aannemelijk is dat een klachtbrief van appellant over de standplaats van de bloemenkraam aan de [straat] afkomstig zou zijn van de vader van appellant. Hetgeen appellant overigens heeft aangevoerd om aan te tonen dat hij niet werkzaam is geweest in het bloemenbedrijf van zijn vader heeft de rechtbank in het licht bezien van het voorgaande niet van het tegendeel kunnen overtuigen. Appellant heeft daarom de inlichtingenplicht geschonden, zodat het Uwv gehouden was de onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen.

3.3.

Over de boete heeft de rechtbank overwogen dat appellant opzettelijk handelen in strijd met de inlichtingenplicht kan worden verweten. Hij heeft niet alleen werkzaamheden verricht voor de bloemenkiosk van zijn vader, maar daaruit over de jaren 2012 en 2013 ook een aanzienlijk belastingvoordeel genoten. Daarmee is sprake van een zodanige verwijtbaarheid dat het opleggen van de maximale boete over de periode tot 1 januari 2013 van € 2.269,- en over de periode vanaf 1 januari 2013 van € 12.211,29, in totaal € 14.480,29 en afgerond op een veelvoud van € 10,- tot € 14.490,- evenredig is.

4.1.

In hoger beroep heeft appellant staande gehouden dat hij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden. Hij heeft nooit een substantiële inbreng gehad in de bloemenzaak van zijn vader. Hij was daar zo nu en dan aanwezig en verrichtte slechts enige hand- en spandiensten. Wanneer het Uwv zijn observaties niet had beperkt tot korte momentopnames dan was dit duidelijk geworden. De inschrijving van appellant in het handelsregister als vennoot van [vof 2] had louter het doel om zijn vader ter wille te zijn. Deze voerde de onderneming volledig en de inkomsten zijn aan zijn vader toegekomen. Appellant heeft over de periode van 9 april 2012 tot 16 juni 2013 geen zelfstandigenaftrek bij zijn belastingaangifte opgevoerd, dit betrof aangiften over voorgaande jaren. Nu appellant niet gewerkt heeft en geen inkomsten heeft genoten is er geen grondslag voor herziening en terugvordering van de WW-uitkering en het opleggen van een boete. Indien toch een boete zou worden opgelegd, dan mag dat uitsluitend op grond van het voor 1 januari 2013 geldende boeteregime, omdat de overtreding is begonnen voor die datum en na die datum geen sprake is geweest van een wijziging van omstandigheden die een nieuwe informatieplicht zou kunnen creëren. Voorts kan slechts sprake zijn van geringe of hooguit normale verwijtbaarheid, met de daaraan verbonden lagere boetepercentages. Ten slotte dient de boete op grond van zijn financiële situatie aanzienlijk gematigd te worden.

4.2.

Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.

5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

5.1.

Voor de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen wordt verwezen naar de onderdelen 4.1 tot en met 4.3 van de aangevallen uitspraak, met dien verstande dat ingevolge artikel 27a, eerste lid, van de WW zoals dat met ingang van 1 januari 2017 luidt, indien de overtreding niet opzettelijk is begaan, de boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het wetboek van Strafrecht bedraagt. Dit maximum bedraagt € 8.200,-.

Herziening en terugvordering

5.2.

Vooropgesteld wordt dat het bij een herziening van een uitkering als hier aan de orde gaat om een belastend besluit, waarbij het aan het bestuursorgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten en omstandigheden te vergaren en daarmee te onderbouwen dat geen of minder recht op een uitkering heeft bestaan. Die plicht om informatie te vergaren brengt mee dat het Uwv in het voorliggende geval feiten moet aandragen aan de hand waarvan aannemelijk is dat appellant zonder daarvan melding te doen vanaf 9 april 2012 meer dan 39,77 uur per week heeft gewerkt als zelfstandige, waardoor hij zijn werknemerschap heeft verloren en dus alsnog geen recht had op een WW-uitkering.

5.3.

Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het Uwv hierin is geslaagd. De gegevens in het onderzoek, zoals weergegeven in 1.2, zijn een voldoende onderbouwing en zijn door appellant niet dan wel niet overtuigend betwist. Aansluitend aan wat de rechtbank heeft overwogen is daarvoor van belang dat appellant vanaf 1 januari 2012 als vennoot van [vof 2] in het handelsregister is ingeschreven en bij de inschrijving bij de Kamer van Koophandel heeft verklaard 60 uur per week in de onderneming werkzaam te zijn. Zijn verklaring dat deze inschrijving slechts diende om zijn vader ter wille te zijn, die de onderneming feitelijk alleen zou voeren, is niet geloofwaardig. Zijn vader heeft over de omzet van [vof 2] geen aangifte gedaan. Verder heeft appellant blijkens zijn aangifte inkomstenbelasting 2013, die in de procedure bij de rechtbank is overgelegd, over dat jaar winst uit onderneming opgegeven en zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling verzocht. Niet valt in te zien dat dit, naar appellant ter zitting heeft verklaard, op een vergissing van de boekhouder zou berusten.

5.4.

Gelet hierop heeft het Uwv de WW-uitkering terecht met ingang van 9 april 2012 ingetrokken. Tegen de terugvordering heeft appellant geen zelfstandige gronden aangevoerd.

Boete

5.5.

Er is terecht een boete opgelegd over de gehele periode van 9 april 2012 tot en met 16 juni 2013. Het handelen of nalaten in strijd met de inlichtingenplicht voor en na 1 januari 2013 kan – los van elkaar – bestraft worden met een boete naar het dan geldende sanctieregime (zie de uitspraak van 24 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3754, punt 5.7).

5.6.1.

Wat betreft de afstemming van de boete op de verwijtbaarheid van de betrokkene zijn in vaste jurisprudentie (bijvoorbeeld de uitspraak van 11 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:8) de volgende uitgangspunten neergelegd. Een beboetbare gedraging leidt bij “gewone” verwijtbaarheid tot een boete ter hoogte van 50% van het benadelingsbedrag. Afwijking van dit percentage naar boven is gerechtvaardigd indien sprake is van opzet of grove schuld. Onder opzet in dit verband wordt verstaan: het willens en wetens handelen of nalaten, wat ertoe heeft geleid dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan uitkering is ontvangen. Onder grove schuld wordt verstaan: een ernstige, aan opzet grenzende, mate van nalatigheid, waardoor ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan uitkering is ontvangen. Aangezien opzet of grove schuld zijn te beschouwen als verzwarende omstandigheden, die zullen leiden tot een hogere boete, ligt het op de weg van het bestuursorgaan om aan te tonen dat daarvan sprake is. Afwijking van dit percentage naar beneden is aangewezen indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid bij de overtreder. Het bestuursorgaan dient op basis van de beschikbare informatie, zo nodig aangevuld met door de betrokkene nader te verstrekken inlichtingen of gegevens, te beoordelen of sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

5.6.2.

De rechtbank is bij het opleggen van de boete in navolging van het Uwv uitgegaan van een opzettelijke overtreden van de inlichtingenplicht door appellant. De motivering van de rechtbank – het feit dat appellant werkzaamheden heeft verricht en een belastingvoordeel heeft genoten – is daarvoor echter niet dragend. In het bestreden besluit heeft het Uwv dit niet gemotiveerd. Ter zitting heeft de gemachtigde van het Uwv verklaard dat sprake is van opzet omdat appellant en zijn vader een constructie hebben opgezet waarmee zij, door het bewust creëren van onduidelijkheid, geldelijk gewin beogen. Voor deze conclusie is geen nadere motivering gegeven en voor het aannemen van een constructie bestaan onvoldoende aanknopingspunten. Wel is, gelet op de gedragingen en feiten zoals weergegeven onder 2.1, de lange duur en grote omvang van de werkzaamheden, sprake van grove schuld. Dit leidt ertoe dat de boete over de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 juni 2013 verlaagd dient te worden tot 75% van het benadelingsbedrag over die periode, te weten € 9.158,47. Dit tezamen met de boete over de periode van 9 april 2012 tot 1 januari 2013, die ook na verlaging tot 75% van het benadelingsbedrag gemaximeerd blijft op € 2.269,-, tot een boete van € 11.427,47 leiden. Gelet op het maximumbedrag dat op grond van artikel 27a, eerste lid, van de WW bij grove schuld mogelijk is, betekent dat in dit geval een boete van € 8200,- wordt opgelegd.

5.6.3.

Voor matiging van de boete wegens de financiële draagkracht van appellant is geen aanleiding. Appellant heeft, hoewel daartoe door het Uwv meermalen in de gelegenheid gesteld, geen informatie verschaft over zijn inkomens- en vermogenspositie, zodat niet vastgesteld kan worden of er aanleiding is de boete wegens verminderde financiële draagkracht te matigen. Een boete van € 8200,- is onder deze omstandigheden evenredig.

5.7.

Wat in 5.2 tot en met 5.6.3 is overwogen leidt tot de slotsom dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor vernietiging in aanmerking voor zover de rechtbank daarin de hoogte van de boete heeft vastgesteld op € 14.490,-. Met toepassing van artikel 8:72a van de Algemene wet bestuursrecht wordt een boete opgelegd van € 8200,-.

6. Het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten van appellant in hoger beroep. Deze worden vastgesteld op € 990,- voor kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij de rechtbank het bedrag van de boete heeft vastgesteld op € 14.490,-;

stelt het bedrag van de boete vast op € 8200,- en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 26 maart 2014;

bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;

veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 990,-;

bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 123,- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en J.S. van der Kolk en E. Dijt als leden, in tegenwoordigheid van R.H. Budde als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2017.

(getekend) H.G. Rottier

(getekend) R.H. Budde

NW

» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature