Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening. Kortsluiting. Toepassing kostendelersnorm bij inwonende zoon zonder inkomen. Mantelzorg. Geen schending art.1 EP. Geen noodzaak tot maatwerk.

Uitspraak



16/6717 PW, 16/6718 PW-VV

Datum uitspraak: 21 december 2016

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

Uitspraak met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het hoger beroep tegen de tussenuitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 3 mei 2016, 16/ 1581 (aangevallen tussenuitspraak) en de einduitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 september 2016, 16/1581 (aangevallen einduitspraak) en op het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb van

26 oktober 2016

Partijen:

[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraken en een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan. Tevens heeft verzoekster nog nadere stukken ingediend.

De Svb heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2016. Verzoekster is, met bericht, niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door

mr. A. van der Weerd.

OVERWEGINGEN

1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Verzoekster, geboren in 1934, ontvangt een gedeeltelijk ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en tevens een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering van de Nederlandse Antillen en Aruba (AOV-pensioen). In aanvulling hierop ontvangt verzoekster vanaf 2001 bijstand, laatstelijk in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande. Verzoekster woont samen met haar meerderjarige zoon in dezelfde woning.

1.2.

Bij besluit van 15 oktober 2015 heeft de Svb de AIO-aanvulling van verzoekster met toepassing van de in artikel 22a van de PW opgenomen kostendelersnorm met ingang van

1 juli 2015 verlaagd naar 50% van de gehuwdennorm voor pensioengerechtigden en de over de periode van 1 juli 2015 tot en met 30 september 2015 te veel uitgekeerde AIO-aanvulling tot een bedrag van € 568,68 van verzoekster teruggevorderd (besluit 1). Aan deze besluitvorming ligt ten grondslag dat de zoon van verzoekster met ingang van 1 juli 2015 als kosten delende medebewoner moet worden aangemerkt.

1.3.

Bij afzonderlijk besluit van 15 oktober 2015 heeft de Svb de totaal over de periode van

1 januari 2015 tot en met 30 september 2015 teveel uitgekeerde AIO-aanvulling vastgesteld op een bedrag van € 845,08 en dat bedrag van verzoekster teruggevorderd. Hierbij heeft de Svb verzoekster een betalingsregeling voorgesteld waarbij maandelijks € 36,- op de

AIO-aanvulling wordt ingehouden ter aflossing op het terugvorderingsbedrag (besluit 2).

1.4.

De Svb heeft bij besluit van 22 februari 2016 (bestreden besluit) het bezwaar van verzoekster tegen besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard. Aan dit besluit heeft de Svb op de onder 1.2 weergegeven grond aanvullend ten grondslag gelegd dat de AIO-uitkering over de maanden januari tot en met juni 2015 opnieuw berekend is met de inmiddels ontvangen gegevens over de betaling van het AOV-pensioen en dat daaruit volgt dat € 258,40 teveel AIO-aanvulling is betaald. Ten aanzien van de in besluit 2 opgenomen betalingsregeling heeft de Svb besloten de aflossingscapaciteit van verzoekster nader te onderzoeken.

2.1.

Bij de aangevallen tussenuitspraak heeft de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster afgewezen. Hierbij heeft de rechtbank overwogen dat de Svb de kostendelersnorm terecht heeft toegepast en dat de Svb bevoegd was de over de periode van

1 juli 2015 tot en met 30 september 2015 tot een bedrag van € 586,68 aan ten onrechte verleende AIO-aanvulling van verzoekster terug te vorderen in verband met de per 1 juli 2015 toe te passen kostendelersnorm. Voor wat betreft de terugvordering van het bedrag van € 258,40 aan ten onrechte verleende AIO-aanvulling over de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 juni 2015 heeft de rechtbank geoordeeld dat de Svb niet bevoegd was tot terugvordering omdat een herzienings- dan wel intrekkingsbesluit ontbreekt. De rechtbank heeft de Svb in de gelegenheid gesteld dit gebrek te herstellen.

2.2.

De Svb heeft het door de rechtbank geconstateerde gebrek hersteld bij herzieningsbesluit van 19 mei 2016, waarop verzoekster haar zienswijze heeft gegeven. Aan deze herziening ligt ten grondslag dat de daadwerkelijk aan verzoekster uitbetaalde AOV-pensioenbedragen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 juni 2015 hoger waren dan de bedragen waarmee de Svb bij de bijstandsverlening rekening had gehouden.

2.3.

Bij besluit van 19 juni 2016 heeft de Svb in aanvulling op het bestreden besluit verzoekster meegedeeld dat van haar AIO-aanvulling maandelijks een bedrag van € 25,- wordt verrekend met de schuld van verzoekster aan de Svb van € 845,08.

2.4.

Bij de aangevallen einduitspraak heeft de rechtbank, gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Daarbij heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten en bepaald dat de Svb het door verzoekster betaalde griffierecht tot een bedrag van € 46,- vergoedt.

3. Verzoekster heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.

4. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Gelet op het bepaalde in artikelen 8:81, 8:86 en 8:108, eerste lid, van de Awb kan, als hoger beroep is ingesteld bij de Raad, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist en kan hij na de zitting onmiddellijk uitspraak doen in de bodemzaak, indien naar zijn oordeel nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van die zaak. Verzoekster heeft, gelet op haar uiteengezette financiële positie, een spoedeisend belang bij haar verzoek. Nu nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, wordt daarin ook onmiddellijk uitspraak gedaan.

4.2.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat het geschil betrekking heeft op de toepassing van de kostendelersnorm met ingang van 1 juli 2015 en de (omvang van de) terug- en invordering van € 845,08 in verband met de teveel verleende AIO-aanvulling over de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 september 2015. Dit betekent dat de beroepsgronden van verzoekster die betrekking hebben op voorgaande procedures of kwesties buiten dit geschil niet worden beoordeeld.

Kostendelersnorm

4.3.1.

Met ingang van 1 januari 2015 is de PW in de plaats gekomen van de WWB en is met artikel 22a van de PW de “Kostendelersnorm” ingevoerd. In deze zaak is van toepassing de tekst van deze bepaling zoals die luidde tot 1 januari 2016. Volgens het eerste lid van deze bepaling is, indien de belanghebbende met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, de norm per kalendermaand voor de belanghebbende, behoudens de uitzonderingssituaties zoals genoemd in het derde en vierde lid:

((40% + A × 30%) / A) × B

Hierbij staat A voor het totaal aantal meerderjarige personen dat in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft en B voor de rekennorm als bedoeld in het tweede lid.

4.3.2. Vaststaat dat verzoekster met haar meerderjarige zoon in één woning woont en dat haar AIO-aanvulling door toepassing van de kostendelersnorm met ongeveer € 325,- per maand is verlaagd.

4.3.3. Verder staat voorop dat artikel 22a van de PW dwingendrechtelijk van aard is en - behoudens de uitzonderingssituaties die zijn opgenomen in het derde en vierde lid van dit artikel, zoals dat luidde tot 1 januari 2016 - geen ruimte biedt voor afwijking dan wel het buiten toepassing laten van de kostendelersnorm.

4.3.4. Zoals volgt uit de uitspraak van 1 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3870, speelt, anders dan verzoekster aanvoert, bij toepassing van de kostendelersnorm de aard van het inkomen van elk van de kosten delende medebewoners geen rol. Evenmin is van belang of die medebewoners de kosten feitelijk delen en of elk van hen daadwerkelijk bijdraagt in die kosten. Het standpunt van verzoekster dat de kostendelersnorm niet kan worden toegepast omdat de inwonende zoon van verzoekster geen inkomen heeft wordt dan ook niet gevolgd.

4.3.5. Verzoekster heeft aangevoerd dat de kostendelersnorm in haar situatie niet mag worden toegepast omdat haar zoon haar de noodzakelijke zorg verleend in verband met haar lichamelijke en psychische gesteldheid. Deze beroepsgrond slaagt niet. De wetgever heeft er bewust voor gekozen om de kostendelersnorm ook van toepassing te laten zijn op personen die een woning delen met een bloedverwant in de eerste of tweede graad en waarbij sprake is van een zorgbehoefte (Kamerstukken II 2013/14, 33 801, nr. 19, blz. 15-16). Tevens volgt uit de uitspraak van 1 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3875, dat de redenen van de gezamenlijke bewoning los staan van de voordelen waarmee de kostendelersnorm rekening houdt. Deze voordelen zijn ook aanwezig als sprake is van het verlenen van mantelzorg. De wetgever heeft mantelzorgsituaties bewust niet willen uitzonderen van de kostendelersnorm. Dat de zoon van verzoekster mantelzorg verleent en geen zelfstandig inkomen heeft, waardoor er geen stapeling is van uitkeringen binnen het huishouden van verzoekster, betekent dus niet dat de kostendelersnorm niet op haar van toepassing is.

4.3.6. Anders dan verzoekster heeft aangevoerd leidt de verlaging van de bijstand door toepassing van de kostendelersnorm niet tot schending van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP). Zoals de Raad in de uitspraken van 1 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3872 en ECLI:NL:CRVB:2016:3873, heeft overwogen is bij toepassing van de kostendelersnorm weliswaar sprake van inmenging in het eigendomsrecht maar van betekenis is dat deze inmenging bij wet is voorzien en daaraan een legitieme doelstelling in het algemeen belang ten grondslag ligt. De vraag of sprake is van een voor een gerechtvaardigde inmenging in het eigendomsrecht vereist proportioneel middel, dan wel of toepassing van de kostendelersnorm tot een buitensporig zware last leidt, moet, zoals blijkt uit de voornoemde uitspraken, individueel worden beoordeeld. Ook in dit verband heeft verzoekster er op gewezen dat haar zoon geen inkomen heeft en dat zij door het niet met hem kunnen delen van de kosten in een schrijnende financiële situatie is terechtgekomen.

4.3.7. Wat verzoekster naar voren heeft gebracht over haar financiële situatie is onvoldoende om te kunnen oordelen dat in haar geval sprake is van een buitensporig zware last. Verzoekster heeft weliswaar stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij diverse, aanzienlijke schulden heeft en dat er gerechtelijke procedures over deze schulden lopen, maar hieruit is geenszins af te leiden dat deze schulden zijn ontstaan als gevolg van de verlaging van de bijstand door toepassing van de kostendelersnorm per 1 juli 2015. De stelling dat de zoon van verzoekster geen bijdrage kan leveren in de kosten heeft verzoekster niet met verifieerbare stukken onderbouwd. Hierbij moet nog aangetekend worden dat verzoekster niet uiteen heeft gezet om welke reden haar zoon geen inkomen heeft. Niet valt in te zien dat de zoon van verzoekster, indien hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert, geen bijstand kan aanvragen. Evenmin heeft verzoekster duidelijk gemaakt of er voor de door haar zoon verleende mantelzorg een persoonsgebonden budget is of kan worden aangevraagd of verkregen.

4.3.8. Voorts heeft verzoekster aangevoerd dat de Svb ten onrechte geen maatwerk heeft verleend aangezien de bijstand op grond van artikel 18, eerste lid, van de PW, in afwijking van toepassing van de kostendelersnorm, afgestemd had moeten worden op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van verzoekster. Deze grond slaagt evenmin omdat de door verzoekster aangevoerde omstandigheden, gelet op dat wat in 4.3.7 is overwogen, geen zeer bijzondere omstandigheden vormen die afstemming van de bijstand rechtvaardigen.

Terugvordering en verrekening

4.4.1. Verzoekster wordt op grond van het volgende niet gevolgd in haar stelling dat de Svb het terugvorderingsbedrag van (€ 586,68 + € 258,40 =) € 845,08 niet juist heeft vastgesteld.

4.4.2. De Svb heeft bij brief van 5 december 2016, onder verwijzing naar de in 1.2 vermelde besluitvorming, uiteengezet dat bij de uitbetaling van de AIO-aanvulling over de maanden juli en augustus 2015 ten onrechte geen rekening is gehouden met de vanaf 1 juni 2015 van toepassing zijnde kostendelersnorm en dat vanaf 2 september 2015 de betaling was geschorst (lees: geblokkeerd) omdat verzoekster in gebreke was gebleven de door de Svb gevraagde financiële gegevens te verstrekken. Daardoor is tweemaal € 324,50 teveel aan AIO-aanvulling aan verzoekster uitgekeerd en eenmaal € 62,32 te weinig, zodat de terugvordering in verband met de toepassing van de kostendelersnorm totaal is vast te stellen op een bedrag van

€ 586,68. Er is geen aanleiding om deze berekening niet te volgen.

4.4.3. Voor wat betreft de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 juni 2015 heeft de Svb bij de in 4.4.2 genoemde brief, onder verwijzing naar het in 2.2 vermelde herzieningsbesluit van 19 mei 2016 en daarbij behorende berekeningsoverzicht, uiteengezet dat op basis van de door verzoekster op 28 september 2015 verstrekte bankafschriften is vastgesteld dat over deze periode uitgegaan had moeten worden van een AOV-pensioen van € 285,49 per maand. De Svb had echter een lager bedrag bij de bijstandsverlening aan verzoekster in aanmerking genomen wat er toe heeft geleid dat er over deze periode teveel AIO-aanvulling én vakantiegeld is betaald. Met de in het besluit van 19 mei 2016 opgenomen berekening heeft de Svb voldoende gemotiveerd dat het terugvorderingbedrag over deze periode moet worden vastgesteld op een bedrag van € 258,40.

4.4.4. Gelet op artikel 4:125 van de Awb gelezen in samenhang met de uitspraak van de Raad van 22 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4828 zal de Raad het in 2.3 vermelde besluit van 19 juni 2016 bij zijn beoordeling van de terugvordering betrekken. Verzoekster heeft in dit verband aangevoerd dat de Svb niet tot de in dit besluit opgenomen verrekening heeft kunnen besluiten gelet op aflossingen op andere schulden en de op haar inkomen gelegde beslagen. Ter zitting heeft de gemachtigde van de Svb uiteengezet dat de hoogte van het met de AIO-aanvulling te verrekenen bedrag op € 25,- per maand is vastgesteld omdat verzoekster na herhaalde verzoeken geen informatie heeft verstrekt over haar financiële draagkracht.

4.4.5. Verzoekster was op grond van 60, eerste lid, in verbinding met artikel 47b van de PW gehouden aan de Svb inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de terugvordering van € 845,08. Uit de gedingstukken is op te maken dat de Svb verzoekster herhaaldelijk om financiële informatie heeft verzocht. Nu zij deze verplichting niet is nagekomen, was de Svb bevoegd om met toepassing van artikel 60, zesde lid, aanhef en onder b, in verbinding met artikel 47b van de PW een bedrag van € 25,- per maand van de AIO-aanvulling te verrekenen met het van verzoekster terug te vorderen bedrag van € 845,08, zonder de voor verzoekster geldende beslagvrije voet in aanmerking te nemen. Overigens wijst de Raad er in dit verband nog op dat de terugvordering van kosten van bijstand op grond van artikel 60, zevende lid, van de PW een bevoorrechte vordering betreft.

Beslag

4.5.1. Verzoekster heeft aangevoerd het niet eens te zijn met het beslag dat diverse schuldeisers hebben gelegd op haar inkomen.

4.5.2. Executoriaal beslag onder derden is geregeld in de artikelen 475 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierin zijn onder meer voorschriften gegeven over de wijze waarop een deugdelijk beslag wordt gelegd, de omvang daarvan en de gevolgen voor de daarbij betrokkenen. Verzoekster kan zich met betrekking tot de gelegde beslagen wenden tot de beslagleggers of haar gronden tegen de executie inbrengen in een door haar aanhangig te maken civiele procedure met als inzet opheffing van het beslag voor zover dit beslag de beslagvrije voet te boven gaat. De civiele rechter zal de berekening van de beslagvrije voet dan volledig toetsen.

4.5.3. Met betrekking tot dat wat verzoekster tegen de gelegde beslagen, heeft aangevoerd komt de Svb noch de bestuursrechter in dit geding dan ook enige bevoegdheid toe. Vergelijk de uitspraak van 8 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2511.

Griffierecht

4.6.1. Anders dan verzoekster heeft aangevoerd heeft de rechtbank in de aangevallen einduitspraak terecht bepaald dat de Svb éénmaal het door verzoekster betaalde griffierecht van € 46,- dient te vergoeden. Gelet op de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening bij de aangevallen tussenuitspraak komt het ten behoeve van die procedure betaalde griffierecht niet voor vergoeding in aanmerking.

Conclusie

4.7.1. Uit 4.3.1 tot en met 4.6.1 volgt dat het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraken niet slaagt. De aangevallen uitspraken zullen dan ook worden bevestigd. Gelet hierop bestaat geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening, zodat het verzoek daartoe moet worden afgewezen.

4.7.2. Gelet op 4.4.4 en 4.4.5 zal de Raad tevens het beroep tegen het besluit van 19 juni 2016 ongegrond verklaren.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep

bevestigt de aangevallen uitspraken;

verklaart het beroep tegen het besluit van 19 juni 2016 ongegrond;

wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.

Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van M.S. Spek als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2016.

(getekend) O.L.H.W.I. Korte

(getekend) M.S. Spek

HD

» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature