U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

De Raad stelt vast dat appellant, nadat zijn eerdere aanvraag om bijstand bij besluit van 17 augustus 2007 buiten behandeling was gesteld, op 2 oktober 2007 geen aanvraag voor een bijstandsuitkering heeft gedaan en de verlening van bijstand derhalve ook niet aan de orde was, maar uitsluitend heeft verzocht om de afgifte van een doelgroepverklaring. Een dergelijk verzoek is niet gericht op zelfstandig rechtsgevolg. Dit betekent dat de brief van 30 oktober 2007 geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb bevat. De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat het College het bezwaar tegen de brief van 30 oktober 2007 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Uitspraak



09/2985 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 16 april 2009, 08/4861 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda (hierna: College)

Datum uitspraak: 31 januari 2012

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R.G. van den Heuvel, advocaat te Gouda, hoger beroep ingesteld.

Het College heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2011. Voor appellant is verschenen mr. Van den Heuvel. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door C.M.P. de Wit, werkzaam bij de gemeente Gouda.

II. OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1. Op 10 juli 2007 heeft appellant een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd in de gemeente Gouda. Omdat hij ten tijde van de aanvraag geen vast woonadres had en hij tot de doelgroep dak- en thuislozen behoorde, heeft het College appellant toestemming verleend om het adres van [naam omvanghuis] in [vestigingsplaats] als briefadres te gebruiken. Hiertoe is aan appellant bij brief van 10 juli 2007 een zogenaamde doelgroepverklaring verstrekt, geldig tot en met 30 september 2007. Omdat appellant niet heeft voldaan aan het verzoek van het College bepaalde gegevens te verstrekken, is bij besluit van 17 augustus 2007 de aanvraag van appellant met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld.

1.2. Op 2 oktober 2007 heeft, na een telefonisch verzoek daartoe van appellant, tussen appellant en de Dienst Arbeid en Inkomen van de gemeente Gouda een gesprek plaatsgevonden om te beoordelen of appellant - opnieuw - in aanmerking kwam voor een doelgroepverklaring. Bij brief van 30 oktober 2007 heeft het College appellant de afgifte van de doelgroepverklaring geweigerd, omdat hij niet heeft meegewerkt aan het onderzoek om vast te kunnen stellen of hij tot de doelgroep dak- en thuislozen behoort.

Tegen deze brief heeft appellant bezwaar gemaakt.

1.3. Bij besluit van 18 januari 2008 heeft het College aan appellant bijstand toegekend met ingang van 21 november 2007, de datum waarop appellant zich heeft laten registreren bij het Centrum voor werk en inkomen.

1.4. Bij besluit van 26 mei 2008 heeft het College de bezwaren van appellant tegen de brief van 30 oktober 2007 niet-ontvankelijk verklaard. Het College heeft hieraan, samengevat, ten grondslag gelegd dat appellant op 2 oktober 2007 geen aanvraag voor een uitkering op grond van de WWB heeft ingediend en dat noch het weigeren van een doelgroepverklaring noch het weigeren van toestemming voor inschrijving op het adres van [naam omvanghuis] besluiten zijn als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb .

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 26 mei 2008 ongegrond verklaard.

3. Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daarbij heeft hij, voor zover hier van belang, aangevoerd dat de brief van 30 oktober 2007 wel een besluit bevat in de zin van artikel 1:3 van de Awb omdat de weigering een doelgroepverklaring te verstrekken impliciet een negatieve beoordeling inhoudt van zijn aanvraag om bijstand.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. Het in deze zaak van belang zijnde wettelijk kader luidt als volgt.

4.1.1. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de WWB bestaat het recht op bijstand jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bijstand aan een belanghebbende zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt verleend door het college van een bij die maatregel aan te wijzen gemeente.

4.1.2. Ingevolge artikel 40, tweede lid, van de WWB verbindt het college aan de verlening van bijstand aan een belanghebbende zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens de verplichting dat hij aangifte doet van een door hen ter beschikking gesteld briefadres als bedoeld in artikel 1 van die wet.

4.1.3. In artikel 11, eerste lid, van het Besluit WWB 2007 is de gemeente Gouda aangewezen als gemeente als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de WWB . Artikel 11, tweede lid, van het Besluit WWB 2007 bepaalt dat de bijstand aan de adresloze wordt verleend door het college van de gemeente waar de belanghebbende zich op het moment van zijn aanvraag bevindt.

4.2. Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 28 september 2010, LJN BN8835, heeft een college beleidsvrijheid ten aanzien van de keuze welk adres aan de adresloze ter beschikking wordt gesteld. Ter invulling daarvan heeft het College besloten het adres van de opvang voor dak- en thuislozen bij [naam omvanghuis] als briefadres ter beschikking te stellen. Met de afgifte van een zogenaamde doelgroepverklaring verplicht het College de belanghebbende zich te melden bij het Kompas voor de administratieve inschrijving. De doelgroepverklaring wordt afgegeven aan personen die behoren tot de doelgroep dak- en thuislozen.

4.3. De verplichting dat de adresloze aangifte doet van een door het College ter beschikking gesteld briefadres, waaraan in de gemeente Gouda pas kan worden voldaan als aan de adresloze een doelgroepverklaring is verstrekt, is gelet op het bepaalde in artikel 40, tweede lid, van de WWB verbonden aan de verlening van bijstand aan de adresloze. Naar het oordeel van de Raad volgt hieruit dat, indien verlening van bijstand aan de adresloze niet aan de orde is, aan de doelgroepverklaring geen zelfstandige betekenis toekomt. Daarbij komt dat, zoals door de gemachtigde van het College ter zitting is gesteld, een dak- en thuisloze ook zonder doelgroepverklaring in aanmerking kan komen voor bijstand.

4.4. De Raad stelt vast dat appellant, nadat zijn eerdere aanvraag om bijstand bij besluit van 17 augustus 2007 buiten behandeling was gesteld, op 2 oktober 2007 geen aanvraag voor een bijstandsuitkering heeft gedaan en de verlening van bijstand derhalve ook niet aan de orde was, maar uitsluitend heeft verzocht om de afgifte van een doelgroepverklaring. Gelet op wat de Raad heeft overwogen in 4.3, is de beslissing op een dergelijk verzoek niet gericht op zelfstandig rechtsgevolg. Dit betekent dat de brief van 30 oktober 2007 geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb bevat. De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat het College het bezwaar tegen de brief van 30 oktober 2007 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

4.5. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.

5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en J.N.A. Bootsma en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2012.

(get.) A.B.J. van der Ham.

(get.) R.L.G. Boot.

HD


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature