Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Verlaging toeslag. Appellante kan niet worden gevolgd in de stelling dat de overdracht van bevoegdheden in het kader van de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Sociale Dienst Pentasz Mergelland in strijd zou zijn met de bedoeling van artikel 43 van de WWB. De zoon van appellante kan niet als een belanghebbende worden aangemerkt bij de besluitvorming over de bijstand van appellante. Hij kan niet worden aangemerkt als subject van de hier in geding zijnde bijstandsverlening. Dit brengt mee dat hij niet kan worden beschouwd als een persoon met een bij het besluit tot wijziging van de bijstand van appellante rechtstreeks betrokken belang.

Uitspraak



10/628 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 21 december 2009, 09/420 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

het Dagelijks Bestuur van de Regionale Sociale Dienst Pentasz Mergelland, gevestigd te Gulpen (hierna: Dagelijks Bestuur)

Datum uitspraak: 31 januari 2012

I. PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R.C.C.M. Nadaud, advocaat te Vaals, hoger beroep ingesteld.

Het Dagelijks Bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2011. Voor appellante is verschenen mr. S. Ikiz, kantoorgenoot van mr. Nadaud. Het Dagelijks Bestuur heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.

II. OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1. Bij besluit van 9 september 2008, gehandhaafd bij besluit van 12 februari 2009, heeft het Dagelijks Bestuur de bijstand die appellante ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande ontving zodanig gewijzigd, dat aan haar met ingang van 1 augustus 2008 een toeslag wordt verstrekt van 10% in plaats van 20%. Aan de besluitvorming ligt ten grondslag dat de bij appellante inwonende zoon, [zoon] (hierna: [zoon]), geboren [in] 1988, een inkomen heeft hoger dan 36% van het minimumloon. Hierdoor kan appellante de woonlasten delen met een niet ten laste komend inwonend kind. Het Dagelijks Bestuur heeft zich hierbij gebaseerd op artikel 1, eerste lid en derde lid, onder 2 en 6, en artikel 3, eerste en derde lid, van de Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB Pentasz Mergelland 2008 e.v. (hierna: de Verordening). Voor de tekst van deze bepalingen verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 12 februari 2009 ongegrond verklaard.

3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat de mandatering van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Vaals aan het Algemeen Bestuur van Pentasz en de mandatering van het Algemeen Bestuur van Pentasz aan het Dagelijks Bestuur en de mandatering van het Dagelijks Bestuur aan zes medewerkers “een ver van mijn bed show” is en in strijd is met de bedoeling van artikel 43 van de WWB . Met dit artikel is immers beoogd dat over de bijstand wordt beslist door het College van burgemeester en wethouders van de plaats waar de bijstandsgerechtigde woont. Namens appellante is verder gesteld dat de verlaging van de toeslag in strijd is met artikel 1, eerste lid, van de Verordening. Ingevolge dat artikel gelden de bepalingen van de Verordening alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder. [zoon] was, toen het besluit van 9 september 2008 werd genomen, nog geen 21 jaar, zodat de Verordening niet op hem kon worden toegepast. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat deze redenering niet opgaat omdat [zoon] geen belanghebbende zou zijn.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.1. Artikel 8b van de WWB luidt als volgt: ? indien bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen de uitvoering van deze wet volledig is overgedragen aan het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van die wet, treedt dat bestuur voor de toepassing van deze wet, met uitzondering van paragrafen 7.1 en 7.3, in de plaats van de betrokken colleges.”

4.1.2. Ingevolge artikel 43, eerste lid, van de WWB stelt het College het recht op bijstand op schriftelijke aanvraag of, indien een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is, ambtshalve vast.

4.1.3. De Raad stelt voorop dat namens appellante niet langer wordt bestreden dat de besluiten van 9 september 2008 en 12 februari 2009 bevoegd zijn genomen. De Raad kan appellante niet volgen in de stelling dat de overdracht van bevoegdheden in het kader van de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Sociale Dienst Pentasz Mergelland in strijd zou zijn met de bedoeling van artikel 43 van de WWB. Artikel 8b van de WWB biedt hiertoe juist uitdrukkelijk de mogelijkheid, terwijl artikel 43 van de WWB niets bepaalt over de bevoegdheid om het recht op bijstand vast te stellen, maar gaat over de wijze van vaststellen van het recht op bijstand, namelijk op aanvraag of ambtshalve.

4.2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

4.2.2. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat [zoon] niet als een belanghebbende kan worden aangemerkt bij de besluitvorming over de bijstand van appellante. De Verordening is dan ook van toepassing op de situatie van appellante. Vast staat immers dat uitsluitend aan appellante bijstand was toegekend, vermeerderd met een toeslag van 20% omdat zij haar woonkosten niet kon delen met een ander. Hieruit volgt dat [zoon] niet kan worden aangemerkt als subject van de hier in geding zijnde bijstandsverlening. Dit brengt mee dat hij niet kan worden beschouwd als een persoon met een bij het besluit tot wijziging van de bijstand van appellante rechtstreeks betrokken belang.

4.3. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en J.N.A. Bootsma en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2012.

(get.) A.B.J. van der Ham.

(get.) R.L.G. Boot.

HD


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature