Herziening AOW-uitkering van appellant naar de norm voor iemand die een gezamenlijke huishouding voert met een andere persoon. Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering van appellante. Gezamenlijke huishouding. Hoofdverblijf in dezelfde woning. Geen sprake van een zuiver zakelijke verhuurder/huurderrelatie. De feiten en omstandigheden duiden op een in een zakelijke relatie ongebruikelijke verbondenheid en op een mate van verantwoordelijkheid voor elkaar die de grenzen van een zakelijke relatie overschrijden. Appellant gebruikte ook een groter deel van de woning dan was afgesproken in het tussen appellanten gesloten kamerhuurcontract. Toereikende grondslag voor het standpunt dat sprake is van wederzijdse zorg en daarmee van een gezamenlijke huishouding in de zin van de WWB en de AOW.