Afwijzing verzoek voorlopige voorziening. Kortsluiting. Afwijzing woonvoorziening in de vorm van een traplift op grond van het verhuisprimaat. Het aan verzoekster onthouden van een traplift en het in plaats daarvan toekennen van een verhuiskostenvergoeding van € 2.500,-- kan de toetsing aan de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht niet doorstaan. De toegekende voorziening van een verhuiskostenvergoeding van € 2.500,-- kwalificeert zich in de concrete omstandigheden van verzoekster niet als een voorziening die de beperkingen van verzoekster bij het zich verplaatsen in de woning compenseert als bedoeld in artikel 4 van de Wmo . De voorzieningenrechter kent daarbij doorslaggevende betekenis toe aan de langdurige verknochtheid van verzoekster met de buurt waarin zijn woont, de hulp die zij van de buren kan krijgen, de omstandigheid dat zij de auto vlak bij huis kwijt kan, de aard van de verzochte voorziening die gericht is op het behoud van zelfredzaamheid in de eigen omgeving, het relatief beperkte verschil tussen de kosten van een verhuizing en de kosten van een traplift en de omstandigheid dat de echtgenoot van verzoekster ernstig ziek is. De voorzieningenrechter voorziet zelf in de zaak en bepaalt dat aan verzoekster een door het College te verstrekken traplift wordt toegekend.