Indien in de laatste dagen van de beroepstermijn zich een onvoorziene omstandigheid voordoet en het beroepschrift niet tijdig wordt ingediend, kan niet de enkele omstandigheid dat de belanghebbende heeft gewacht tot de laatste dagen voor de afloop van de beroepstermijn hem worden tegengeworpen door de stellen dat hij niet eerder is overgegaan tot het indienen van een (voorlopig) beroepschrift. Ook in zo’n geval dient te worden bezien of de door de belanghebbende aangevoerde, aan het einde van de beroepstermijn opgekomen omstandigheid voldoende grond biedt om de overschrijding van de beroepstermijn verontschuldigbaar te achten. Verzet gegrond.