Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Ziekmelding vanuit WW. Geen toekenning WIA-uitkering: minder dan 35% arbeidsongeschikt. De arbeidsongeschiktheid van appellant is na het verstrijken van de vijfjaarstermijn ingetreden. Het Uwv heeft op goede gronden een einde wachttijd beoordeling gedaan in het kader van de Wet WIA.

Uitspraak



10/1047 WIA

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 januari 2010, 09/2333 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 13 april 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2011, waar appellant is verschenen, bijgestaan door mr. De Jonge, voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers.

II. OVERWEGINGEN

1. Appellant, die werkzaam is geweest als lasser/ijzerwerker, is op 25 juli 1996 uitgevallen met linkerhand- en longklachten. Per einde wachttijd is hem een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend. Bij besluit van 17 april 2002 heeft het Uwv deze uitkering ingetrokken, op de grond dat appellant per 4 februari 2002 voor minder dan 15% arbeidsongeschikt is geacht.

2.1. Appellant heeft zich op 10 april 2007 vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet bij het Uwv ziek gemeld wegens rugklachten.

2.2. Het beroep van appellant richtte zich tegen het besluit van 25 juni 2009 (hierna: bestreden besluit) waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn besluit van 20 januari 2009, strekkende tot de vaststelling dat appellant geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 7 april 2009 omdat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedraagt.

2.3. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank kan zich blijkens de overwegingen van de aangevallen uitspraak verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.

3. In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere stellingen herhaald dat zijn rugklachten zijn toegenomen en dat zich een (Amber-)situatie voordoet als bedoeld in artikel 43a van de WAO waarin de verzekerde aanspraak maakt op heropening van de eerder toegekende WAO-uitkering. Ter ondersteuning van zijn standpunt is informatie van Instituut Psychosofia, Centrum voor Spirituele Geneeswijze en Spirituele Dans overgelegd.

4. De Raad overweegt als volgt.

4.1. De Raad stelt vast dat de WAO-uitkering van appellant op 4 februari 2002 is ingetrokken en dat appellant zich op 10 april 2007 bij het Uwv heeft ziekgemeld. Gelet hierop is er geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 43a van de WAO omdat de arbeidsongeschiktheid van appellant na het verstrijken van de daarin bepaalde vijfjaarstermijn is ingetreden. Naar het oordeel van de Raad heeft het Uwv dan ook op goede gronden een einde wachttijd beoordeling gedaan in het kader van de Wet WIA.

4.2. Voor wat betreft de medische grondslag van het bestreden besluit onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. Ook de Raad ziet geen aanknopingspunten om de conclusies van het Uwv met betrekking tot de belastbaarheid van appellant onjuist te achten, nu voldoende verzekeringsgeneeskundig onderzoek naar de klachten heeft plaatsgevonden, informatie van de behandelende sector is meegewogen en de Functionele Mogelijkhedenlijst in bezwaar is bijgesteld.

4.3. De Raad heeft, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, geen aanleiding voor de veronderstelling dat de in aanmerking genomen functies in medisch opzicht niet geschikt zijn voor appellant.

4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 april 2011.

(get.) D.J. van der Vos.

(get.) N.S.A. El Hana.

EK


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature