Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Toekenning Wajong-uitkering per 14 oktober 2007. Geen sprake van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Wajong . De rechtbank het beroep van appellante tegen dit besluit terecht ongegrond heeft verklaard.

Uitspraak



10/328 WAJONG

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 16 december 2009, 09/621 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 18 maart 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. S.T. Dieters, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2011. Appellante is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. D. de Jong.

II. OVERWEGINGEN

1.1. Het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), zoals die luidden tot 1 januari 2010.

1.2. Bij besluit van 28 mei 2009 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, gehandhaafd zijn besluit appellante per

14 oktober 2007 een Wajong-uitkering berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% toe te kennen.

1.3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 28 mei 2009 ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft hiertoe – kort samengevat – overwogen dat de beroepsgrond van appellante dat het Uwv bij het besluit van 28 mei 2009 ten onrechte heeft vastgesteld dat geen sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Wajong geen doel treft.

2.1. Appellante heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de rechtbank bij zijn beoordeling een onjuiste toetsingsmaatstaf heeft aangelegd. Naar de stelling van appellante heeft zij niet eerder een aanvraag om een Wajong-uitkering kunnen indienen, omdat ten tijde van haar adolescentie haar klachten en beperkingen zich (nog) niet zodanig manifesteerden dat zij had moeten onderkennen dat een aanvraag om een uitkering tot de mogelijkheden behoorde.

2.2. Het Uwv heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Wajong geen sprake is. Het Uwv heeft erop gewezen dat het door appellante ingenomen standpunt als weergegeven in 2.1 er ten onrechte aan voorbij gaat dat appellante tijdens haar 16e levensjaar enkele weken is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.

Het Uwv heeft er voorts op gewezen dat appellante in staat is geweest een opleiding af te ronden, andere uitkeringen aan te vragen en een dienstverband aan te gaan. Dit duidt er naar de opvatting van het Uwv niet op dat appellante niet in staat zou zijn geweest tijdig een aanvraag te doen, maar duidt erop dat appellante – zoals ook op het aanvraagformulier is vermeld – niet op de hoogte was van het bestaan van de mogelijkheid een uitkering aan te vragen.

3.1.1. De Raad overweegt als volgt.

3.1.2. Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Wajong kan in afwijking van het eerste lid de uitkering niet vroeger ingaan dan een jaar voor de dag waarop de aanvraag om toekenning dan wel voortzetting van de uitkering werd ingediend. Ingevolge de tweede volzin van die bepaling kan het Uwv voor bijzondere gevallen van de eerste zin afwijken.

3.1.3. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is sprake van een bijzonder geval indien appellante ter zake van de late aanvraag redelijkerwijs geacht moet worden niet in verzuim te zijn geweest. Zo’n situatie kan aan de orde zijn indien appellante buiten staat was tijdig een aanvraag in te dienen.

3.1.4. Voorts is sprake van een bijzonder geval indien appellante haar ziekte ontkent en als gevolg daarvan geen aanvraag doet. Zulks is met name aan de orde bij psychotische en schizofrene mensen. De Raad wijst in dit verband op zijn uitspraak van 21 november 2001, LJN AD7077.

3.1.5. Naar vaste rechtspraak van de Raad levert noch onbekendheid met het bestaan van de Wajong, noch onbekendheid met de mogelijkheid een Wajong-uitkering aan te vragen een bijzonder geval op.

3.2.1. Bij formulier door het Uwv ontvangen op 14 oktober 2008 heeft appellante het Uwv verzocht om toekenning van een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid. Op dit formulier heeft appellante als reden dat zij niet binnen de aanvraagtermijn een aanvraag heeft ingediend gemeld: ”Ik had geen idee dat dat kon. Ik wilde werken”.

3.2.2. De Raad heeft in hetgeen appellante in beroep en in hoger beroep heeft aangevoerd geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat het door appellante bij haar aanvraag ingenomen standpunt omtrent de reden van de te late aanvraag onjuist zou zijn.

3.2.3. Uit hetgeen appellante in beroep en in hoger beroep heeft aangevoerd volgt noch dat appellante niet gehouden zou kunnen worden aan hetgeen zij bij haar aanvraag en in bezwaar heeft gesteld, noch dat zij – om andere reden dan wegens onbekendheid met de regelgeving – buiten staat is geweest tijdig een aanvraag om een uitkering in te dienen.

De Raad wijst erop dat appellante wel in staat is geweest andere uitkeringen aan te vragen, een opleiding te volgen en een dienstverband aan te gaan.

3.2.4.Voor het aannemen van een situatie als bedoeld in 3.1.4 zijn onvoldoende aanknopingspunten aanwezig. Uit de gedingstukken volgt niet dat appellante psychotisch of schizofreen is of was en evenmin dat appellante aan een andere psychische stoornis leed met dezelfde symptomen als bedoeld in 3.1.4.

3.2.5. Nu appellante kan worden tegengeworpen dat zij niet tijdig een aanvraag heeft gedaan, behoeft de vraag of van anderen had kunnen worden verwacht dat zij namens appellante een aanvraag hadden gedaan geen beantwoording.

3.3. Uit hetgeen is overwogen in 3.1.2 tot en met 3.2.5 volgt dat het Uwv bij besluit 28 mei 2009 tot de opvatting heeft kunnen komen dat geen sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Wajong en dat de rechtbank het beroep van appellante tegen dit besluit terecht ongegrond heeft verklaard. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.

3.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2011.

(get.) J. Brand.

(get.) D.E.P.M. Bary.

GdJ


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature