U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Tussenuitspraak. WW-uitkering blijvend geheel geweigerd. Het Uwv heeft daartoe overwogen dat appellant zich tijdens zijn werkzaamheden schuldig heeft gemaakt aan dronkenschap. Door het Uwv is onvoldoende onderbouwd dat appellant zich tijdens zijn werkzaamheden schuldig heeft gemaakt aan dronkenschap. Het Uwv wordt opgedragen dit gebrek te herstellen.

Uitspraak



10/400 WW-T

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

T U S S E N U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 14 december 2009, 09/1324 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 2 maart 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. C. Schouten, advocaat te Venlo, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2011, waar appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J.B.J.G.M. Schyns, advocaat te Venlo. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.H.G. Boelen.

II. OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is op 26 januari 2009 als taxichauffeur in dienst getreden van [naam werkgever] op basis van een arbeidsovereenkomst (met uitgestelde prestatieplicht) voor bepaalde tijd. Op 16 februari 2009 is appellant tijdens de proeftijd met onmiddellijke ingang ontslagen door zijn werkgever.

1.2. Op 9 maart 2009 heeft appellant een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd. Bij besluit van 6 april 2009 heeft het Uwv die uitkering met ingang van 17 februari 2009 blijvend geheel geweigerd. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard bij besluit van 14 augustus 2009 (hierna: bestreden besluit).

Het Uwv heeft daartoe overwogen dat uit de voorhanden gegevens blijkt dat appellant zich tijdens zijn werkzaamheden schuldig heeft gemaakt aan dronkenschap, hetgeen als dringende reden voor ontslag als bedoeld in artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt aangemerkt en dat er geen omstandigheden zijn gebleken om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen.

2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank overwoog daartoe dat het Uwv op goede gronden heeft aangenomen dat aan appellants ontslag een dringende reden ten grondslag heeft gelegen en dat appellant daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Het Uwv heeft dan ook terecht WW-uitkering blijvend geheel geweigerd.

3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hem ten onrechte WW-uitkering is geweigerd. Appellant betwist dat hij op 14 februari 2009 tijdens zijn chauffeurswerk alcohol zou hebben gedronken. Volgens appellant is er geen of onvoldoende bewijs voor het gestelde alcoholgebruik en heeft zijn werkgever verzuimd nader onderzoek te doen naar de desbetreffende klachten, waarbij tevens van belang is dat hij de werkgever heeft aangeboden een alcoholtest te ondergaan.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. Artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW legt op de werknemer de verplichting te voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt. Volgens artikel 24, tweede lid, aanhef en onder a, van de WW is de werknemer verwijtbaar werkloos geworden als aan de werkloosheid een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van 7:678 van het BW en de werknemer terzake een verwijt kan worden gemaakt. Als de werknemer de verplichting om werkloosheid te voorkomen niet is nagekomen, weigert het Uwv op grond van artikel 27, eerste lid, van de WW de uitkering blijvend geheel, tenzij het niet nakomen van de verplichting de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten.

4.2. In dit geding dient de vraag te worden beantwoord of in het geval van appellant sprake is van verwijtbare werkloosheid omdat aan zijn werkloosheid een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 van het BW ten grondslag ligt.

4.3. Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat door het Uwv onvoldoende is onderbouwd dat appellant zich tijdens zijn werkzaamheden schuldig heeft gemaakt aan dronkenschap. De Raad stelt vast dat het Uwv op basis van slechts één email -bericht van 16 februari 2009 en verklaringen van de werkgever het bestaan van een dringende reden heeft aangenomen. De desbetreffende e-mail (van een medewerkster PZ, kennelijk gericht aan de werkgever) bevat niet meer dan de mededeling van een niet-genoemde centralist dat een niet met name genoemde chauffeur ‘van een aantal klanten van lijn 28’ had gehoord ‘dat de chauffeur van de zaterdagmiddag’ wel erg naar drank rook en dat hij zulks ook van een andere, zonder naam vermelde, chauffeur had gehoord.

Naar het oordeel van de Raad kunnen deze gegevens niet de conclusie dragen dat is voldaan aan de eisen die worden gesteld voor het aannemen van een dringende reden. De Raad overweegt hiertoe dat het enkel waarnemen van een alcohollucht door niet bij name genoemde collega-chauffeurs en niet bij name genoemde klanten van lijn 28 onvoldoende bewijs oplevert voor het standpunt van het Uwv dat appellant tijdens zijn chauffeurswerk ook daadwerkelijk alcohol zou hebben gedronken. Het had op de weg van het Uwv gelegen om tenminste de verklaringen van de collega-chauffeurs op schrift te laten stellen, dan wel andere verifieerbare bewijsstukken over te leggen die wijzen op alcoholgebruik van appellant op 14 februari 2009. Het Uwv heeft daaraan niet voldaan en appellant heeft het vermeende alcoholgebruik altijd betwist en heeft aangeboden een alcoholtest te willen ondergaan. Met betrekking tot de overige door de werkgever genoemde incidenten wordt in het bestreden besluit uitdrukkelijk gesteld ‘Van de overige beschuldigingen kan niet gesteld worden dat deze een dringende reden opleveren. De werkgever heeft deze voorvallen ook niet gebruikt om direct uw arbeidsovereenkomst te beëindigen.’. Het bestreden besluit kan dan ook niet in stand blijven.

4.4. De Raad kan niet in de zaak voorzien omdat voor de bepaling van het recht op WW-uitkering diverse gegevens benodigd zijn waarover de Raad niet beschikt. Het Uwv zal daarom worden opgedragen om met toepassing van artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet en met inachtneming van hetgeen onder 4.3 is overwogen het gebrek in het besluit van 14 augustus 2009 te herstellen. Daarbij zal het Uwv tevens dienen te betrekken het door appellant gedane verzoek om schadevergoeding.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Draagt het college op om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het besluit van 14 augustus 2009 te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad in deze uitspraak heeft overwogen.

Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en J. Riphagen en F.A.M. Stroink als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2011.

(get.) H.G. Rottier.

(get.) M.A. van Amerongen.

TM


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature