Uitspraak
08/6642 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] wonende te Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2008, 08/1287 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 6 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2009. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Appellante woont in Marokko en is gehuwd geweest met [naam echtgenoot], geboren in 1947. Op [datum] 2004 is [naam echtgenoot] in Marokko overleden. In de maand van zijn overlijden ontving [naam echtgenoot] geen uitkering van een Nederlandse sociale verzekeringsinstelling. In 2007 heeft appellante aan de Svb verzocht om een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan haar toe te kennen en heeft appellante daarbij aangegeven dat haar overleden echtgenoot in de periode 1970-1975 in Nederland werkzaam is geweest.
1.3. Bij het bestreden besluit van 6 maart 2008 heeft de Svb zijn besluit van 24 januari 2008 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet (vrijwillig) verzekerd was voor de ANW.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 6 maart 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de Svb terecht heeft geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de ANW.
4.3. Ingevolge artikel 13 van de ANW is verzekerd krachtens die wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Nu de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer werkzaam was in Nederland, was hij toen op grond van deze bepaling niet verzekerd. Evenmin was sprake van een vrijwillige verzekering ingevolge onder meer de ANW. Dit betekent dat de echtgenoot van appellante op [datum] 2004 niet verzekerd was krachtens de ANW, zodat geen aanspraak kan bestaan op een nabestaandenuitkering op grond van die wet.
4.4. Tot slot stelt de Raad vast dat door appellante niet is betwist dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering kan bestaan.
4.5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van
M.C.T.M. Sonderegger als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
6 september 2009.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
NW
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par H.J. de Mooij en présence M.C.T.M. Sonderegger en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 6 septembre 2009.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.