U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Berust het bestreden besluit op voldoende motivering nu is nagelaten de oorspronkelijke aanvraag in die zin op te vatten dat daaronder ook was begrepen een spraakherkenningsfunctie en een schermlezer, naast een spellingcontrole.

Uitspraak



03/1271 REA

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, appellant

en

[gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde.

I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder appellant tevens verstaan het Lisv.

Bij brief van 31 oktober 2000 hebben de ouders van gedaagde aan appellant verzocht om een voorziening ingevolge de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) in de vorm van verstrekking van een computervoorziening voor het volgen van onderwijs.

Bij besluit van 22 mei 2001 heeft appellant dat verzoek op grond van artikel 22 van de Wet REA afgewezen.

Het tegen dat besluit ingediende bezwaar is door appellant bij besluit van 6 september 2001 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.

De rechtbank Haarlem heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep bij uitspraak van 4 februari 2003 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat appellant een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen.

Appellant is van deze uitspraak in hoger beroep gekomen op bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden.

Namens gedaagde heeft mr. A. Salamony-de Visser, werkzaam bij CNV Rechtshulp, een verweerschrift ingediend.

Het geding is - gevoegd met de gedingen geregistreerd onder de nummers 03/4140 REA en 03/3410 REA - behandeld ter zitting van de Raad van 8 oktober 2003, waar appellant is vertegenwoordigd door M.H. Beersma en drs. G. Philip, beiden werkzaam bij het Uwv. Gedaagde is in persoon verschenen, bijgestaan door haar moeder, [naam moeder].

II. MOTIVERING

De Raad gaat bij zijn oordeelsvorming uit van de volgende, uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gebleken feiten en omstandigheden.

Namens gedaagde, geboren 18 januari 1989, hebben haar ouders bij brief van 31 oktober 2000 aan appellant verzocht om in verband met haar dyslexie ten behoeve van het volgen van onderwijs een laptop met spellingscorrectie te verstrekken. In het kader van de aanvraag zijn stukken overlegd. Het betreft een verklaring van 14 september 2000 van het Dyslexie Centrum Kennemerland, een brief van 30 november 2000 van de orthopedagoog en remedial teacher M. de Jong, werkzaam bij voornoemd centrum, en een door SEALcomputers uitgebrachte offerte van de gewenste computervoorziening. Op die offerte zijn onder meer opgenomen een notebook, de software Dragon Naturally Speaking NL, een dictafoon Dragon Dictaphone en een minidiscspeler Sharp MD SRSOH.

In navolging van het op dossierstudie gebaseerde advies van 14 mei 2001 van de arbeidsdeskundige J. van den Akker heeft appellant bij besluit van 22 mei 2001 geweigerd een laptop te verstrekken, op de grond dat dyslexie een handicap is waarvoor geen voorziening ten behoeve van het onderwijs wordt verstrekt.

Namens gedaagde heeft haar moeder tegen deze afwijzing bezwaar gemaakt. In haar bezwaarschrift heeft zij onder meer aangegeven dat haar dochter door dyslexie ernstig wordt belemmerd in haar schoolprestaties, omdat zij veel moeite heeft met lezen, het leesbaar opschrijven en weer terugzoeken van dictaten en het maken van leesbare werkstukken. Een laptop met toebehoren zou haar lees/taalproblemen voor een deel kunnen ondervangen. Wetenschappelijk onderzoek heeft volgens haar uitgewezen dat dyslectici baat hebben bij het gebruik van een laptop met een schermlezer en spraak- herkenning.

Blijkens een interne telefoonnotitie van appellant heeft de moeder van gedaagde op 26 juni 2001 telefonisch bericht dat bij de primaire aanvraag verzuimd is een laptop met spraakherkenning aan te vragen. Er zou een laptop met minidisc zijn aangevraagd.

Tijdens de hoorzitting hebben de ouders van gedaagde onder meer de voordelen van een computer met spraakherkenning voor hun dochter uiteengezet.

Bij het bestreden besluit heeft appellant de bezwaren van gedaagde ongegrond verklaard, omdat op grond van de door appellant vastgestelde Regeling computervoorzieningen in het onderwijs 1999 (hierna: de Regeling) voor een cognitief gehandicapte leerling die regulier onderwijs volgt, zoals gedaagde, geen voorziening in de vorm van een laptop kan worden verstrekt.

De rechtbank Haarlem heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep bij de aangevallen uitspraak gegrond verklaard en dat besluit vernietigd omdat niet aannemelijk was geworden dat ten tijde van de totstandkoming van de Regeling de doelgroep dyslectici in beeld was. Appellant had de aanvraag, die volgens de rechtbank uitsluitend betrekking had op een laptop met spellingcontrole, daarom niet met een enkele verwijzing naar het in de Regeling neergelegde beleid mogen weigeren.

Appellant kan zich niet verenigen met dit oordeel van de rechtbank. Uit een beleidsnotitie van 9 februari 1999 van het Lisv, die aan de Regeling ten grondslag heeft gelegen, zou blijken dat leerlingen met dyslexie - voor zover het gaat om het gebruik van de computer als voorziening voor het schrijven dan wel om pen en papier te vervangen - welbewust zijn ingedeeld in de categorie 'overige gehandicapten'. Volgens appellant heeft gedaagde een laptop met spellingcontrole aangevraagd in verband met haar onduidelijke handschrift en spellingfouten, zodat zij in de categorie 'overige gehandicapten' moet worden ingedeeld. Voor deze categorie biedt de computer blijkens de Regeling geen oplossing voor schrijfproblemen. Voorts is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die tot afwijking van het beleid nopen. Appellant heeft de Raad verzocht het bestreden besluit in deze zin gewijzigd te lezen.

Gedaagde heeft in hoger beroep allereerst opgemerkt dat zij naar aanleiding van de aangevallen uitspraak bij appellant een nieuwe aanvraag voor een laptop met spraakherkenning heeft ingediend, en dat zij zekerheidshalve ook bezwaar heeft gemaakt tegen het - volgens de rechtbank voor zover het betreft een computer met spraakherkenning als primair besluit te lezen - bestreden besluit. Voorts betwist gedaagde dat de groep dyslectici bij de totstandkoming van de Regeling in beeld was en stelt zij dat appellant ten tijde van de vorming van dit beleid niet op de hoogte was van de toepassingsmogelijkheden van de computer voor dyslectische leerlingen.

De Raad overweegt als volgt.

In de namens gedaagde ingediende aanvraag is niet met zoveel woorden gerept over een spraakherkenningsfunctie. In de bij de aanvraag gevoegde offerte van SEALcomputers was echter wel spraakherkenningssoftware opgenomen. Deze onduidelijkheid over de strekking van de aanvraag is ten tijde van de initiële besluitvorming niet onderkend door de arbeidsdeskundige van den Akker. Nu gedaagde er in de bezwaarschriftenprocedure bovendien meermalen blijk van heeft gegeven dat de aangevraagde laptop ook over een een spraakherkenningsfunctie en een schermlezer diende te beschikken, had appellant onder de gegeven omstandigheden in het kader van de beoordeling van het bezwaar tegen het primaire besluit de oorspronkelijke aanvraag in die zin moeten opvatten dat daaronder ook was begrepen een spraakherkenningsfunctie en een schermlezer. Nu appellant dat heeft nagelaten en zijn beoordeling in het kader van zijn besluit op bezwaar heeft beperkt tot de aanvraag van een laptop met spellingcontrole ter oplossing van uitsluitend gedaagdes schrijfproblemen, berust het bestreden besluit op een ontoereikende motivering, zodat dit besluit wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor vernietiging in aanmerking komt. De aangevallen uitspraak, waarbij dat besluit is vernietigd, wordt, zij het op andere gronden, bevestigd. In het voorgaande ligt besloten, dat de Raad het bestreden besluit niet gewijzigd zal lezen, nu deze wijziging eveneens gebaseerd is op de aanvraag van uitsluitend een laptop met spellingcontrole.

Appellant zal een nieuwe beslissing op het bezwaar van gedaagde moeten nemen met inachtneming van het vorenstaande.

De Raad acht termen aanwezig om appellant op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van gedaagde in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 322,-- aan rechtsbijstand en € 17,66 aan reiskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

recht doende,

Bevestigt de aangevallen uitspraak;

Bepaalt dat appellant een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;

Veroordeelt appellant in de proceskosten van gedaagde in hoger beroep tot een bedrag groot € 339,66, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

Verstaat dat van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een recht van € 348,-- wordt geheven.

Aldus gegeven door mr. M.I. 't Hooft als voorzitter en mr. R.M. van Male en mr. G.M.T. Berkel-Kikkert als leden, in tegenwoordigheid van I.J.M. Peereboom-Nieuwenburg als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2003.

(get.) M.I. 't Hooft

(get.) I.J.M. Peereboom-Nieuwenburg


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature