Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Is het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard omdat de gronden waarop het beroep berust niet (tijdig) zijn ingediend?

Uitspraak



E N K E L V O U D I G E K A M E R

02/1438 WUV

U I T S P R A A K

met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:

[opposant], wonende te [woonplaats] (Canada), opposant,

en

de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, geopposeerde.

I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

De Raad heeft bij uitspraak van 10 oktober 2002 het door opposant ingestelde beroep tegen een ten aanzien van hem door geopposeerde genomen besluit van 18 december 2001 niet-ontvankelijk verklaard aangezien de gronden waarop het beroep berust niet (tijdig) zijn ingediend.

Tegen die uitspraak heeft mr. drs. C. Lamphen, advocaat te Utrecht, als gemachtigde van opposant verzet gedaan bij schrijven van 14 oktober 2002.

Het verzet is behandeld ter zitting van 31 juli 2003. Daar is mr. drs. C. Lamphen voornoemd, verschenen namens opposant. Geopposeerde heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. I. Wolfert, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.

II. MOTIVERING

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten.

Het door opposant op 4 maart 2002 ingediende beroepschrift bevat geen gronden.

De Raad heeft bij schrijven van 20 maart 2002 opposant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.

Bij schrijven van 16 april 2002 heeft mr. drs. C. Lamphen zich als gemachtigde van opposant gesteld en namens hem verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden. Hierop heeft de Raad bij brief van 23 april 2002 de gemachtigde medegedeeld dat de termijn voor het indienen van de gronden is verlengd tot en met 1 juni 2002.

Bij schrijven van 31 mei 2002 heeft de gemachtigde van opposant nogmaals verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden.

Bij aangetekend schrijven van 4 juni 2002 is vorenvermeld verzoek afgewezen.

Daarbij is aangegeven dat thans alsnog binnen twee weken de gronden moeten zijn ingediend en dat deze termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop deze brief is verzonden. Daarbij is erop gewezen dat bij overschrijding van die termijn er rekening mee moet worden gehouden dat het hoger beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

Per telefax van 19 juni 2002 heeft de gemachtigde van opposant de gronden van het beroep ingediend.

Bij de onder I genoemde uitspraak heeft de Raad met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Awb het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de beroepsgronden niet binnen de in het schrijven van 4 juni 2002 gestelde termijn zijn ontvangen.

In verzet betoogt de gemachtigde van opposant dat zij vanaf 5 juni nog 14 dagen de tijd had om de gronden in te dienen, dat wil zeggen 5 + 14 is tot 19 juni.

De gemachtigde geeft aan dat er verwarring is ontstaan doordat de Raad ten aanzien van de termijnaanduiding verschillende formuleringen gebruikt.

Voorts voert de gemachtigde aan dat artikel 5 van de Procesregeling Centrale Raad van Beroep (hierna: de procesregeling) aan de orde is waarin vermeld staat dat, als niet binnen de gestelde termijn van vier weken het geconstateerde verzuim is hersteld, de indiener alsnog bij aangetekend brief een termijn van twee weken gegeven wordt om dit verzuim te herstellen, welk laatste termijn vier weken is als het een belanghebbende betreft woonachtig in het buitenland.

In hetgeen namens opposant in verzet is aangevoerd acht de Raad onvoldoende reden gelegen om de door de Raad op 10 oktober 2002 gegeven uitspraak niet in stand te laten.

De Raad is van oordeel dat het in casu, anders dan de gemachtigde naar voren brengt, gaat om afwijzing van een (tweede) verzoek om uitstel voor het indienen van de gronden waarbij artikel 22 van de procesregeling van toepassing is. De Raad merkt hierbij overigens op dat de termijn van tweemaal vier weken voor het herstellen van het verzuim waarop de gemachtigde doelt, reeds op 16 mei 2002 zou zijn verstreken.

Bij de afwijzing van het tweede verzoek om uitstel is aangegeven dat de gemachtigde alsnog binnen twee weken de gronden dient in te dienen. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop deze brief is verzonden. Laatst vermeld schrijven is op 4 juni 2002 verzonden, de termijn ving dus aan op 5 juni 2002.

In het schrijven van 4 juni 2002 staat aangegeven dat de gronden "binnen" de termijn ingediend dienen te zijn zodat de gronden op 18 juni 2002 ter griffie dienden te zijn ontvangen dan wel ter post bezorgd dienden te zijn.

Nu de gronden op 19 juni 2002 per telefax zijn verzonden en tevens zijn ontvangen moet worden geoordeeld dat de gronden buiten de in het schrijven van 4 juni 2002 gestelde termijn zijn ingediend.

Uit het vorenstaande volgt dat het namens opposant gedane verzet ongegrond dient te worden verklaard.

Met toepassing van artikel 8:55 van de Awb wordt daarom beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.

De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb .

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp, in tegenwoordigheid van mr. A. Kovács als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 11 september 2003.

(get.) C.G. Kasdorp.

(get.) A. Kovács.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature