Uitspraak
uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 22/2038
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 september 2024 op het verzet van
[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2], te [plaats] (de ondernemer)
Procesverloop
De ondernemer heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken over een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL).
Met de uitspraak van 10 januari 2023 heeft het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dus zonder zitting, het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van 10 januari 2023 heeft de ondernemer verzet gedaan.
Overwegingen
1. In de uitspraak van 10 januari 2023 heeft het College het beroep van de ondernemer niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. De laatste dag van de beroepstermijn was 22 september 2022. Het beroepschrift is gedateerd op 23 september 2022 en op 29 september 2022 door het College ontvangen. In de uitspraak van 10 januari 2023 is geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn aangegeven die zien op de te late indiening van het beroepschrift. Er is daarom geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
2 De ondernemer heeft in verzet aangevoerd dat het gaat om een overschrijding van de termijn van hooguit één tot drie dagen. Het spijt de ondernemer enorm dat zij de dagen niet juist heeft geteld. Het gaat niet om nalatigheid. Tot nu toe heeft zij alle stukken altijd op tijd ingediend. De ondernemer geeft verder aan dat zij nog aan het wachten was op de stukken van de Kamer van Koophandel waaruit de werkelijke startdatum van de onderneming bleek. Het betrof een startende onderneming die pas op 2 maart 2019 de winkel heeft geopend en vanwege de COVID-pandemie de deuren weer moest sluiten.
3 Voor het beoordelingskader verwijst het College naar zijn uitspraak van
30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31). Het College moet beoordelen of het niet binnen de termijn indienen van een beroepschrift aan de onderneemster kan worden toegerekend. De ondernemer heeft in verzet geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding haar niet of slechts in geringe mate kan worden toegerekend.
4 De conclusie is dat de uitspraak van 10 januari 2023 juist is. Het verzet zal daarom ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat het beroep van de onderneemster niet inhoudelijk wordt behandeld en de zaak met deze uitspraak is geëindigd.
Beslissing
Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Schoneveld, in aanwezigheid van E.A. van der Meel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024.
w.g. M. Schoneveld w.g. E.A. van der Meel