U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

TVL Q1 2021, vestigingsvereiste, beroep ongegrond.

Uitspraak



uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/830

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2023 in de zaak tussen [naam] , te [woonplaats] , appellant,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: mr. H.G.M. Wammes).

Procesverloop

Met hetbesluit van 7 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellant voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal (Q1) van 2021 afgewezen.

Met het besluit van 16 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.

Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het College heeft de zaak op 8 december 2022 op een zitting behandeld. Aan de zitting hebben appellant en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Overwegingen

1.1

Eén van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een subsidie op grond van de TVL, is dat de onderneming voldoet aan het vestigingsvereiste. Dit houdt in dat de onderneming ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar van de onderneming, of dat de onderneming een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar en voorzien is van een eigen opgang of toegang. Horecaondernemingen en ambulante ondernemingen hoeven niet aan deze voorwaarde te voldoen.

1.2

Onder vestiging wordt verstaan ‘een gebouw of complex van gebouwen waar duurzame uitoefening van de activiteiten van een onderneming of rechtspersoon plaatsvindt’.

1.3

De precieze tekst van het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

2. Appellant heeft een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de TVL voor Q1 2021. Verweerder heeft deze aanvraag in eerste instantie afgewezen, omdat appellant zijn omzet in de referentieperiode niet aannemelijk had gemaakt. Verweerder kon daarom niet vaststellen of aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies was voldaan. In het bestreden besluit heeft verweerder de grondslag van de afwijzing gewijzigd en zich op het standpunt gesteld dat appellant niet aan het vestigingsvereiste voldoet. De onderneming van appellant staat ingeschreven op zijn huisadres. Er is in dit geval sprake van een fysiek afgescheiden vestiging, namelijk een schuur in de tuin. Uit de door appellant aangeleverde foto’s blijkt echter niet dat dit een vestiging is waar appellant duurzaam activiteiten kan verrichten. De schuur is van hout gemaakt, zonder dat duidelijk is dat het pand goed geïsoleerd is, waardoor niet kan worden vastgesteld dat appellant ook in de wintermaanden activiteiten kan verrichten in de schuur. Daarnaast bevat de schuur geen behoorlijke vloerbedekking en bevindt de sanitaire voorziening zich naast de werkplek. Verweerder vindt het daarom onvoldoende aannemelijk dat appellant hier duurzaam zijn activiteiten verricht.

3. Appellant vindt dat hij wel aan het vestigingsvereiste voldoet. Hij stelt dat uit de aangeleverde foto’s duidelijk blijkt dat het om een zelfstandige werkruimte gaat. Dat er geen vloerbedekking ligt en dat de sanitaire voorziening in dezelfde ruimte staat, betekent niet dat het geen bedrijfsruimte is. Verder stelt appellant dat er in de wintermaanden een kachel in de schuur staat en in de zomer een ventilator, waardoor er het hele jaar gewerkt kan worden.

4. In het verweerschrift wijst verweerder erop dat de bedrijfsactiviteiten van appellant bestaan uit het organiseren van evenementen en bedrijfsuitjes. Dat betekent dat die activiteiten hoofdzakelijk plaatsvinden op een andere locatie dan in de schuur. Daar komt bij dat de ruimte naar zijn aard niet geschikt is voor het uitoefenen van duurzame activiteiten van deze onderneming: het is een niet-geïsoleerde ruimte gemaakt van houten planken met een betonnen vloer. Het plaatsen van een bureau met laptop en printer en een chemisch toilet maakt dat niet anders.

5. Het College oordeelt als volgt.

6.1

Niet in geschil is dat de onderneming van appellant geen horecaonderneming of ambulante onderneming is. Dat betekent dat aan het vestigingsvereiste moet worden voldaan. Dat de schuur van appellant fysiek is afgescheiden van de privéwoning en is voorzien van een eigen opgang of toegang staat vast. In geschil is of er in de schuur duurzame uitoefening van de activiteiten van de onderneming plaatsvindt.

6.2

De bedrijfsactiviteiten van appellant bestaan met name uit het organiseren van evenementen en bedrijfsuitjes op locaties elders. Tijdens de zitting heeft appellant toegelicht dat hij de voorbereidende werkzaamheden voor deze activiteiten – zoals het versturen van e-mails en plegen van telefoontjes – vanuit huis verricht. Hij stelt dan in de houten schuur in zijn tuin te gaan zitten, omdat het daar rustiger is dan in het woonhuis. Op de foto’s die appellant heeft overgelegd is te zien dat die schuur is voorzien van een betonnen vloer en dat daarin een stoel, een bureau met daarop een laptop en een printer, en daarnaast een chemisch toilet zijn geplaatst. Verweerder vond het niet aannemelijk dat appellant in de schuur duurzaam activiteiten van zijn onderneming uitoefent, gelet op deze foto’s en de toelichting van appellant. Het College kan dit volgen. Dat de kosten van de schuur wel fiscaal aftrekbaar zijn, zoals appellant ter zitting heeft gesteld, betekent nog niet dat er in de schuur duurzaam activiteiten uitgeoefend worden. Overigens heeft appellant dit argument ook niet nader onderbouwd. Zou hij dit wel hebben gedaan, dan leverde dit hem nog geen succes op in deze procedure.

7. Tijdens de zitting heeft appellant aangevoerd dat hij niet begrijpt dat hij voor andere kwartalen wel subsidie heeft ontvangen, maar dat zijn aanvraag voor Q1 2021 is afgewezen. Verweerder heeft vervolgens bevestigd dat er fouten zijn gemaakt en dat appellant voor twee periodes (juni – september 2020 en Q2 2021) ten onrechte subsidie heeft gekregen. Deze subsidies zijn inmiddels vastgesteld en zullen ook niet meer worden ingetrokken of teruggevorderd. Dit betekent echter niet dat verweerder ook voor de overige periodes subsidie aan appellant had moeten verlenen. Volgens vaste rechtspraak van het College strekt het gelijkheidsbeginsel namelijk niet zo ver dat een bestuursorgaan gehouden is een eerder gemaakte fout te herhalen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 11 september 2018, ECLI:NL:CBB:2018:491, en de uitspraak van 13 juli 2016, ECLI:NL:CBB:2016:215).

8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2023.

w.g. M.P. Glerum w.g. A.A. Dijk

BIJLAGE

Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL)

“Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. 1. (begripsbepalingen)

In deze regeling wordt verstaan onder:

(…)

vestiging: vestiging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Handelsregisterwet 2007 .

(…)

Hoofdstuk 2. Subsidie vaste lasten

Paragraaf 2.4. Subsidie vaste lasten voor de periode juli, augustus en september 2021

Paragraaf 2.4.1. Subsidie vaste lasten voor MKB-ondernemingen

Artikel 2.4. 1. (begripsbepalingen)

1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

ambulante onderneming: onderneming die op de peildatum stond ingeschreven in het handelsregister onder de code 47.81.1, 47.81.9, 47.82, 47.89.1, 47.89.2, 47.89.9, 49.39.1, 49.32, 49.41, 49.42, 50, 51.10, 53, 85.53 of 93.21.2 van de Standaard Bedrijfsindeling; (…)horecaonderneming: onderneming die op de peildatum stond ingeschreven in het handelsregister onder de code 56.10.1, 56.10.2 of 56.30 van de Standaard Bedrijfsindeling;

(…)

Artikel 2.4. 2. (verstrekking subsidie)

De Minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden juli, augustus en september van 2021.

De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:a. waarvan het omzetverlies ten minste 30% bedraagt;(…)e. die:

1°. voor zover het een MKB-onderneming, niet zijnde een horecaonderneming of een ambulante onderneming, betreft:

– ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming; of

– een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang; of

2°. voor zover het een horecaonderneming betreft ten minste één horecagelegenheid huurt, pacht of in eigendom heeft.

(…)

Artikel 2.4. 6. (afwijzingsgronden)

1. De Minister beslist afwijzend op een aanvraag:

a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;

(…).”

Handelsregisterwet 2007

“Artikel 1

1. In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

(…)

j. vestiging: een gebouw of complex van gebouwen waar duurzame uitoefening van de activiteiten van een onderneming of rechtspersoon plaatsvindt; (…). ”


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature