< Terug naar de zoekresultaten

Opties voor deze uitspraak




U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Bezwaar tegen het verlenen van kwekersrecht terecht niet-ontvankelijk verklaard. Over beslissingen over het kwekersrecht, ook de afwijzing van een aanvraag, oordeelt dus alleen de civiele rechter.

Uitspraak



uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1822

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 september 2023 in de zaak tussen Holland Bolroy Markt B.V., te Heiloo (HBM)

(gemachtigde: mr. I.N.A. Denninger)

en

de Raad voor plantenrassen

(gemachtigde: mr. M. van der Ven)

met als derde-partij

[naam 1] B.V., te [plaats] (de houder van het kwekersrecht)

(gemachtigde: mr. H.J. Koenraad).

Procesverloop

Op 1 mei 2022 heeft de raad aan de houder een nationaal kwekersrecht verleend voor het tulpenras Strong Energy.

Met het besluit van 22 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft de raad het bezwaar van HBM daartegen niet-ontvankelijk verklaard.

HBM heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

HBM heeft nadere stukken ingebracht.

De zitting was op 18 juli 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen namens HBM mr. I.N.A. Denninger, [naam 2] en [naam 3] , namens de raad mr. M. van der Ven en mr. M.G.J. Broenink, en namens de houder mr. H.J. Koenraad.

Overwegingen

1.1

HBM houdt zich bezig met de (groot)handel in bloembollen, het veredelen van nieuwe rassen en het verkrijgen en exploiteren van kwekersrechten voor - voornamelijk - tulpen. Zij heeft op 13 juni 2013 kwekersrecht op grond van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 (Zpw) aangevraagd voor het tulpenras Strong Strike. De raad heeft haar op 28 november 2014 het kwekersrecht verleend. Het ras is ingeschreven en van het verlenen van het kwekersrecht is aantekening gedaan in het Nederlands Rassenregister.

1.2

De raad heeft met het besluit van 24 februari 2018 het kwekersrecht ingetrokken (intrekkingsbesluit). Volgens de raad had hij het kwekersrecht niet aan HBM mogen verlenen, omdat Strong Strike niet duidelijk onderscheidbaar is van het algemeen bekende ras Strong Energy van de houder. De houder heeft Strong Energy op 19 december 2011 laten registreren in het internationale cultivar register van de Koninklijke Algemene Vereniging van Bloembollencultuur.

1.3

HBM heeft tegen het intrekkingsbesluit beroep ingesteld bij het College. Bij uitspraak van 12 maart 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:106) heeft het College geoordeeld dat de raad niet bevoegd is een door hem verleend kwekersrecht in te trekken, omdat:

“Uit de artikelen 75 en volgende van de ZPW vloeit voort dat het de civiele rechter is die bevoegd is tot vernietiging van het kwekersrecht […]. Met deze bevoegdheid van de civiele rechter is de […] (impliciete) bevoegdheid van verweerder tot intrekking van een verleend kwekersrecht niet verenigbaar. Indien verweerder zou worden gevolgd in zijn standpunt dat hem, impliciet, de bevoegdheid toekomt tot het intrekken van een verleend kwekersrecht, zou dat meebrengen dat geschillen tussen kwekers over een verleend kwekersrecht via besluitvorming door verweerder aan de bestuursrechter in plaats van aan de civiele rechter zouden kunnen worden voorgelegd. […] Daarmee zou de op de artikelen 75 en 78 van de ZPW berustende bevoegdheid van de civiele rechter […] op onaanvaardbare wijze worden doorkruist.”

1.4

De houder heeft vervolgens bij de rechtbank Den Haag de vernietiging gevorderd van het kwekersrecht van HBM voor Strong Strike. Bij vonnis van 22 februari 2022 (ECLI:NL:RBDHA:1342) heeft de rechtbank dit kwekersrecht vernietigd. Tegen dit vonnis heeft HBM hoger beroep ingesteld.

2. De raad heeft met het besluit van 1 mei 2022 beslist op de aanvraag van de houder van 26 februari 2015. De raad heeft het bezwaar van HBM daartegen niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar ertoe strekt het kwekersrecht van de houder te herroepen en dus in feite tot de intrekking of vernietiging van het kwekersrecht. Een inhoudelijk besluit op het bezwaar brengt het geschil over het verleende kwekersrecht bij de bestuursrechter en dat doorkruist, zoals volgt uit de uitspraak van het College van 12 maart 2019, de exclusieve wettelijke bevoegdheid van de civiele rechter op onaanvaardbare wijze. Dat is voor de raad de reden om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.

3. HBM is van mening dat de raad haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het bezwaarschrift voldeed aan alle eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Uit de uitspraak van het College van 12 maart 2019 volgt niet dat er geen bestuursrechtelijke rechtsbescherming bestaat tegen het besluit van 1 mei 2022. De civiele rechtsgang is ervoor gevallen dat achteraf ter discussie staat of een kwekersrecht terecht is verleend. De minister had haar bezwaar dan ook inhoudelijk moeten beoordelen.

4.1

Het College is van oordeel dat de raad het bezwaar van HBM terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hierna legt uit het College uit waarom.

4.2

Om op het kwekersrecht aanspraak te kunnen maken, moet het ras nieuw, onderscheidbaar, homogeen en bestendig zijn. Om te bepalen of het ras aan de laatste drie voorwaarden voldoet, wordt onder verantwoordelijkheid van de raad een technisch onderzoek uitgevoerd. De herziening van de tot 1 februari 2006 geldende Zaaizaad- en Plantgoedwet beoogde voor de beslissingen van de raad bij de systematiek van de Awb aan te sluiten (Kamerstukken II 2003/04, 29650, nr. 3, blz. 11, 40, 66) en opende beroep tegen een op grond van deze wet genomen besluit bij het College (artikel 86 [oud] van de Zpw en artikel 4 van Bijlage 2 bij de Awb, de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak ). Tegelijkertijd koos de wetgever ervoor om vorderingen over vernietiging en opeising van het kwekersrecht in handen te laten van de civiele rechter (Kamerstukken II 2003/04, 29650, nr. 3, blz. 40 en 64). Om die reden bepaalt artikel 75 van de Zpw dat iedere belanghebbende (en de minister) te allen tijde bij de rechtbank Den Haag de vernietiging van een kwekersrecht kan vorderen. Deze rechtbank is op grond van artikel 78, eerste lid, van de Zpw bij uitsluiting bevoegd in eerste aanleg hiervan kennis te nemen, en zij vernietigt een kwekersrecht, kort gezegd, als blijkt dat het ras op het tijdstip van verlenen van het kwekersrecht niet aan de voorwaarden van nieuwheid, onderscheidbaarheid, homogeniteit of bestendigheid blijkt te voldoen. Tegen het vonnis staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag, en tegen het arrest van dat gerechtshof beroep in cassatie bij de Hoge Raad.

4.3

Het College is van oordeel dat paragraaf 7 (artikel 78 tot en met 83) van de Zpw (met de titel “Kwekersrechtelijke geschillen”) voor het College geen ruimte laat te oordelen over het kwekersrecht. De wetgever heeft immers de oordeelsvorming daarover toebedeeld aan een gespecialiseerde civiele kamer met een deskundig lid of leden (artikelen 55a, tweede lid, en 70, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie). Een andere opvatting leidt ertoe dat een onherroepelijke beslissing over het kwekersrecht – ook als het College daarover definitief heeft geoordeeld – toch bij de civiele rechter kan worden aangevochten. Dit zou de bevoegdheidsverdeling tussen de bestuursrechter en de civiele rechter op onaanvaardbare wijze doorkruisen, terwijl het bovendien afbreuk doet aan de systematiek van het bestuursrecht dat een besluit na het verstrijken van een bezwaar- of beroepstermijn of na uitputting van alle rechtsmiddelen onherroepelijk wordt. Daarbij is van belang dat het zowel bij de verlening van het kwekersrecht en dus ook bij de beoordeling ervan door de bestuursrechter, als bij een vordering tot vernietiging van het kwekersrecht bij de civiele rechter gaat om inhoudelijk dezelfde beoordeling.

4.4

Over beslissingen over het kwekersrecht, ook de afwijzing van een aanvraag, oordeelt dus alleen de civiele rechter. Dit betekent dat HBM, nu zij het niet eens is met het verlenen van een nationaal kwekersrecht voor Strong Energy aan de houder, op grond van artikel 75 van de Zpw enkel bij de civiele rechter vernietiging van dat kwekersrecht kan vorderen.

4.5

Op grond van artikel 7:1 van de Awb geldt de bezwaarschriftprocedure alleen voor degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen. Uit het voorgaande volgt dat HBM dat recht niet heeft. De raad heeft daarom het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.

5. De slotsom is dat het beroep van HBM ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, mr. J.H. de Wildt en mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van mr. M.B. van Zantvoort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2023.

w.g. R.C. Stam

w.g. M.B. van Zantvoort


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature