U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Landbouwkwaliteitswet; biologisch gecertificeerde percelen; decertificering vanwege vondst glyfosaat, bestrijding onkruid en verspreiding van gazonmaaisel; verweerder mocht de percelen geheel decertificeren; corridor voor de leghennen naar een andere uitloop niet aan de orde.

Uitspraak



uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/703

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 oktober 2021 in de zaak tussen

V.O.F. [naam 1], te [plaats] , appellante

(gemachtigde: F.Th.M. Peters),

en

Stichting Skal, verweerster

(gemachtigde: mr. M. Timpert - de Vries).

Procesverloop

Bij besluit van 13 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerster maatregelen genomen ten aanzien van het bedrijf van appellante.

Bij besluit van 21 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.

Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Appellante heeft de voorzieningenrechter van het College verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 24 september 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:661) heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Ook zijn verschenen [naam 2] , vennoot van appellante, en dr. ir. N. Kleinhout-Klijn, directeur van verweerster.

Overwegingen

1. Verweerster heeft op 9 september 2019 aan appellante een biocertificaat afgegeven op basis van artikel 29, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (Verordening 834/2007).

2. Bij het primaire besluit heeft verweerster maatregelen genomen vanwege de constatering van pleksgewijze bespuiting met glyfosaat op twee percelen die de uitloop voor appellantes pluimvee vormen. De maatregelen houden allereerst in dat verweerster de twee percelen van 2 en 5 ha decertificeert. Hiermee samenhangend heeft verweerster verder, kort samengevat, vastgesteld dat vanwege het ontbreken van een biologische uitloop alle hennen per direct hun biologische status verliezen, dat appellante alle eieren geproduceerd vanaf de datum van het primaire besluit niet meer met biologische aanduidingen mag verkopen en dat alle eieren geproduceerd vóór de datum van het primaire besluit nog wel met biologische verwijzingen mag verkopen. Verweerster heeft appellante meegedeeld dat zij de gedecertificeerde percelen opnieuw kan aanmelden voor omschakeling. Bij het bestreden besluit heeft verweerster de maatregelen gehandhaafd.

3. Het College stelt vast dat, hoewel op het op 9 september 2019 afgegeven bio-certificaat is vermeld dat het geldt tot 31 december 2020 en het dus inmiddels zou zijn verlopen, appellante nog steeds belang heeft bij de beoordeling van haar beroep. Appellante stelt immers schade te hebben geleden als gevolg van de decertificering. Doordat zij vanaf de datum van het primaire besluit geproduceerde eieren niet meer als biologisch mocht verkopen, heeft zij daarvoor een lagere prijs gekregen dan wanneer zij de eieren wel als biologisch had kunnen aanbieden. Deze stelling is niet op voorhand onaannemelijk.

4. Appellante betwist niet dat glyfosaat is aangetroffen in monsters die zijn genomen op plekken met een geel/bruine verkleuring op de twee percelen. Waar zij zich tegen richt is dat verweerster de percelen geheel heeft gedecertificeerd: volgens appellante had verweerster kunnen volstaan met decertificering van de delen waar glyfosaat is aangetroffen. Het pluimvee zou dan via zogeheten corridors over de twee percelen kunnen worden geleid naar percelen waar geen glyfosaat is aangetroffen. Voor zover appellante ook is ingegaan op het niet meer als biologisch kunnen aanmerken van na het besluit geproduceerde eieren, heeft zij dit gedaan om inzichtelijk te maken dat zij schade heeft geleden als gevolg van de decertificering. Het gaat niet om een afzonderlijke beroepsgrond.

5. Verweerster baseert het decertificeren van de percelen op artikel 30 van Verordening 834 /2007, gelezen in samenhang met artikel 19 van het SkalReglement certificatie en toezicht (Skal-Reglement), zoals dat met ingang van 1 januari 2016 en ten tijde van het primaire besluit en het bestreden besluit gold. In artikel 30, eerste lid, van Verordening 834 /2007 is bepaald dat wanneer er een onregelmatigheid wordt geconstateerd met betrekking tot de naleving van de voorschriften van deze verordening, de controlerende autoriteit of het controleorgaan ervoor zorgt dat de etikettering en de reclame voor de volledige partij of productiegang waarop de onregelmatigheid betrekking heeft geen verwijzing naar de biologische productiemethode bevatten, wanneer een dergelijke maatregel in verhouding staat tot het belang van het voorschrift waarop inbreuk is gemaakt en tot de aard en de specifieke omstandigheden van de onregelmatige activiteiten. Wanneer er een ernstige inbreuk of een inbreuk met langdurige gevolgen is geconstateerd, zo is verder in artikel 30, eerste lid, bepaald, ontneemt de controlerende autoriteit of het controleorgaan de betrokken marktdeelnemer gedurende een met de bevoegde autoriteit van de lidstaat overeengekomen periode het recht om producten in de handel te brengen met verwijzing naar de biologische productiemethode in de etikettering of de reclame. In artikel 19, eerste lid, aanhef en eerste gedachtestreepje, van het SkalReglement is bepaald dat een certificatie door Skal met onmiddellijke ingang kan worden ingetrokken ingeval van kritieke afwijkingen vastgesteld tijdens een inspectie. In bijlage 1 bij het SkalReglement is vermeld wat onder een kritieke afwijking wordt verstaan, namelijk: "Het product of bedrijfsproces voldoet niet aan de eisen. De basisprincipes van de biologische (landbouw)productie worden geschonden. Het product/perceel verdient de bio-status niet en wordt gedecertificeerd."

6. Het College is met verweerster van oordeel dat sprake was van een kritieke afwijking als bedoeld in bijlage 1 bij het Skal-Reglement. De in de monsters aangetoonde stof glyfosaat behoort niet tot de producten waarvan in bepaalde gevallen in de biologische productie limitatief gebruik mag worden gemaakt, die zijn bedoeld in artikel 5, eerste lid, juncto bijlage II van Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening 834/2007. Ook uit de verklaring die appellante heeft gegeven, namelijk dat zij had beoogd met azijn onkruid te bestrijden op de percelen 2 en 5 en dat er waarschijnlijk nog een restje glyfosaat in de spuit zat, heeft verweerster terecht afgeleid dat appellante de basisprincipes van de biologische landbouwproductie heeft geschonden. Nog afgezien van het gegeven dat ook azijn niet behoort tot de producten waarvan in bepaalde gevallen op het bedrijf van appellante gebruik mag worden gemaakt, is een van de specifieke beginselen voor de biologische landbouw de instandhouding en de bevordering van het bodemleven en de natuurlijke bodemvruchtbaarheid (artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van Verordening 834 /2007). Het bestrijden van onkruid omdat het de uitstraling van het bedrijf aantast, verhoudt zich niet met dat beginsel, wat appellante ook niet heeft betwist. Ook uit een andere verklaring van appellante voor de geel/bruine verkleuring op plekken op de percelen 2 en 5, namelijk dat daar maaisel van een gazon is verspreid, heeft verweerster terecht afgeleid dat het bedrijf van appellante niet biologisch is beheerd, nu maaisel van een gazon niet zonder nadere bewerking dan wel aantoonbaar biologische herkomst mag worden gebruikt als meststof, respectievelijk ruwvoer. Al om die reden behoeft de stelling van appellante dat sprake zou zijn geweest van toepassing van glyfosaat door derden, geen bespreking. Verweerster mocht in deze constateringen reden zien om gebruik te maken van haar bevoegdheid tot decertificering van de percelen 2 en 5.

7. Anders dan appellante heeft betoogd, mocht verweerster besluiten tot het geheel decertificeren van de percelen 2 en 5. Uit artikel 11 van Verordening 834 /2007 volgt dat, behoudens een hier niet van toepassing zijnde uitzondering, het volledige landbouwbedrijf overeenkomstig de eisen die gelden voor de biologische productie wordt beheerd. Verder wijst het College met verweerster op de algemene beginselen voor biologische productie als omschreven in artikel 4 van Verordening 834 /2007 en het hiervoor al aangehaalde artikel 5. Daarin is bepaald dat de biologische productie onder meer is gebaseerd op biologische processen, gebaseerd op ecologische systemen die gebruik maken van systeeminterne natuurlijke hulpbronnen, alsmede op de instandhouding en de bevordering van het bodemleven en de natuurlijke bodemvruchtbaarheid, de bodemstabiliteit en de bodemdiversiteit, de voorkoming en bestrijding van bodemverdichting en erosie en voeding van de gewassen hoofdzakelijk via het bodemecosysteem. Nu de productie in het onderhavige geval niet van het begin tot het eind biologisch is beheerd, kan op de gehele percelen 2 en 5 geen sprake zijn van biologische productie. Daarbij is niet relevant dat wat betreft het glyfosaat de afwijkingen – door middel van de monsternemingen – alleen op specifieke plekken op de percelen zijn vastgesteld. De door appellante gewenste corridor, via welke de hennen met vermijding van die specifieke plekken naar een uitloop zouden kunnen gaan, is dan ook niet aan de orde.

8. Verder is het College van oordeel dat, in overeenstemming met artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht , de nadelige gevolgen van de decertificering voor appellante niet onevenredig zijn in verhouding tot het doel dat daarmee wordt gediend, te weten onder meer het behoud van het vertrouwen van de consument in biologische producten, zie punten 3 en 22 van de considerans van Verordening 834/2007. Overigens is ter zitting gebleken dat appellante inmiddels alweer in het bezit is van een certificaat voor de percelen 2 en 5.

9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, mr. J.L.W. Aerts en mr. I.M. Ludwig, in aanwezigheid van mr. M.B.L. van der Weele, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2021.

De voorzitter is niet in de gelegenheid De griffier is niet in de gelegenheiddeze uitspraak te ondertekenen. deze uitspraak te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature