E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:CBB:2021:496
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 19/1845

Inhoudsindicatie:

Meststoffenwet artikel 23, derde lid; het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP), artikel 1

De ter zitting van het College voor het eerst aangevoerde beroepsgrond dat verweerder bij het bestreden besluit is uitgegaan van onjuiste gegevens over de melkproductie in 2015 en de totale oppervlakte van de bij appellant op 15 mei 2015 in gebruik zijnde landbouwgrond, acht het College tardief (te laat). Het College is van oordeel dat het fosfaatrechtenstelsel op regelingsniveau verenigbaar is met artikel 1 van het EP en dat de Nitraatrichtlijn voldoende grondslag biedt voor het stelsel van fosfaatrechten. Het College is met verweerder van oordeel dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op hem legt. Wat appellant heeft aangevoerd over de splitsing van het bedrijf, de bouw van een nieuwe stal op de ene locatie die hij wilde handhaven en over de noodzaak tot herstructurering van zijn bedrijf, heeft geen betrekking op de uitbreiding.

Gelet op het late tijdstip van de investeringen en het ontbreken van een dringende of bedrijfseconomische noodzaak voor de uitbreiding, acht het College de investeringsbeslissingen niet navolgbaar. Het College volgt appellant al daarom niet in zijn standpunt dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op hem legt.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie