E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:CBB:2021:494
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 19/1795

Inhoudsindicatie:

Msw. Fosfaatrechten. Meststoffenwet: artikel 23, derde lid. Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet : artikel 72a. Artikel 1 van het EP.

Niet is gebleken dat appellante op de peildatum 2 juli 2015 tijdelijk minder melkvee hield of over minder fosfaatruimte beschikte. Dat betekent dat appellante niet voldoet aan de toepassingsvoorwaarde van artikel 72a van het Uitvoeringsbesluit dat het fosfaatrecht minimaal 5 % lager is dan zonder de bijzondere omstandigheid het geval geweest zou zijn. Anders dan appellante betoogt, hoefde verweerder geen rekening te houden met de nog niet gerealiseerde uitbreidingen. Deze beroepsgrond faalt. Appellante heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legt. Appellante draagt zelf de risico’s die zijn verbonden aan haar investeringsbeslissingen en kan zij de nadelige gevolgen van een door haar genomen beslissing om uit te breiden in beginsel niet afwentelen. In wat appellante heeft aangevoerd, ziet het College geen aanleiding om hier van dat uitgangspunt af te wijken. De bescherming van het milieu en de volksgezondheid en het voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Nitraatrichtlijn wegen in dit geval zwaarder dan de belangen van appellante. Het bestreden besluit is niet in strijd met artikel 1 van het EP. Voor het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 38 van de Msw bestaat daarom evenmin aanleiding. Het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel slaagt evenmin. Het beroep is ongegrond.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie