U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Pootaardappel besmet met Meloidogyne chitwoodi, een quarantaine-organisme. Aanzegging dat de aangetaste partij pootaardappelen niet meer als pootaardappel mag worden afgezet.

De regelgeving voorziet niet in een termijn waarbinnen de uitslag van het onderzoek aan de betrokken teler moet worden meegedeeld.

De resultaten van een tweede zichtkeuring kunnen niet tot een ander besluit kunnen leiden, omdat de geconstateerde besmetting daarmee niet wordt weggenomen.

Art 3, eerste lid, van de Plantenziektenwet (Pzw)

Art 3 en 4 Besluit bestrijding schadelijke organismen

Uitspraak



uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 19/501

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 april 2021 in de zaak tussen Maatschap [naam 1] en [naam 2] , te [plaats] , appellante

(gemachtigde: mr. D. van de Weerdt),

en

de minister van Landbouw, Natuur- en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigden: mr. ing . H.D. Strookman en ing. M.J. van Sabben).

Procesverloop

Bij besluit van 1 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder appellante aangezegd dat een door aardappelziekte aangetaste partij pootaardappelen van het ras Fontane moet worden afgezet voor industriële verwerking binnen Nederland, voor rechtstreeks consumptie op de Nederlandse markt of als veevoer voor stalvoedering binnen Nederland. Het verhandelen, verplaatsen, vervoeren, bewerken, behandelen, vernietigen of anderszins onschadelijk maken van de betrokken partij is verboden, tenzij daarvoor toestemming is verleend.

Bij besluit van 22 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.

Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2021. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens appellante is niemand verschenen.

Overwegingen

1. Appellante teelt pootaardappelen. Op 2 oktober 2018 heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een monster van een partij pootaardappelen genomen en op 25 oktober 2018 heeft zij het monster onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat een partij van het ras Fontane besmet was met Meloidogyne chitwoodi (M. chitwoodi). Na een telefonische mededeling op 31 oktober 2018 heeft verweerder appellante hiervan in het primaire besluit schriftelijk op de hoogte gesteld. Daarbij heeft verweerder meegedeeld dat het om zogenaamde quarantaine-organismen gaat, waarvan verspreiding moet worden voorkomen.

2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanzegging gehandhaafd. Dat appellante niet binnen vijf werkdagen van de uitslag van het onderzoek op de hoogte is gesteld, maakt de aanzegging volgens verweerder niet onrechtmatig. Verweerder wijst erop dat die termijn niet wettelijk is voorgeschreven en dat het iets later snijden van het monster niet van invloed is op het wel of niet vinden van een besmetting. Voorts merkt verweerder op dat bij een aardappel uit de partij van appellante bij een eerste visuele controle Meloidogyne werd geconstateerd. Vervolgens is een PCR(polymerasekettingreactie)-toets uitgevoerd, omdat visueel niet kan worden vastgesteld of het ging om het quarantaine-organisme M. chitwoodi ging, of om een Meloidogyne soort, waarvoor niet de quarantaine-status geldt. Uit deze PCR-toets bleek dat het M. chitwoodi betrof. De werkwijze die is gevolgd, is conform het NVWA-protocol voor Meloidogyne onderzoeken.

3. In beroep heeft appellante er nogmaals op gewezen dat zij niet binnen vijf werkdagen op de hoogte is gesteld van de uitslag van het onderzoek. Nu de ontvangstdatum 4 oktober 2018 was, kon volgens de brochure van de NAK de partij vanaf 22 oktober 2018 worden onderzocht. Dit zou betekenen dat de uitslag uiterlijk 29 oktober 2018 had moeten volgen, want dat is vijf werkdagen na 22 oktober 2018. Voorts zou de heer Hommes, technisch coördinator van de NAK, hebben gezegd dat “het later snijden van het monster dan de voorgeschreven vijf dagen” niet gevalideerd is. Ook betwist appellante dat er sprake was van een besmetting. Eén van de 200 aardappelen die voor de monstername zijn geraapt zou zijn besmet, maar bij de contra-expertise op 15 februari 2019 bleken de overige 199 aardappelen niet te zijn besmet en was de besmette knol om onduidelijke redenen niet aanwezig.

4.1

Artikel 3, eerste lid, van de Plantenziektenwet (Pzw) luidde als volgt:

“Ter voorkoming van het optreden en van de verbreiding van schadelijke organismen en ter bestrijding daarvan kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regelen worden gesteld omtrent:

a. het telen, oogsten en rooien van planten, het geven van een bepaalde bestemming aan planten of plantaardige produkten en het kenmerken, onder verzegeling brengen, bewaren, voorhanden of in voorraad hebben, verhandelen, verplaatsen, vervoeren, bewerken, behandelen en vernietigen of anderszins onschadelijk maken van planten en plantaardige produkten, daarvoor gebruikt verpakkingsmateriaal, schadelijke organismen, grond of andere cultuurmedia en resten daarvan en afval van planten en plantaardige produkten;

[…]”

4.2

In het Besluit bestrijding schadelijke organismen was onder meer het volgende bepaald:

“Artikel 3

1. De eigenaar of houder van een partij, aan wie door Onze Minister is medegedeeld, dat die partij geheel of gedeeltelijk door een schadelijk organisme is aangetast of verdacht wordt daardoor te zijn aangetast, is verplicht overeenkomstig de hem door Onze Minister gedane aanzegging, op de daarbij voorgeschreven wijze en binnen dan wel gedurende de daarbij gestelde termijn:

a. de planten van deze partij te oogsten of te rooien;

b. de planten of plantaardige produkten van deze partij een door Onze Minister bepaalde bestemming te geven, of

c. deze partij, het daarvoor gebruikte verpakkingsmateriaal of de schadelijke organismen afkomstig van deze partij te bewaren, te verplaatsen, te vervoeren, te bewerken, te behandelen of te vernietigen of anderszins onschadelijk te maken.

[…]

Artikel 4

1. Het is de eigenaar of houder van de partij, bedoeld in artikel 3, totdat gevolg is gegeven aan een aanzegging als bedoeld in artikel 3, verboden:

a. planten van de partij te oogsten of te rooien;

b. de partij geheel of gedeeltelijk dan wel het voor deze partij gebruikte verpakkingsmateriaal te verhandelen, te verplaatsen, te vervoeren, te bewerken, te behandelen, te vernietigen of anderszins onschadelijk te maken of

c. planten te gaan telen in de ruimte waar de partij zich bevindt.

2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet indien:

a. door Onze Minister toestemming tot de in het eerste lid genoemde handelingen is verleend en de daarbij gegeven aanwijzingen worden opgevolgd of,

b. de in het eerste lid genoemde handelingen verplicht zijn gesteld ingevolge een aanzegging als bedoeld in artikel 3.”

4.3

In het NVWA-Protocol Inspectie en survey pootgoed op Meloidogyne chitwoodi en Meloidogyne fallax (NVWA-Protocol) is onder meer het volgende vermeld:

“[…]

2.3

Per bemonsteringseenheid wordt één monster genomen waarbij de meest verdachte knollen worden verzameld. Indien geen verdachte knollen worden aangetroffen dan moet het

monster zo homogeen mogelijk verdeeld over de gehele partij worden verzameld.

Voor NAK-pootgoed geldt bemonsterings- en onderzoekintensiteit voor M. chitwoodi van één

monster van 200 knollen per partij. Onder een partij wordt verstaan de opbrengst van één

perceel, zoals opgenomen in de perceeladministratie van de NAK.

[…]

5 Afhandeling vondsten

5.1

Vondsten van M. chitwoodi en M. fallax moeten worden gemeld aan de NVWA, Divisie Regie en Expertise (afdeling. Expertise, team Fytosanitair).

5.2

De NVWA legt middels een beschikking maatregelen op de besmet bevonden

(pootgoed)partij(en). De NVWA stuurt een kopie van deze beschikking naar de NAK.

Tevens registreert de NVWA de locatie van de vondst voor vaststelling van de aangewezen

gebieden in het volgende kalenderjaar.

5.3

De NAK verzorgt de afhandeling van de door de NVWA opgelegde maatregelen.

[…]

6. Berichtgeving6.1 De NAK verzorgt de berichtgeving over monsters met een positieve uitslag aan betreffende telers van het onderzoek van;

 pootaardappelen in de aangewezen gebieden,

 de pootgoed survey,

 vondsten bij veld-, partij- en exportinspecties van pootaardappelen,

 vondsten in pootaardappelen bij overige surveys en onderzoeken (bijv. BR-/RR survey)

6.2

In geval het een gepland onderzoek betreft (6.1 1e en 2e bullit) informeert NAK de teler schriftelijk of middels het webloket, na voltooiing van het onderzoek, over de (negatieve/vrije) monsteruitslag(en).”

5.1

Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de regelgeving niet voorziet in een termijn waarbinnen de uitslag van het onderzoek aan de betrokken teler moet worden meegedeeld. Dit betekent dat geen sprake is van een termijn waarvan de overschrijding gevolgen heeft voor de geldigheid van het onderzoek. In het NVWA-Protocol is evenmin een termijn genoemd. De termijn van vijf dagen is wel genoemd in een aan appellante verstrekte brochure van de NAK, maar daaraan kan appellante geen rechten ontlenen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat dit een zogenoemd “service level agreement” is, en dat verweerder deze termijn in het geval van appellante wegens drukte helaas net niet heeft gehaald.

5.2

Over het uitgevoerde onderzoek naar de partij pootaardappelen van appellante heeft verweerder terecht opgemerkt dat de resultaten van een tweede zichtkeuring niet tot een ander besluit kunnen leiden, omdat de geconstateerde besmetting daarmee niet wordt weggenomen. Zoals verweerder in het verweerschrift heeft uitgelegd, horen pootaardappelen nu eenmaal altijd vrij te zijn (bevonden) van quarantaineorganismen. Hij heeft verder toegelicht dat het niet vreemd is dat bij de tweede zichtkeuring geen besmettingen zijn gevonden, omdat bij een (eerste) keuring naar de meest verdachte knollen wordt gezocht. Omdat daarvan bij de eerste keuring slechts één van is aangetroffen, is het niet verwonderlijk dat bij de tweede keuring helemaal geen besmettingen zijn aangetroffen. Op de zitting heeft verweerder nog uiteengezet dat de bij het eerste onderzoek onderzochte aardappel niet bewaard wordt, omdat die aangesneden is. Dat is de reden dat deze aardappel er niet meer was bij de contra-expertise. Het monster voor de PCR-test wordt wel bewaard. Appellante heeft de uitslag van het eerste onderzoek verder niet betwist. Het is het College niet gebleken dat de stappen van het NVWA-Protocol niet correct zouden zijn doorlopen. Voor de conclusie dat verweerder ten onrechte zou hebben vastgesteld dat in de partij aardappelen M. Chitwoodi is aangetroffen, bestaat dan ook geen grond.

6. Het beroep is ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, mr. H.O. Kerkmeester en mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. M.B. van Zantvoort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2021.

De voorzitter is verhinderd te ondertekenen De griffier is verhinderd te ondertekenen


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature