Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:

Inhoudsindicatie:

Elektriciteitswet 1998

Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie

Uitspraak



College van Beroep voor het bedrijfsleven

AWB 07/720, 07/721 en 08/13 16 december 2008

18051 Elektriciteitswet 1998

Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie

Uitspraak in de zaken van:

Gebroeders A en B, te C, A, te D, en B, te C, appellanten,

gemachtigde: mr. E.M. Vos, advocaat te Heilig Landstichting,

tegen

de Minister van Economische Zaken, verweerder,

gemachtigde: mr. J. van Essen en mr. C. Cromheeke, beiden werkzaam bij verweerders agentschap SenterNovem te Zwolle.

1. De procedure

Appellanten hebben bij brieven, bij het College binnengekomen op 27 september 2007 en 4 januari 2008, beroep ingesteld tegen besluiten van verweerder van respectievelijk 17 augustus 2007 en 23 november 2007.

Bij deze besluiten heeft verweerder de bezwaren van appellanten tegen de besluiten van respectievelijk 23 april 2007 en 3 augustus 2007, waarbij verweerder de aanvraag van appellanten van een vergoeding op basis van de Beleidsregels kostenvergoeding subsidie milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (hierna: de Beleidsregels) heeft afgewezen, ongegrond verklaard. De besluiten van 23 april 2007 hebben betrekking op aanvragen inzake installaties in Almelo en Delden. De beroepen tegen de besluiten op bezwaar hiertegen zijn geadministreerd onder nummer AWB 07/720, respectievelijk nummer AWB 07/721. Het besluit van 3 augustus 2007 heeft betrekking op een aanvraag inzake een installatie in Olst. Het beroep tegen het besluit op bezwaar hiertegen is geadministreerd onder nummer AWB 08/13.

Op 31 oktober 2007, 1 november 2007 en 1 april 2008 heeft verweerder verweerschriften ingediend.

Op 27 augustus 2008 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunten hebben toegelicht.

2. De grondslag van het geschil

2.1 In de Beleidsregels is onder meer het volgende bepaald:

" Artikel 2

1. De Minister kent een kostenvergoeding toe aan een verzoeker die:

a. voor 18 augustus 2006 geen aanvraag voor MEP-subsidie voor die productie-installatie heeft ingediend als waarvoor hij een verzoek tot kostenvergoeding indient;

b. voor 18 augustus 2006 de voor de aanvraag van de MEP-subsidie benodigde vergunningen heeft aangevraagd;

c. redelijkerwijs tussen 18 augustus 2006 en 31 december 2006 een volledig ingevuld aanvraagformulier met alle benodigde bijlagen als bedoeld in artikel 15 van de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie had kunnen indienen, en d. op basis van deze aanvraag, uitgaande van de regels zoals deze golden voor 18 augustus 2006, MEP-subsidie van meer dan € 0,00 had kunnen krijgen.

2. De Minister kent geen kostenvergoeding toe indien voor een productie-installatie subsidie wordt verleend op grond van de in de brief van 11 september 2006 (Kamerstukken II, 28 665, 76) aangekondigde subsidieregeling voor vergistingsinstallaties.

Artikel 3

1. Kosten komen alleen voor vergoeding in aanmerking indien het directe kosten betreffen die de verzoeker noodzakelijkerwijs voor 18 augustus 2006 heeft gemaakt en betaald aan derden om voor 1 januari 2007 MEP-subsidie aan te vragen, voor zover deze kosten redelijk zijn.

Artikel 5

1. Het verzoek om kostenvergoeding wordt gedaan door het indienen van een juist en volledig ingevuld en ondertekend exemplaar van een bij Senter-Novem te verkrijgen formulier, waarbij de verzoeker aannemelijk maakt dat hij voor 1 januari 2007 aan alle eisen zou hebben kunnen voldoen om een aanvraag voor MEP-subsidie in te dienen. "

In de toelichting op de Beleidsregels is voor zover relevant het volgende vermeld:

" Artikel 2

In artikel 2 wordt de kring van bedrijven aangeduid die in aanmerking komen voor een kostenvergoeding in verband met de 0-regeling. In aanmerking voor een kostenvergoeding komen die verzoekers die nog geen MEP-subsidie ontvangen en die ook niet voor 18 augustus 2006 een aanvraag voor een MEP-subsidie hebben ingediend. Verder moet het gaan om verzoekers die wel voor 18 augustus 2006 de voor het aanvragen van de MEP-subsidie benodigde vergunningen hebben aangevraagd (dus voor deze datum een aanvraag naar de bevoegde instantie hebben verzonden) en die in staat zouden zijn om tussen 18 augustus 2006 en 31 december 2006 een complete aanvraag voor MEP-subsidie in te dienen. Het moet dan gaan om aanvragen die ook daadwerkelijk subsidie zouden ontvangen, dus geen aanvragen voor categorieën productie-installaties waarvoor het subsidiebedrag voor 18 augustus 2006 op € 0,00 is gesteld. Omdat vanaf 1 januari 2007 een nieuw regime voor de MEP-subsidie geldt, waarin bedrijven niet meer op voorhand de zekerheid hebben dat er altijd MEP-subsidie kan worden verleend, is als eis gesteld dat de verzoeker in staat zou moeten zijn voor 1 januari 2007 MEP-subsidie aan te vragen.

(…)

Artikel 5

De verzoeken om kostenvergoeding zullen namens de Minister van Economische Zaken worden beoordeeld door SenterNovem. Bij de beoordeling van SenterNovem speelt een belangrijke rol of de verzoeker aannemelijk kan maken dat hij voor 1 januari 2007 een volledige aanvraag voor MEP-subsidie had kunnen indienen. Dit kan hij bijvoorbeeld doen door het overleggen van reeds verkregen vergunningen of het weergeven van de stand van de vergunningenprocedure. Een verklaring van de vergunningverlenende instantie over de stand van zaken en de beoogde afwikkeling van de procedure zal deze duidelijkheid moeten verschaffen indien niet op andere wijze blijkt wat de stand van zaken in de procedures is.

(…) "

De Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) luidde ten tijde en voor zover van belang als volgt:

" Artikel 1 9

1. De gemeenteraad kan, gehoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van den project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan (…)

Artikel 19 a

(…)

2. De gemeenteraad of in voorkomend geval burgemeester en wethouders beslissen zo spoedig mogelijk , doch in elk geval binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19, of toepassing zal worden gegeven aan het vierde lid.

(…)

4. Op de voorbereiding van het besluit omtrent de vrijstelling is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:

(…)

b. in afwijking van artikel 3:18, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht , burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken, indien geen verklaring van geen bezwaar is vereist. "

In het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (hierna: Besluit) is onder meer bepaald:

" Artikel 2

1. Een aanvraag om bouwvergunning wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het bouwwerk of de standplaats geheel of in hoofdzaak is of zal zijn gelegen.

2. Een aanvraag wordt gedaan op het bij ministeriële regeling voorgeschreven formulier dat door burgemeester en wethouders op zijn verzoek aan de aanvrager ter beschikking wordt gesteld. "

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaken de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Appellanten hebben bij formulieren, gedateerd 30 januari 2007, bij SenterNovem – een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken – aanvragen ingediend voor een kostenvergoeding op basis van de Beleidsregels ten behoeve van vijf identieke bio-wkk-projecten in Apeldoorn, Olst, Deventer, Almelo en Delden.

- Bij brieven van 20 maart 2007 heeft SenterNovem verzocht om een aanvulling van bij de aanvragen ontbrekende gegevens.

- Bij brief van 30 maart 2007 hebben appellanten op dit verzoek gereageerd.

- Bij besluiten van respectievelijk 23 april 2007 en 3 augustus 2007 heeft verweerder de aanvragen afgewezen.

- Bij brieven van respectievelijk 30 mei 2007 en 14 september 2007 hebben appellanten tegen deze besluiten bezwaar gemaakt.

- Bij brieven van 12 juli 2007 hebben appellanten nadere gronden van hun bezwaren bij verweerder ingediend.

- Op respectievelijk 3 augustus 2007 en 25 oktober 2007 zijn appellanten in het kader van hun bezwaar gehoord door medewerkers van SenterNovem.

- Op 13 november 2007 heeft verweerder nadere vragen gesteld aan de gemeente Olst-Wijhe.

- In een e-mailbericht van 15 november 2007 van een medewerkster ruimtelijke ordening van genoemde gemeente is daarop als volgt geantwoord:

" Er is in september 2005 een verzoek om wijziging van het bestemmingsplan ingediend. Hierop is in november 2005 positief besloten, via het voeren van een vrijstellingsprocedure volgens artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening . Hier is sprake van een principebesluit, aangezien er geen officiële aanvraag om bouwvergunning lag. Vervolgens is op 24 juli 2006 een aanvraag om reguliere bouwvergunning fase 1 ingediend. Hierop is besloten om medewerking te verlenen via het voeren van de vrijstellingsprocedure artikel 19.1 WRO .

1. Er is dus vrijstelling mogelijk volgens artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening

2. In het gunstigste geval (dus zonder zienswijzen en bezwaren) spreken we over 5 maanden.

3. De vrijstelling volgens artikel 19.1 WRO met bouwvergunning fase 1 is op 15 januari 2007 verleend.

4. Aangezien de aanvraag om bouwvergunning fase 1 pas in juli 2006 is ingediend, is het onwaarschijnlijk dat ook de bouwvergunning fase 2 verleend had kunnen worden voor 31 december 2006.

Dit was alleen mogelijk geweest wanneer er geen vrijstelling vereist was. "

- Vervolgens heeft verweerder de bestreden besluiten genomen.

3. De bestreden besluiten

Bij de bestreden besluiten heeft verweerder – samengevat weergegeven – de bezwaren van appellanten ongegrond verklaard. Verweerder heeft daartoe het volgende overwogen.

De voorwaarden van artikel 2, eerste lid en artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregels zijn cumulatieve voorwaarden en geen alternatieve. De stelling van appellanten dat artikel 2, eerste lid, onder b, van de Beleidsregels geen beletsel vormt voor toekenning van een kostenvergoeding aangezien appellanten zouden hebben kunnen voldoen aan artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregels, is derhalve onjuist. Uit artikel 2, eerste lid, onder b, van de Beleidsregels volgt, dat de benodigde vergunningen moeten zijn aangevraagd v óór 18 augustus 2006. Indien appellanten de vergunningen eind augustus 2006 hadden aangevraagd, zouden zij niet in aanmerking komen voor een kostenvergoeding.

De vraag in hoeverre de algemene kosten van de aanvragen kunnen worden toegerekend aan een aanvraag waarin een kostenvergoeding wordt toegekend, zal door verweerder worden beantwoord in het geval een dergelijke toekenning plaatsvindt.

Met betrekking tot de projecten in Almelo en Delden heeft verweerder het volgende overwogen. Appellanten hebben niet voldaan aan artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Beleidsregels, nu de bouwvergunning ten behoeve van deze projecten op 30 maart 2007 nog niet was aangevraagd. Blijkens het Besluit moet een aanvraag om een bouwvergunning schriftelijk door middel van een daartoe bestemd formulier worden ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het bouwwerk gelegen zal zijn. Appellanten, die stellen dat zij vóór 18 augustus 2006 de bouwvergunning mondeling hebben aangevraagd, hebben niet een dergelijk formulier ingevuld om een bouwvergunning aan te vragen. De door appellanten veronderstelde bedoeling om soepel met de aanvragen in het kader van de Beleidsregels om te gaan, is niet gebaseerd op de tekst van de Beleidsregels en kan niet leiden tot terzijdestelling van de Beleidsregels. Voor het overige zijn belangen gesteld noch gebleken die aanleiding geven tot het afwijken van het in de Beleidsregels gestelde beleid.

Met betrekking tot het project op de locatie Olst heeft verweerder het volgende overwogen. Appellanten voldoen niet aan artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Beleidsregels. Zij hebben op 24 juli 2006 een bouwvergunning eerste fase aangevraagd. Blijkens informatie van de gemeente Olst-Wijhe is het onwaarschijnlijk dat de bouwvergunning tweede fase vóór 31 december 2006 had kunnen worden verleend.

Het besluit om de MEP-subsidie op nul te stellen past binnen de bevoegdheid van verweerder op grond van de Elektriciteitswet 1998. Het is daarmee rechtmatig en redelijk, zodat er geen reden is om de nadelige gevolgen van het besluit van 18 augustus 2006 op grond van de artikelen 3:4 juncto 3:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te vergoeden. De stelling ten slotte dat zich tussen artikel 2, eerste lid, en artikel 2, tweede lid, van de Beleidsregels een grijs gebied bevindt, is onjuist, omdat het bepaalde in het tweede lid slechts een uitzondering is op het bepaalde in het eerste lid.

4. Het standpunt van appellanten

Appellanten hebben – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd.

Appellanten waren bezig met de voorbereiding van diverse projecten. De kosten daarvan worden voorlopig begroot op

€ 750.000,-. Het is onredelijk dat deze kosten voor rekening van appellanten blijven. Op grond van artikel 3:4, tweede lid, Awb mogen de nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Op grond van artikel 3:1 Awb is het bepaalde in artikel 3:4 Awb ook van toepassing op het besluit van verweerder om de MEP-subsidie per 18 augustus 2006 op nihil te stellen. De Beleidsregels strekken ertoe om onevenredig nadelige gevolgen weg te nemen. Een abrupte afschaffing van een financiële regeling heeft als nadeel dat belanghebbenden die in een redelijke verwachting van subsidie een aanvraag voorbereiden, kosten maken. Redelijk zou zijn dat de afschaffing ruim tevoren bekend wordt gemaakt, zodat situaties waarin kosten zijn gemaakt ter voorbereiding van een niet te verkrijgen subsidie, niet kunnen ontstaan. Om begrijpelijke redenen lijkt dit echter niet anders te kunnen. In een dergelijk geval volgt uit artikel 3:4, tweede lid, Awb de verplichting om de belanghebbenden die daarvan de nadelige gevolgen ondervinden, schadeloos te stellen. De Beleidsregels zijn slechts een uitwerking van de algemene wettelijke regeling als bedoeld in artikel 3:4 Awb . Er kan geen beroep op de Beleidsregels worden gedaan indien dit strijdigheid met de algemene regeling tot gevolg heeft. Zij zien ten onrechte niet op de 'grijze gevallen' tussen artikel 2, eerste lid en artikel 2, tweede lid. De Beleidsregels geven criteria voor imperatieve toekenning en imperatieve afwijzing, maar ten onrechte niet voor andere gevallen. Dergelijke andere gevallen kunnen om die reden niet aan de hand van de Beleidsregels worden beslist.

De regeling rond de MEP en de afschaffing daarvan dienen slechts de belangen van het subsidieverstrekkende orgaan; in dat geval past het niet dat de Beleidsregels zo beperkt zijn opgesteld c.q. worden uitgelegd dat de gedupeerden met de schade blijven zitten.

Met betrekking tot de projecten in Almelo en Delden hebben appellanten aangevoerd dat de vraag of de afwijzing van de aanvraag kan worden gebaseerd op de omstandigheid dat voor dit project geen bouwvergunning is aangevraagd. Van belang is dat deze projecten deel uitmaken van een serie van diverse projecten ook in Apeldoorn, Olst en Deventer en er een pilot-aanvraag bouwvergunning eerste fase is ingediend voor het project Apeldoorn. De voorbereidingskosten voor bouwaanvraag Apeldoorn kunnen voor een deel drukken op voorbereiding van andere projecten. Een redelijke uitleg van artikel 2, eerste lid, onder b van de Beleidsregels houdt in dat de aanvraag van een bouwvergunning voor een bepaald project moet worden gelijkgesteld met een aanvraag van een bouwvergunning in een andere gemeente. Hiervoor pleit artikel 3, eerste lid, nu de indiening van de pilot-aanvraag juist is ingegeven door kostenbesparing. De afwijzing is gemotiveerd met de stelling dat op 30 maart 2007 nog geen bouwvergunning was ontvangen. Het criterium is evenwel of een bouwvergunning had kunnen worden ontvangen. Na de intrekking van de MEP-subsidieregeling is de druk van het proces van vergunningverlening gehaald. Indien dit niet was gebeurd, dan zouden appellanten tijdig de beschikking hebben gehad over een bouwtitel.

Met betrekking tot het project in de gemeente Olst-Wijhe hebben appellanten aangevoerd, dat op 24 juli 2006 een bouwvergunning eerste fase is aangevraagd. De vrijstelling als bedoeld in artikel 19 WRO ten behoeve van de bouwvergunning had gelet op het bepaalde in artikel 19a WRO op zijn laatst binnen 20 weken, derhalve v óór 31 december 2006, maar waarschijnlijk eerder, kunnen worden verleend. Als het erom gespannen had, was ook eerdere afdoening mogelijk geweest. Het ging per slot van rekening niet om een vrijstelling op belangrijke planologische aspecten. Bovendien zou geen bestemmingsplanwijziging nodig zijn geweest als was gekozen voor een locatie op een bedrijfsterrein in plaats van op een stuk grond dat nu een woonbestemming heeft.

5. De beoordeling van het geschil

5.1 Appellanten hebben betoogd dat zich tussen de gevallen van artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregels, waarin een kostenvergoeding wordt toegekend, en de gevallen van artikel 2, tweede lid, waarin geen kostenvergoeding wordt toegekend, een 'grijs gebied' bevindt. Nu op dit gebied de Beleidsregels niet van toepassing zijn, zijn deze in strijd met de op artikel 3:4, tweede lid, Awb gebaseerde verplichting om belanghebbenden die nadelige gevolgen van overheidsbeslissingen ondervinden, schadeloos te stellen.

Het College kan uit een gezamenlijke lezing van genoemde artikelleden het bestaan van een 'grijs gebied' zoals door appellanten betoogd, niet afleiden. Het eerste lid stelt vier cumulatieve voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor een kostenvergoeding in aanmerking te komen. Het tweede lid vormt hierop een uitzondering in die zin dat wordt aangegeven wanneer – ondanks het voldoen aan voornoemde voorwaarden – geen kostenvergoeding wordt toegekend. Hieruit kan worden afgeleid dat volgens artikel 2 van de Beleidsregels in alle andere gevallen waarin aan de vier voorwaarden is voldaan een kostenvergoeding wordt toegekend en in de gevallen waarin niet aan deze voorwaarden is voldaan de Beleidsregels niet in een kostenvergoeding voorzien.

Appellanten hebben in beroep gesteld dat het niet past de Beleidsregels zo op te stellen dat belanghebbenden met de schade blijven zitten. Deze beroepsgrond richt zich, naar het voorkomt, tegen de rechtmatigheid van de Beleidsregels. Het College overweegt te dien aanzien dat aan de Beleidsregels, volgens vaste jurisprudentie, slechts verbindende kracht kan worden ontzegd indien de door de betrokken regelgever gemaakte keuzen strijdig moeten worden geacht met een hogere algemeen verbindende regeling, dan wel indien, met inachtneming van de beoordelingsvrijheid van de regelgever, en derhalve met terughoudendheid toetsend, geoordeeld moet worden dat de voorschriften een toetsing aan algemene rechtsbeginselen niet kunnen doorstaan.

Hetgeen door appellanten terzake is aangevoerd heeft het College niet tot de overtuiging kunnen brengen dat de Beleidsregels niet passen binnen het gegeven wettelijk kader of bij afweging van alle daarvoor in aanmerking komende belangen niet in redelijkheid konden worden vastgesteld. Het ontbreken in de Beleidsregels van een ruimere mogelijkheid tot toekenning van een kostenvergoeding dan daarin thans is vervat leidt het College dan ook niet tot het oordeel dat verweerder bij de bestreden besluiten met voorbijgaan aan die Beleidsregels niettemin een kostenvergoeding had moeten toekennen.

5.2 Het College staat vervolgens voor de vraag of verweerder terecht de subsidieaanvraag van appellanten heeft afgewezen op de grond dat niet is voldaan aan artikel 2 van de Beleidsregels, omdat in het geval van de projecten in Almelo en Delden de bouwvergunningen niet voor 18 augustus 2006 zijn aangevraagd en in het geval van het project in Olst appellanten niet tussen 18 augustus 2006 en 31 december 2006 een volledig ingevuld aanvraagformulier met bijlagen hebben kunnen indienen. Het College beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.

5.3 Het College stelt voorop dat in een regeling tot kostenvergoeding als hier aan de orde is, noodzakelijkerwijs een beperking plaatsvindt van de kring van degenen die voor deze vergoeding in aanmerking komen. Bij de voorwaarde van artikel 2, eerste lid, onder b, van de Beleidsregels, in samenhang met de onder c van dit artikellid gestelde eis, gaat het – gelet op doel en strekking van deze bepaling – om een in voldoende mate geconcretiseerde vergunningaanvraag. Voor een dergelijke concretisering is niet noodzakelijkerwijs vereist dat een officieel aanvraagformulier wordt gebruikt als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit. De door verweerder gestelde eis dat sprake is van een schriftelijke aanvraag kan daarentegen wel als een voor bedoelde concretisering noodzakelijke voorwaarde worden beschouwd. Voorts acht het College de hantering van de datum waarop de subsidie op 0 wordt gesteld – 18 augustus

2006 – als peildatum voor de aanvraag alleszins begrijpelijk in het licht van artikel 3 van de Beleidsregels dat de te vergoeden kosten beperkt tot kosten die vóór die datum zijn gemaakt.

5.4 Het College stelt vast dat in het geval van de projecten te Almelo en te Delden tussen partijen in confesso is, dat niet vóór 18 augustus 2006 een aanvraag om bouwvergunning in vorenbedoelde zin is ingediend. Het standpunt dat de pilotaanvraag te Apeldoorn geldt als aanvraag in Almelo en Delden, deelt het College niet, nu artikel 2, eerste lid, van het Besluit bepaalt, dat een aanvraag om bouwvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het bouwwerk of de standplaats geheel of in hoofdzaak zal zijn gelegen. Hieruit vloeit voort dat voor de projecten Almelo en Delden niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Beleidsregels. Dit laat onverlet dat – zoals verweerder ter zitting heeft aangegeven – de vraag in hoeverre kosten aan bedoelde pilotaanvraag kunnen worden toegerekend, aan de orde kan komen indien voor deze aanvraag een kostenvergoeding wordt toegekend.

5.5 In het kader van het project in de gemeente Olst-Wijhe hebben appellanten aangegeven, dat zij geen procedure als bedoeld in artikel 19 WRO zouden hebben gevolgd, als zij eerder hadden geweten dat de MEP-subsidieregeling met ingang van 18 augustus 2006 op nihil werd gesteld. Alsdan zou de bouwvergunning voor dit project vóór 31 december 2006 zijn verleend, zodat appellanten tussen 18 augustus 2006 en 31 december 2006 een volledig ingevuld aanvraagformulier met alle benodigde bijlagen hebben kunnen indienen.

Het College stelt vast dat bij de overgelegde gedingstukken een verklaring als bedoeld in de toelichting bij artikel 5 van de Beleidsregels van de gemeente Olst-Wijhe ontbreekt, waaruit blijkt dat de benodigde bouwvergunning vóór 31 december 2006 had kunnen worden verleend. Hetgeen uit de verklaring van een medewerkster ruimtelijke ordening van genoemde gemeente van 15 november 2007 naar voren komt, acht het College van onvoldoende gewicht om het standpunt van appellanten dienaangaande te ondersteunen. Hieruit vloeit voort dat voor het project in voornoemde gemeente niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Beleidsregels.

5.6 Het vorenstaande in aanmerking genomen heeft verweerder bij de bestreden besluiten de bezwaren van appellanten terecht ongegrond verklaard.

5.7 Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de beroepen ongegrond zijn.

5.8 Voor een vergoeding van proceskosten op de voet van artikel 8:75 Awb ziet het College geen aanleiding.

6. De beslissing

Het College verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.M. Wolters, mr. H.O. Kerkmeester en mr. F.H.M. Possen, in tegenwoordigheid van mr. E. van Kerkhoven als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 december 2008.

w.g. C.M. Wolters w.g E. van Kerkhoven


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature