Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/721095-12
Datum uitspraak: 29 maart 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats]
[adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 maart 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.C.E.T. Ceuninck van Capelle-Willems en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M. Jansen, advocaat te Spijkenisse, en door verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 1 september 2006 tot en
1 mei 2007 te Bodegraven en/of Alphen aan de Rijn en /of Nieuwerkerk aan de
IJssel en/of Earnewoude en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België,
met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1993, die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, één of
meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte meermalen, althans éénmaal,
- die [slachtoffer] gevingerd, althans één of meer vingers in de vagina van die
[slachtoffer] gebracht en/of vervolgens met die vinger(s) bewogen en/of
- met haar, verdachtes tong, gelikt in en/of bij en/of aan de vagina en/of
bij de schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
- een komkommer, althans een voorwerp, in de vagina van die [slachtoffer]
gebracht en/of gehouden en/of gedaan en/of
- met die [slachtoffer] getongzoend, althans haar, verdachtes, tong in de mond
van die [slachtoffer] gedaan,
zulks terwijl die [slachtoffer] aan haar, verdachtes, zorg en/of opleiding en/of
waakzaamheid was toevertrouwd;
2.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 1 september 2006 tot en
1 mei 2007 te Bodegraven en/of Alphen aan de Rijn en /of Nieuwerkerk aan de
IJssel en/of Earnewoude en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België met
[slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1993, die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, meermalen, althans éénmaal één of
meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen,
althans éénmaal:
- zich laten vingeren door die [slachtoffer] althans, door die [slachtoffer] één of
meer vingers in de vagina van haar, verdachte, te laten brengen en/of
vervolgens met die vinger(s) te bewegen en/of
- zich laten betasten en/of likken aan en/of bijten in haar borsten door die
[slachtoffer] en/of
- betasten van en/of likken aan en/of bijten in de borsten van die [slachtoffer]
en/of
- zich laten likken aan haar, verdachtes, vagina en/of bij haar verdachtes
schaamstreek door die [slachtoffer] en/of
- een komkommer, althans een voorwerp, door die [slachtoffer] in haar,
verdachtes, vagina laten brengen en/of houden,
zulks terwijl die [slachtoffer] aan haar, verdachtes, zorg en/of opleiding en/of
waakzaamheid was toevertrouwd;
3.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 1 september 2006 tot en
1 mei 2007 te Bodegraven en/of Alphen aan de Rijn en /of Nieuwerkerk aan de
IJssel en/of Earnewoude en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België,
ontucht heeft gepleegd met de aan haar zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1993,
terwijl zij, verdachte, mentrix en/of lerares was van die [slachtoffer] en/of
mentrix en/of lerares was op de school waar die [slachtoffer] les had immers
heeft zij meermalen, althans éénmaal:
- zich laten vingeren door die [slachtoffer] althans, door die [slachtoffer] één of
meer vingers in de vagina van haar, verdachte, te laten brengen en/of
vervolgens met die vinger(s) te bewegen en/of
- zich laten betasten en/of likken aan en/of bijten in haar borsten door die
[slachtoffer] en/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of gelikt en/of gebeten en/of
- zich laten likken aan haar, verdachtes, vagina en/of bij haar schaamstreek
door die [slachtoffer] en/of
- een komkommer, althans een voorwerp, door die [slachtoffer] in haar,
verdachtes, vagina laten brengen en/of houden.
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Inleiding
Verdachte wordt verweten gedurende een periode van acht maanden ontucht te hebben gepleegd met de destijds 13- en 14-jarige [slachtoffer], haar pupil/leerlinge.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de drie tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zal verklaren.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de drie tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, behoudens voor zover het de daarin opgenomen periode (van 1 september 2006 tot en met 1 mei 2007) betreft. De verdediging heeft bepleit dat, wat de bewezenverklaring betreft, wordt aangeknoopt bij de, nauwkeurige, verklaring van verdachte op dit punt.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging1
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Voorts heeft verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van het [slachtoffer], zoals opgenomen in het proces-verbaal van aangifte d.d. 18 juli 2012, p. 37 t/m 45, met bijlagen;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris van deze rechtbank, mr. J.J.M. Gielen-Winkster, zoals opgenomen in het proces-verbaal verhoor verdachte inbewaringstelling d.d. 28 september 2012;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, zoals opgenomen in het proces-verbaal van die zitting van 18 maart 2013.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met [slachtoffer] - die is geboren op [geboortedatum] 1993 - op verschillende tijdstippen ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Tijdens het plegen van die handelingen was [slachtoffer] aan de zorg, opleiding en waakzaamheid van verdachte toevertrouwd, nu verdachte de mentor was van [slachtoffer]. De ontucht bestond onder andere uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer].
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank op grond van de verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden in de periode van 1 januari tot en met 1 mei 2007. Verdachte heeft, naar haar verklaring, deze periode kunnen berekenen aan de hand van concrete andere gebeurtenissen die in haar leven hebben plaatsgevonden. De rechtbank ziet geen aanleiding aan deze opgave van verdachte te twijfelen, nu zij ook overigens openheid van zaken heeft gegeven.
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 1 mei 2007 te Bodegraven en Alphen aan de Rijn en Nieuwerkerk aan de IJssel en Earnewoude en Antwerpen, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1993, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen,
- die [slachtoffer] gevingerd en
- met haar, verdachtes tong, gelikt in en bij en aan de vagina en bij de schaamstreek van die [slachtoffer] en
- een komkommer in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en
- met die [slachtoffer] getongzoend,
zulks terwijl die [slachtoffer] aan haar, verdachtes, zorg en opleiding en waakzaamheid was toevertrouwd;
2.
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 1 mei 2007 te Bodegraven en Alphen aan de Rijn en Nieuwerkerk aan de IJssel en Earnewoude en Antwerpen met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1993, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, meermalen, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen:
- zich laten vingeren door die [slachtoffer] en
- zich laten betasten en likken aan en bijten in haar borsten door die [slachtoffer] en
- betasten van en likken aan en bijten in de borsten van die [slachtoffer]
en
- zich laten likken aan haar, verdachtes, vagina en bij haar verdachtes schaamstreek door die [slachtoffer] en
- een komkommer door die [slachtoffer] in haar, verdachtes, vagina laten brengen en houden,
zulks terwijl die [slachtoffer] aan haar, verdachtes, zorg en opleiding en
waakzaamheid was toevertrouwd
3.
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 1 mei 2007 te Bodegraven en Alphen aan de Rijn en Nieuwerkerk aan de IJssel en Earnewoude en Antwerpen ontucht heeft gepleegd met de aan haar zorg en opleiding en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1993, terwijl zij, verdachte, mentrix en lerares was van die [slachtoffer] immers
heeft zij meermalen:
- zich laten vingeren door die [slachtoffer] en
- zich laten betasten en likken aan en bijten in haar borsten door die [slachtoffer] en
- de borsten van die [slachtoffer] betast en gelikt en gebeten en
- zich laten likken aan haar, verdachtes, vagina en bij haar schaamstreek door die [slachtoffer] en
- een komkommer door die [slachtoffer] in haar, verdachtes, vagina laten brengen en/of houden.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat aan verdachte een proeftijd voor de duur van 5 jaar wordt opgelegd, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldgebod bij de Stichting Reclassering Nederland en een verplichting om zich te laten behandelen bij de forensisch psychiatrische polikliniek De Waag. Daarnaast heeft zij gevorderd dat verdachte voor de duur van vijf jaar wordt ontzet van het recht om het beroep van lerares uit te oefenen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest wordt opgelegd, eventueel gecombineerd met een werkstraf, en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Tegen de gevorderde bijkomende straf heeft de verdediging geen bezwaar gemaakt.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende ongeveer vier maanden verregaande ontuchtige en seksuele handelingen verricht met een zeer kwetsbaar, veertienjarig, meisje. Verdachte was bovendien ten tijde van het misbruik de mentor en lerares van dat meisje.
Verdachte wist dat [slachtoffer] in een moeilijke en precaire thuissituatie verkeerde, dat zij zichzelf bekraste en dat zij veelvuldig om aandacht vroeg. Verdachte heeft echter niet de gepaste en benodigde professionele afstand tot [slachtoffer] kunnen behouden. Verdachte heeft toegegeven aan haar gevoelens van verliefdheid voor [slachtoffer] en heeft daarmee iedere keer dat de ontucht plaatsvond, het welzijn van een destijds veertienjarig meisje ondergeschikt gemaakt aan het vervullen van haar eigen seksuele gevoelens en verlangens. Bovendien heeft verdachte, ondanks dat zij, volgens haar eigen verklaring, op het moment van de eerste tongzoen met [slachtoffer] besefte dat het niet goed was wat zij deed, de seksuele handelingen gedurende vier maanden wekelijks voortgezet en deze zelfs uitgebreid. Wat begon met een tongzoen eindigde met het seksueel binnendringen van het lichaam en het verrichten van verregaande seksuele handelingen over en weer.
Met deze handelwijze heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in een levensfase waarin zij zich ongestoord had moeten kunnen ontwikkelen. Verdachte heeft misbruik gemaakt van haar positie als lerares/mentor, heeft het vertrouwen geschonden dat [slachtoffer] in haar stelde en heeft een zware last op haar schouders gelegd. Dergelijke gedragingen kunnen, naar de ervaring leert, voor het slachtoffer ernstige psychische gevolgen hebben. Dat de gedragingen voor [slachtoffer] nadelige psychische gevolgen hebben gehad en nog altijd hebben, is gebleken uit de onderbouwing van de door [slachtoffer] in deze zaak ingediende vordering tot vergoeding van schade. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
De reclasseringswerker P. Backus heeft in zijn rapport d.d. 17 december 2012 het recidiverisico, wanneer verdachte in behandeling zal gaan, als laag ingeschat. Verdachte is rationeel, praat niet over problemen en kent een laag zelfbeeld. Op het gebied van relaties en seksualiteit lijkt ze zoekend te zijn, aldus de reclasseringswerker. De gevolgen voor het gezin en de detentie hebben een groot schrikeffect gehad op verdachte.
Psycholoog prof. dr. R.A.R. Bullens, die tot de conclusie komt dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht, een conclusie die de rechtbank overneemt, heeft in zijn rapport d.d. 3 december 2012 het recidiverisico eveneens als laag ingeschat. Als risicoverhogende factoren signaleert de psycholoog de seksuele deviatie van verdachte en haar overprikkeling op seksueel gebied.
De reclasseringswerker heeft geadviseerd om aan verdachte een, al dan niet gedeeltelijke, voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het advies van de psycholoog luidt om aan verdachte een deels onvoorwaardelijke, deels voorwaardelijke straf op te leggen. Zowel de reclassering als de psycholoog achten ambulante behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek als De Waag en reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarden geïndiceerd.
In het voordeel van verdachte laat de rechtbank haar huidige opstelling en houding tegenover de gepleegde ontucht meewegen. Verdachte realiseert zich het zeer kwalijke karakter van haar handelingen, heeft veel spijt van hetgeen is gebeurd en staat open voor hulp. Blijkens het voortgangsverslag van de reclasseringswerkers A. Rein en W. Niamat d.d. 11 maart 2013 heeft verdachte na de schorsing van haar voorlopige hechtenis zelf het initiatief genomen tot contact met de reclassering. Verdachte heeft zich tot nu toe gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en heeft voorbeeldig, gemotiveerd en actief meegewerkt aan het toezicht. Zij komt actief de afspraken met haar behandelaar na. Verdachte geeft openheid van zaken, stelt zich controleerbaar op en deelt haar zorgen. Verdachte heeft een realistisch toekomstperspectief. De reclasseringswerkers zien een hoge mate van responsiviteit bij verdachte.
Blijkens de verklaring van verdachte ter terechtzitting heeft zij inmiddels vijf gesprekken gevoerd met de psycholoog die werkzaam is bij De Waag.
Tot slot laat de rechtbank in het voordeel van verdachte meewegen dat zij blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 februari 2013 niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Gezien de ernst van de feiten acht de rechtbank het passend en geboden om een forse, deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen aan verdachte. Het onvoorwaardelijk op te leggen gedeelte zal daarbij hoger uitvallen dan de door verdachte reeds in voorarrest doorgebrachte tijd. Het is met name de genoemde ernst van de feiten die naar het oordeel van de rechtbank een andere strafmodaliteit uitsluit. De rechtbank acht het daarnaast geboden om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals neergelegd in het rapport d.d. 17 december 2012 van de reclassering, dit om te bewerkstelligen dat verdachte de behandeling bij De Waag blijft volgen en daarmee te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten zal plegen.
Gezien de aard van de strafbare gedragingen en de door de reclassering ingeschatte kans op herhaling wanneer verdachte zich niet zou laten behandelen, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank ziet daarin aanleiding om aan verdachte een proeftijd op te leggen voor de duur van vijf jaren. Nu verdachte de bewezen verklaarde misdrijven in haar beroep als lerares heeft begaan, ziet de rechtbank aanleiding om haar voor de duur van vijf jaar te ontzetten van het recht om het beroep van lerares van minderjarigen uit te oefenen.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd voor de vordering van vergoeding van schade ter hoogte van € 16.270,--, bestaande uit de posten:
- eigen risico: € 740,--
- reiskosten: € 530,--
- immateriële schade: € 15.000,--.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 7.500,--, dit bij wijze van voorschot, en tot niet-ontvankelijkverklaring van het overige deel van de vordering. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de wettelijke rente over de vordering wordt toegewezen en dat de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal opleggen ten behoeve van het slachtoffer.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de ingewikkeldheid van de vordering. Niet is vast te stellen, aldus de verdediging, welk gedeelte van de schade is veroorzaakt door de ontucht en welk gedeelte door eerdere problematiek bij [slachtoffer]. De door [slachtoffer] aangehaalde uitspraken ter onderbouwing van haar immateriële schade betreffen bovendien, zo heeft de verdediging betoogd, zwaardere gevallen dan de onderhavige en kunnen niet dienen ter onderbouwing van de gevorderde immateriële schade.
De verdediging verzet zich niet tegen het toekennen van een voorschot op de gevorderde schadevergoeding, al zou dit voorschot dan niet hoger moeten zijn dan een bedrag van € 2.500,--.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten van het eigen risico ter hoogte van € 740,-- en de reiskosten ter hoogte van € 530,--, is namens verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 3.5 bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering toewijzen.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, naar billijkheid en bij wijze van voorschot een bedrag van € 6.000,-- toewijzen. De rechtbank zal voor het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schade de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding. Voor de beoordeling van de gevorderde schadevergoeding dient immers allereerst te worden vastgesteld welk gedeelte van de psychische schade is veroorzaakt door de ontucht. Dit onderzoek levert evenwel een onevenredige belasting op van het strafgeding. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de vordering, gelet op het voorgaande, toewijzen tot een bedrag van € 7.270,--. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen. Naar het oordeel van de rechtbank kan thans niet worden geoordeeld dat de toegewezen schade ontstond op het moment van de gepleegde ontucht, nu de reiskosten en de kosten voor het eigen risico betrekking hebben op een periode vanaf 2011 en de vergoeding voor de immateriële schade bij wijze van voorschot is toegekend. De rechtbank zal daarom de wettelijke rente toewijzen vanaf 29 maart 2013.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 3.5 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 7.270,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 55, 57, 245, 247, 248, 249 en 251 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
ten aanzien van de feiten 2 en 3:
ééndaadse samenloop van:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
en
ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op vijf jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd bij Reclassering Nederland zal melden, wanneer en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling / behandelaar zullen worden gegeven;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
ontzet verdachte van het recht tot de uitoefening van het beroep van lerares van minderjarigen voor de duur van vijf jaar;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk en bij wijze van voorschot toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer], een bedrag van € 7.270,-- vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 7.270,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 71 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mrs J.E. Bierling en T.L. Fernig-Rocour, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verstraeten-Jochemsen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2013.
Mr J.E. Bierling is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PL1609 2012099886, van de regiopolitie Hollands Midden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 188).