Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Kort geding. Portretrecht. Foto van zwaarlijvige getatoeëerde man op openbare weg. Publicatie in boek met confronterend tijdsbeeld en negatieve teneur (‘Platter & dikker’). Afwijzing verbodsvordering. Geen redelijk belang als bedoeld in art. 21 Aw. Feitelijke omstandigheden geven geen grond om te concluderen tot inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, afgewogen tegen het evenzeer fundamentele recht op vrijheid van meningsuiting. Geen onrechtmatige aantasting van eer en goede naam. Bekrachtiging vonnis rechtbank.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

VEERTIENDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

ARREST

in de zaak van:

[ APPELLANT ],

wonende te [ S ], gemeente [ G ],

APPELLANT,

advocaat: mr. R.J.A. Verhoeven te Alkmaar,

t e g e n

1. [ GEÏNTIMEERDE sub 1 ],

wonende te [ A ],

2. [ GEÏNTIMEERDE sub 2 ],

wonende te [ N ],

GEÏNTIMEERDEN,

advocaat: mr. G.A.C. Enkelaar te Amsterdam.

1. Het geding in hoger beroep

Appellant wordt hierna [ Appellant ] en geïntimeerden (tezamen en in enkelvoud) [ Geïntimeerden ] genoemd.

Bij dagvaarding van 22 december 2011 is [ Appellant ] in hoger beroep gekomen van het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam in het kort geding tussen partijen ([ Appellant ] als eiser en [ Geïntimeerden ] tezamen met de vennootschap onder firma Uitgeverij Bas [ Geïntimeerden ] V.O.F. als gedaagden) onder zaaknummer/rolnummer 503202 / KG ZA 11-1743 heeft gewezen en dat is uitgesproken op 24 november 2011. Het appelexploot bevat de grieven.

[ Appellant ] heeft overeenkomstig de dagvaarding drie grieven voorgesteld, nog een productie overgelegd en geconcludeerd dat het hof bij arrest uitvoerbaar bij voorraad het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en – zakelijk weergegeven - alsnog zijn vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van [ Geïntimeerden ] in de kosten van het geding in beide instanties.

Daarop heeft [ Geïntimeerden ] geantwoord, de grieven bestreden, nog enkele bescheiden in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen en [ Appellant ] zal veroordelen in, naar het hof verstaat, de kosten gevallen op het hoger beroep.

Partijen hebben de zaak op 23 februari 2012 door hun bovengenoemde advocaten doen bepleiten aan de hand van overgelegde pleitnotities. Zij hebben bij die gelegenheid elk nog een bewijsstuk overgelegd.

Ten slotte hebben partijen recht gevraagd op de stukken van beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd.

2. Grieven

Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de appeldagvaarding.

3. Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.6 een aantal feiten tot uitgangspunt genomen. Daaromtrent bestaat tussen partijen geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.

4. Beoordeling

4.1. Uitgeverij [ Geïntimeerden ], een eenmanszaak die tot begin 2012 optrad als vennootschap onder firma waarvan geïntimeerden de vennoten waren, heeft op 12 oktober 2011 een boek uitgegeven met de titel ‘Platter & dikker’. Het boek bevat een zestigtal foto’s van R. Visser en een essay van circa dertig bladzijden van H.J.A. Hofland. Op een van deze foto’s staat [ Appellant ] afgebeeld, leunend tegen een motorfiets. Zijn geheel ontblote armen, het zichtbare deel van zijn borst en zijn gelaat zijn vrijwel geheel getatoeëerd. Het bijschrift bij de foto luidt: “Harley Davidson-dag in Rotterdam”. Op de achterkant van het boek is de volgende tekst opgenomen:

“Wat is er mis in Nederland? De nieuwe rijken etaleren als nooit tevoren hun bezittingen, obesitas is de nieuwe volksziekte en agressie en geweld zijn normale aspecten van het dagelijks leven.

‘De nieuwe mens is overal. Hij is dikker. Hij praat harder en vlugger maar niet duidelijker. Hij steekt zijn middelvinger op, hij is eerder bereid een medemens uit te schelden, op zijn gezicht te slaan. Hij zal iedereen laten weten dat hij hier op aarde is. Respect!’

In een dubbelessay nemen journalist H.J.A. Hofland en fotograaf Roel Visser de excessen van de welvaart onder de loep. Hofland schetst de contouren van de Nieuwe Mens die sinds een halve eeuw in de westerse samenleving tot ontwikkeling is gekomen. Zijn constateringen stemmen niet vrolijk. Roel Visser ging met zijn Leica naar voetbalvelden, snackbars, eerstehulpposten, Miljonair Fairs en strandtenten, en maakte verontrustende foto’s.

Platter & dikker is een confronterend boek over heb- en vraatzucht, over hufterigheid, agressie, consumentisme en exhibitionisme.

H.J.A. Hofland is journalist en columnist. Hij werd uitgeroepen tot Journalist van de Eeuw en ontving dit jaar de P.C. Hooftprijs.

Roel Visser is fotograaf. Hij won diverse internationale prijzen en werd drie maal bekroond door de Zilveren Camera. Eerder publiceerde hij de fotoboeken De jaren negentig (1992), Zorg in Nederland (1994) en Hier in Holland (2000).”

4.2. [ Appellant ] vordert in dit geding, kort gezegd, [ Geïntimeerden ] te bevelen de distributie van het boek te staken en gestaakt te houden, subsidiair de foto van [ Appellant ] uit alle nog te distribueren en alle nog bij verkooppunten aanwezige exemplaren van het boek te verwijderen, alsmede hem te veroordelen tot betaling aan [ Appellant ] van € 10.000,- als voorschot op schadevergoeding, met kosten. De voorzieningenrechter heeft het gevorderde afgewezen en [ Appellant ] veroordeeld in de gedingkosten. Tegen deze beslissing en de motivering daarvan komt [ Appellant ] met zijn grieven op in hoger beroep. Het hof overweegt als volgt.

4.3. [ Appellant ] beroept zich op een redelijk belang als bedoeld in art. 21 Auteurswet (Aw) om zich tegen openbaarmaking van zijn portret te verzetten, te weten de bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer c.q. zijn eer en goede naam. Hij wijst op de uitermate negatieve teneur van het boek dat blijkens de hierboven geciteerde tekst op de achterkant gaat “over heb- en vraatzucht, over hufterigheid, agressie, consumentisme en exhibitionisme”, wat volgens [ Appellant ] ook blijkt uit andere foto’s die in het boek zijn opgenomen. Hij wenst daarmee niet geassocieerd te worden. Naar zijn zeggen gaat [ Appellant ], die ooit de zwaarste man van Nederland is geweest, als geen ander gebukt onder zijn eigen zwaarlijvigheid en wordt hij met de publicatie in het boek publiekelijk te schande gezet en belachelijk gemaakt, waardoor hij geestelijke en lichamelijke schade alsook vermogensschade lijdt.

4.4. Het recht van een ieder op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer - dat naar zijn inhoud onder meer door art. 8 EVRM wordt bepaald - brengt mee dat indien de openbaarmaking van een portret op dat recht inbreuk maakt en deze levenssfeer aantast, in beginsel sprake is van een redelijk belang van de geportretteerde als bedoeld in art. 21 Aw dat zich tegen die openbaarmaking verzet. Of van zodanige inbreuk en aantasting sprake is hangt af van de feitelijke omstandigheden, met name de aard en de mate van intimiteit waarin de geportretteerde is afgebeeld, terwijl ook het karakter van de foto en de context van de publicatie van belang kunnen zijn (vgl. HR 1 juli 1988, NJ 1988/1000). Bovendien is in aanmerking te nemen dat het bovengenoemde recht van de geportretteerde geen absoluut karakter heeft en dat het, met inachtneming van alle bijzonderheden van het gegeven geval, moet worden afgewogen tegen andere bij de openbaarmaking betrokken rechten en belangen waarop door derden aanspraak kan worden gemaakt, zoals in dit geval het evenzeer fundamentele en door (onder meer) art. 10 EVRM gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting, waarop [ Geïntimeerden ] zich heeft beroepen.

4.5. De voorzieningenrechter heeft aan de hand van de omstandigheden van het geval geoordeeld dat de belangen van [ Geïntimeerden ] zwaarder wegen dan die van [ Appellant ] en dat dit betekent dat het recht op uitingsvrijheid van [ Geïntimeerden ] in deze zaak de doorslag geeft en de publicatie niet onrechtmatig wordt geacht. Met grief 1 bestrijdt [ Appellant ] deze beoordeling. Hij benadrukt dat het hem niet gaat om de foto an sich, maar om de context waarin deze geplaatst is en waarmee hij niets te maken wil hebben. Het recht op vrije meningsuiting weegt niet op tegen zijn redelijk belang zich tegen de publicatie van zijn foto in dit boek te verzetten, aldus [ Appellant ].

4.6. Dat [ Appellant ] tegen (de openbaarmaking van) de foto op zichzelf geen bezwaren heeft acht het hof met de voorzieningenrechter terecht. Door zich pontificaal op de openbare Harley Davidson-dag te vertonen en zijn zwaarlijvigheid en zijn tatoeages als het ware in volle glorie te etaleren voor het daar aanwezige publiek, kon hij in redelijkheid verwachten dat hij, niet tersluiks maar in alle openheid, gefotografeerd zou worden. De foto toont [ Appellant ] zoals hij is en zoals hij klaarblijkelijk gezien wil worden. Door die opstelling hoefde [ Geïntimeerden ] in redelijkheid niet te begrijpen dat [ Appellant ] lijdt onder zijn zwaarlijvigheid, hoe belastend dit overigens voor hemzelf kan zijn. In zoverre geven de feitelijke omstandigheden van het geval geen grond om te concluderen tot inbreuk op het recht van [ Appellant ] op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer en een daarin gelegen redelijk belang om zich tegen publicatie van het portret te verzetten.

4.7. [ Appellant ] heeft zijn bezwaren echter ook en met name gericht tegen de context waarin zijn portret is gepubliceerd, te weten die van een confronterend boek over heb- en vraatzucht, hufterigheid, agressie, consumentisme en exhibitionisme. Het hof deelt het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat aan [ Appellant ] kan worden toegegeven dat de combinatie van het essay van Hofland, de tekst op de achterkant van het boek en een aantal van de foto’s in het boek enerzijds en de publicatie van zijn foto in het boek anderzijds niet positief voor hem is. Zijn verzet tegen de publicatie is dan ook met name gebaseerd op zijn belang bij bescherming van zijn persoonlijke integriteit en reputatie (eer en goede naam) die hij door de publicatie aangetast acht. Dit belang dient zoals gezegd (als onderdeel van de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in art. 8 EVRM resp. als beperking van de uitingsvrijheid als bedoeld in art. 10 lid 2 EVRM) te worden afgewogen tegen het belang van vrije meningsuiting waarop [ Geïntimeerden ] zich heeft beroepen.

4.8. Bij deze afweging wordt acht geslagen op het volgende.

In het boek “Platter & dikker” wordt op confronterende wijze in woord en beeld een actueel tijdsbeeld geschetst. Om dit tijdsbeeld goed te kunnen schetsen is het publiceren van portretfoto’s bijna onvermijdelijk. Niet is weersproken dat Hofland is uitgeroepen tot journalist van de twintigste eeuw en in 2011 de P.C. Hooftprijs kreeg voor zijn complete oeuvre. In zijn essay schrijft hij als volgt over tatoeages (blz. 15): “Kijk op internet of ’s zomers in de stad naar de lopende schilderijen. Is het een nieuwe vorm van exhibitionisme? Nee, het is gewoon geworden, een sociaal aanvaarde norm van lichamelijk perfectionisme.” Voorts wordt door hem (op blz. 6 t/m 11) het fenomeen beschreven dat sinds tientallen jaren op het westelijk halfrond steeds meer dikke mensen rondlopen. Een citaat (blz. 7): “In 2008 leed meer dan de helft van de bevolking van de Europese Unie in meerdere of mindere mate aan obesitas, een verdubbeling sinds 1988. In Nederland is veertig procent te dik, tien procent uitgesproken lijder aan obesitas, en anderhalf procent aan morbide obesitas wat ik vertaal als wanstaltig vet.” De naam van [ Appellant ] wordt in het boek niet genoemd. De tekst van het essay is niet rechtstreeks naar hem te herleiden. Hij wordt op de in het geding zijnde foto getoond zoals hij zichzelf openlijk aan het publiek vertoont in de publieke ruimte. Ook hierbij wordt zijn naam niet genoemd.

4.9. Onder deze omstandigheden is geen sprake van onrechtmatige aantasting van de eer en goede naam van [ Appellant ]. Dat wordt niet anders door de omstandigheid dat in het boek ook foto’s en beschrijvingen voorkomen van personen en situaties waarmee [ Appellant ] niet geassocieerd wil worden. De vrijheid van meningsuiting van [ Geïntimeerden ] weegt hier zwaarder dan het door [ Appellant ] ingeroepen belang bij verzet tegen deze publicatie van zijn portret. Het hof merkt in dit verband op dat het - bij het voorkomen van de publicatie van een foto betrokken - belang van degene die zich op een voor het publiek vrij toegankelijke plaats op een opvallende wijze manifesteert (en er kennelijk geen bezwaar tegen heeft om op die wijze gezien en gefotografeerd te worden) over het algemeen niet zal opwegen tegen het belang van diegene die de foto wil gebruiken ter illustratie van een aan die wijze van manifestatie gewijde beschouwing, ook indien deze beschouwing kritisch van aard is. De voorzieningenrechter heeft een juiste afweging van de in het geding zijnde belangen gemaakt en grief 1 komt hier tevergeefs tegen op.

4.10. Met grief 2 bestrijdt [ Appellant ] de overweging van de voorzieningenrechter dat het toewijzen van de vorderingen aanmerkelijk grote schade voor Uitgeverij [ Geïntimeerden ] zou opleveren. [ Appellant ] acht dit ongerijmd, want wie onrechtmatig handelt is gehouden de geleden schade te vergoeden, ongeacht hoeveel deze bedraagt.

4.11. Gelet op het hiervoor overwogene zou deze grief, die gericht is tegen een niet dragende overweging in het aangevallen vonnis, ook bij gegrondbevinding niet tot een andere uitkomst leiden. Bij verdere behandeling bestaat daarom geen belang. Bovendien lijkt [ Appellant ] hier uit het oog te verliezen dat de rechter in kort geding een gevraagde voorziening kan weigeren op grond van een belangenafweging.

4.12. Grief 3 bestrijdt tevergeefs de overweging van de voorzieningenrechter dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [ Appellant ] schadelijke gevolgen ondervindt door reacties vanuit zijn omgeving. Nu de openbaarmaking van het onderhavige portret niet onrechtmatig is geoordeeld en aan [ Appellant ] geen beroep toekomt op een redelijk belang om zich tegen de publicatie te verzetten, is de beweerde gevolgschade en aansprakelijkheid van [ Geïntimeerden ] te dier zake niet meer aan de orde, nog daargelaten dat de schade en de causaliteit door [ Geïntimeerden ] gemotiveerd zijn weersproken en door [ Appellant ] onvoldoende zijn onderbouwd.

5. Slotsom

De grieven falen en het vonnis van de waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. [ Appellant ] wordt als de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de gedingkosten.

6. Beslissing

Het hof:

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;

verwijst [ Appellant ] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [ Geïntimeerden ] tot op heden begroot op € 2.682,- voor salaris en op € 291,- aan verschotten;

verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, E.M. Polak en N. van Lingen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 mei 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature