Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 10/00793
5 januari 2012
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlem,
de heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 10/505 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] te [Z],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 juli 2009 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag reclamebelasting opgelegd ten bedrage van € 50.
1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 4 januari 2010, de aanslag gehandhaafd.
1.3. Bij uitspraak van 6 oktober 2010 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar en de aanslag vernietigd.
1.4. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 18 november 2010. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2011. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
Het Hof vindt aanleiding de feiten als volgt vast te stellen.
2.1. Aan belanghebbende is een aanslag reclamebelasting opgelegd ter zake van een praktijkbord (60 x 40 centimeter) (hierna: het bord) voor de huisartsenpraktijk aan de [a-straat 1] te [Z]. Het bord is bevestigd aan de gevel naast de deur.
2.2. De praktijkruimte is gelegen aan het eind van een steegje tussen twee woningen in de [a-straat] en is alleen bereikbaar via het steegje. Het steegje is geen openbare weg.
2.3. De afstand tussen de openbare weg en het bord is zodanig dat de tekst op het bord, behoudens het huisnummer, vanaf de openbare weg niet leesbaar is.
2.4. De Verordening reclamebelasting Haarlem 2009 (hierna: de Verordening) luidt voor zoveel van belang als volgt:
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. reclameobject: een openbare aankondiging in letters, symbolen of kleuren, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg;
(….)
Artikel 11 Vrijstellingen
De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:
a. (….)
c. die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;
d. (….)
m. aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die betrekking hebben op de functie van het gebouw;
(….).
3. De beslissing van de rechtbank
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard op grond van de overweging dat het bord niet kan worden aangemerkt als een openbare aankondiging als is bedoeld in artikel 1 van de Verordening. De tekst strekt er immers kennelijk toe om pati ënten duidelijk te maken waar de huisarts is gevestigd, waar de toegang tot de praktijk is en niet om de aandacht te vestigen op het gebouw als zodanig teneinde de deelname van belanghebbende aan het economische verkeer en daarmee haar zakelijke belangen te bevorderen.
4. Geschil in hoger beroep
4.1. Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een aanslag reclamebelasting heeft opgelegd.
4.2. Voor de standpunten van partijen en het verhandelde ter zitting wordt verwezen naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Ingevolge artikel 227 van de Gemeentewet is de gemeente bevoegd een reclamebelasting in te voeren ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg. Onder een openbare aankondiging moet worden verstaan een tot het publiek gerichte mededeling welke erop is gericht de belangstelling van het publiek te trekken voor hetgeen wordt aangekondigd (Hoge Raad 30 maart 2007, nr. 42 353, LJN AX2154).
5.2. Het Hof zal eerst beoordelen of het bord van belanghebbende is aan te merken als een mededeling die erop is gericht de belangstelling van het publiek te trekken. Daarbij geldt dat een bord dat uitsluitend een nummeraanduiding bevat, naar het oordeel van het Hof geen aankondiging is als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Verordening.
Vaststaat dat de tekst “Huisartsenpraktijk [a]” met daaronder de namen van de huisartsen niet leesbaar is vanaf de openbare weg. Alleen het huisnummer is vanaf de openbare weg zichtbaar waardoor voor het publiek vanaf de openbare weg kenbaar is dat het pand met nummer [1] is gelegen aan het einde van de steeg. Het bord verschilt in zoverre niet van een nummeraanduiding op de gevel van een gebouw. Uit de foto die tot de gedingstukken behoort en die is genomen vanaf de openbare weg, leidt het Hof af dat het bord geen andere hoedanigheden heeft, zoals symbolen of kleuren als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, waarmee wordt beoogd de aandacht van het publiek te trekken. Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van het Hof het bord niet worden aangemerkt als een aankondiging die erop gericht is de aandacht van het publiek op de openbare weg te trekken voor hetgeen is aangekondigd. Daaraan doet niet af, zoals de heffingsambtenaar heeft gesteld, dat het bord weliswaar niet leesbaar maar wel zichtbaar is vanaf de openbare weg.
5.3. Gelet op het vorenstaande is de aanslag ten onrechte opgelegd en behoeven de overige grieven die belanghebbende heeft aangevoerd, geen bespreking.
Slotsom
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.
6. Kosten
Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en wel tot het bedrag van de reiskosten [Z]-Amsterdam vv, geschat op € 10.
7. Beslissing
Het Hof:
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank,
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 10 en
- bepaalt dat van de heffingsambtenaar een griffierecht wordt geheven van € 448.
De uitspraak is gedaan door mrs. J.P.A. Boersma, voorzitter, A.P.M. van Rijn en J.P. Kruimel, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Couperus, als griffier. De beslissing is op 5 januari 2012 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.