Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 118408 / HA ZA 11-143
datum vonnis: 17 augustus 2011 (p.l.)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Spoor & Hoekman CS B.V.,
gevestigd te Almelo,
eiseres,
verder te noemen Spoor & Hoekman,
advocaat: mr. G.H. Hoekman te Almelo,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te Almelo,
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. W. Geersen- Janssen te Zwolle.
Het procesverloop
1.1. Bij vonnis van 4 mei 2011 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast.
1.2. Op 29 juli 2011 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden waarvan proces-verbaal
is opgemaakt. Spoor & Hoekman heeft tijdens de comparitie nog een viertal producties, houdende bankafschriften, overgelegd waarvan [gedaagde] ter zitting afschrift heeft ontvangen. Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen.
1.3. Het vonnis is bepaald op heden.
De feiten
2.1. De rechtbank neemt over hetgeen in het tussenvonnis van 4 mei 2011 over de feiten, de vordering en de onderbouwing daarvan en het verweer is overwogen en beslist.
2.2. Als gesteld en erkend dan wel niet of onvoldoende betwist, staat naar het oordeel van de rechtbank het navolgende vast.
2.3. Spoor & Hoekman heeft facturen aan [gedaagde] gezonden ter grootte van in totaal
€ 35.013,83 wegens verleende diensten in een echtscheiding - en alimentatiezaak van
[X].
2.4. [X] is enig directeur/bestuurder van [gedaagde].
2.5. [X] heeft op 17 november 2010 schriftelijk verklaard de declaraties van
Spoor & Hoekman met nummer 5506 (€ 152,26) gedateerd 6 september 2010, nummer 5520
(€ 24.768,33) gedateerd 6 september 2010 en nummer 5663 (€ 208,-) gedateerd 14 oktober 2010, gaaf en onvoorwaardelijk te erkennen en voornoemde facturen vermeerderd met de wettelijke rente uiterlijk 10 januari 2011 te voldoen.
2.6. In voornoemde verklaring erkent [X] tevens gaaf en onvoorwaardelijk dat aan hem op 3 januari 2011 nog zal worden gedeclareerd in verband met door Spoor & Hoekman verrichte werkzaamheden t/m 11 november 2010 een bedrag van € 6.215,07, te betalen uiterlijk 10 januari 2011. Tenslotte verklaart [X] dat voornoemde bedrag(en) nog dienen te worden vermeerderd met de werkzaamheden die na 11 november 2010 zullen worden verricht.
2.7. [Gedaagde] heeft ondanks aanmaning betaling van de facturen achterwege gelaten.
Het geschil
3.1. Kern van het tussen partijen gerezen geschil is de vraag of er tussen Spoor & Hoekman enerzijds en [gedaagde] anderzijds een overeenkomst van opdracht tot het verrichten van werkzaamheden tot stand is gekomen ten behoeve van de echtscheidings- en alimentatiezaak van [X], welke overeenkomst de rechtsgrond oplevert voor de vordering van
Spoor & Hoekman.
De beoordeling en de motivering
4.1. Met betrekking tot de vraag of een overeenkomst van opdracht tussen
Spoor & Hoekman en [gedaagde] tot stand is gekomen, overweegt de rechtbank het volgende.
Standpunt Spoor & Hoekman
4.2. Spoor & Hoekman stelt dat zij met [gedaagde] een mondelinge overeenkomst van opdracht is aangegaan met betrekking tot de voor [X] te verrichten werkzaamheden in een echtscheidings- en alimentatiezaak en dat [gedaagde] derhalve als opdrachtgever is aan te merken. Daartoe voert zij samengevat het volgende aan.
4.3. Tussen [gedaagde] en Spoor & Hoekman bestaat een langjarige zakelijke relatie. Op verzoek van [X], enig bestuurder van [gedaagde], is vanwege boekhoudkundige en praktische redenen [gedaagde] als opdrachtgever opgetreden. Aan [gedaagde] zijn dan ook de betreffende facturen gezonden. De facturen zijn zonder protest door [gedaagde] behouden.
4.4. Spoor & Hoekman stelt voorts dat financiële problemen bij [gedaagde] de reden waren voor de schriftelijke verklaring van 17 november 2010. Deze verklaring heeft [X] volgens Spoor & Hoekman afgelegd in zijn hoedanigheid van bestuurder van [gedaagde]. Zoals Spoor & Hoekman ter comparitie heeft aangegeven, dient de verklaring te worden beschouwd als uitstel van betaling/facturering van reeds opeisbare vorderingen.
4.5. Tenslotte voert Spoor & Hoekman aan, onder overlegging van bankafschriften, dat [gedaagde] andere facturen met betrekking tot de door Spoor & Hoekman in de echtscheidings- en alimentatiezaak van [X] verrichte werkzaamheden, heeft voldaan.
Standpunt [gedaagde]
4.6. [Gedaagde] betwist dat Spoor & Hoekman met haar een overeenkomst van opdracht heeft gesloten voor het verrichten van werkzaamheden voor [X] inzake echtscheiding en alimentatie. Daartoe voert zij samengevat het volgende aan.
4.7. [Gedaagde] heeft nimmer een opdrachtbevestiging getekend. Op grond van de facturen kan niet tot een contractuele relatie worden geconcludeerd. De verklaring van
17 november 2010 is in persoon door [X] getekend en niet als bestuurder van [gedaagde]. Als [gedaagde] toch als opdrachtgever zou moeten worden aangemerkt, dan zijn de facturen verkeerd geadresseerd, immers gericht aan [gedaagde] en niet aan [gedaagde] B.V.
4.8. Ter comparitie heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat [X] de verklaring van 17 november 2010 onder druk van omstandigheden heeft afgelegd. Bovendien erkent Spoor & Hoekman dat de facturen ook zien op andere dan in de echtscheidings- alimentatiezaak van [X] verrichte werkzaamheden, zodat specificatie van de facturen geboden is.
Overeenkomst van opdracht
4.9. Met betrekking tot de vraag wie in casu als opdrachtgever van Spoor & Hoekman heeft te gelden, is de rechtbank van oordeel dat in voldoende mate is komen vast te staan dat tussen Spoor & Hoekman en [gedaagde] een overeenkomst van opdracht tot het verrichten van diensten ten behoeve van de echtscheidings- en alimentatiezaak van [X] tot stand is gekomen en dat [gedaagde] derhalve opdrachtgever was.
4.10. Daartoe overweegt de rechtbank dat bij gelegenheid van de comparitie [gedaagde] niet dan wel onvoldoende gemotiveerd de redenen heeft weersproken waarom Spoor & Hoekman haar als opdrachtgever heeft aangemerkt. Voorts staat onweersproken vast dat [gedaagde] de facturen, waarvan betaling wordt gevorderd, zonder enig protest heeft behouden. Op die facturen is steeds ondubbelzinnig onder ‘Inzake’ aangegeven: ‘[X]/Echtscheiding’ dan wel ‘[X]/Alimentatie’. Niet gesteld noch gebleken is bovendien dat [gedaagde] in materiële zin enig bezwaar tegen de verrichte werkzaamheden door Spoor & Hoekman heeft geuit. Voorts blijkt uit het bankafschrift van 18 januari 2011 dat [gedaagde] declaraties (declaratienrs. 6067 en 6068) in de echtscheidingszaak van [X] heeft voldaan, hetgeen eveneens steun biedt voor de opvatting dat [gedaagde] als opdrachtgever heeft te gelden. Met betrekking tot het verweer van [gedaagde] dat nimmer een opdrachtbevestiging is ondertekend en dat om die reden geen overeenkomst tot stand is gekomen, overweegt de rechtbank dat geen wet of rechtsregel er toe dwingt dat een overeenkomst als de onderhavige schriftelijk dient te worden aangegaan. Uit de feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de overeenkomst tussen partijen mondeling tot stand is gekomen. Ook een op dergelijke wijze tot stand gekomen overeenkomst van opdracht is rechtsgeldig.
De rechtbank verwerpt voorts het verweer van [gedaagde] dat de facturen aan [gedaagde] en niet aan [gedaagde] B.V. waren geadresseerd. Mede gelet op de langjarige relatie tussen partijen moet voor [gedaagde] duidelijk zijn geweest dat de betreffende facturen bestemd waren voor [gedaagde] B.V.
4.11. Tegen de achtergrond van de niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken stelling van Spoor & Hoekman dat de financiële problemen van [gedaagde] zodanig waren dat een interim-manager moest worden ingeschakeld om orde op zaken te stellen en dat als gevolg daarvan betalingen en facturering moesten worden uitgesteld, is voor de rechtbank in voldoende mate komen vast te staan dat de verklaring van 17 november 2010 door [X] als bestuurder van [gedaagde] is gedaan en niet in de hoedanigheid van [X] als privépersoon. De rechtbank gaat voorbij aan het eerst ter comparitie door [gedaagde] opgeworpen verweer dat [X] de verklaring onder druk van omstandigheden zou hebben afgelegd, nu daarvan op geen enkele wijze is gebleken noch daarvoor in de stukken enige aanknopingspunt te vinden is. Voorts verwerpt de rechtbank het verweer van [gedaagde] dat het enkele feit dat er een verklaring zou zijn getekend waarin de facturen gaaf en onvoorwaardelijk worden erkend, niet met zich brengt dat [gedaagde] hier achteraf niet op terug kan komen. Immers, in genoemde verklaring erkent [gedaagde] de betreffende facturen 'gaaf en onvoorwaardelijk’. De aard en inhoud van de verklaring brengt mee dat zij achteraf niet meer op die verklaring kan terugkomen. Eventuele bezwaren tegen de facturen, zoals het kennelijk ontbreken van een specificatie, had zij derhalve in een eerder stadium aan de orde kunnen en moeten stellen. In deze procedure kan zij op 'gaaf en onvoorwaardelijk' erkende facturen in ieder geval niet meer terugkomen.
De vordering
4.12. Bij declaratienummer 5520 d.d. 6 september 2010 heeft Spoor & Hoekman € 24.768,33 in rekening gebracht. Vaststaat dat genoemde factuur niet binnen 14 dagen na factuurdatum is voldaan en dat er ook na herhaalde aanmaning niet is betaald. In de verklaring van
17 november 2010 heeft [gedaagde] te kennen gegeven dat deze factuur uiterlijk
10 januari 2011 betaald zal zijn, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarmee is komen vast te staan dat [gedaagde] in de nakoming van haar betalingsverplichting jegens Spoor & Hoekman tekort is geschoten en dat die tekortkoming haar kan worden toegerekend. Spoor & Hoekman is dan ook gerechtigd om de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na factuurdatum aan [gedaagde] in rekening te brengen. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering toewijzen.
4.13. Bij declaratienummer 5506 d.d. 6 september 2010 heeft Spoor & Hoekman € 152,26 in rekening gebracht. Vaststaat dat genoemde factuur niet binnen de daarvoor gestelde termijn is voldaan en dat er ook na herhaalde aanmaning niet is betaald. In de verklaring van
17 november 2010 heeft [gedaagde] verklaard dat deze factuur uiterlijk 10 januari 2011 betaald zal zijn, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarmee is komen vast te staan dat [gedaagde] in de nakoming van haar betalingsverplichting jegens Spoor & Hoekman tekort is geschoten en dat die tekortkoming haar kan worden toegerekend. Spoor & Hoekman is dan ook gerechtigd om de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na factuurdatum aan [gedaagde] in rekening te brengen. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering toewijzen.
4.14. Bij declaratienummer 5663 d.d. 14 oktober 2010 heeft Spoor & Hoekman € 208,00 in rekening gebracht. Vaststaat dat genoemde factuur niet binnen de daarvoor gestelde termijn is voldaan en dat er ook na aanmaning niet is betaald. In de verklaring van
17 november 2010 heeft [gedaagde] verklaard dat deze factuur uiterlijk 10 januari 2011 betaald zal zijn, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarmee is komen vast te staan dat [gedaagde] in de nakoming van haar betalingsverplichting jegens Spoor & Hoekman tekort is geschoten en dat die tekortkoming haar kan worden toegerekend. Spoor & Hoekman is dan ook gerechtigd om de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na factuurdatum aan [gedaagde] in rekening te brengen. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering toewijzen.
4.15. Bij declaratienummer 6125 d.d. 6 januari 2010 heeft Spoor & Hoekman € 9.375,25 in rekening gebracht, te betalen binnen 14 dagen. Vaststaat dat [gedaagde] genoemde factuur zonder protest heeft behouden, niet tijdig heeft betaald, ook niet na aanmaning. In de verklaring van 17 november 2010 geeft [gedaagde] aan 'gaaf en onvoorwaardelijk' te erkennen dat aan haar nog zal worden gedeclareerd een bedrag van € 6.215,07, berekend t/m 11 november 2010, te declareren 3 januari 2011 en te betalen uiterlijk 10 januari 2011. Voorts verklaart [gedaagde] dat 'voornoemde bedrag nog dienen te worden vermeerderd met de werkzaamheden die zullen worden verricht na 11 november 2010.'
Nu [gedaagde] niet dan wel onvoldoende gemotiveerd de door Spoor & Hoekman bedoelde samenhang tussen het in de verklaring opgenomen bedrag en het bedrag van de factuur heeft betwist, zal de rechtbank hier bij het vervolg van uitgaan. Naar de rechtbank uit de stellingen van Spoor & Hoekman begrijpt, was het bedrag van de declaratie t/m 11 november
€ 6.215,07 en zijn nadien nog werkzaamheden in de echtscheidingszaak ten behoeve van [X] verricht, eindigende op het factuurbedrag van € 9.375,25. De rechtbank verstaat de door [gedaagde] afgelegde verklaring aldus dat zij in ieder geval het bedrag van € 6.215,07 gaaf en onvoorwaardelijk heeft erkend, zodat zij daarop als hiervoor reeds onder 4.11 is overwogen, niet meer kan terugkomen.
Met betrekking tot het resterende bedrag van € 3.160,18 overweegt de rechtbank dat, nu [gedaagde] (dat deel van) de factuur na ontvangst heeft behouden, van enig inhoudelijk bezwaar tegen de verrichte werkzaamheden niet heeft laten blijken en ook in de onderhavige procedure niet gemotiveerd heeft betwist dat voornoemde werkzaamheden ten behoeve van [X] zijn verricht, ook dat deel van de vordering voor toewijzing vatbaar is. De slotsom van dit onderdeel is derhalve dat [gedaagde] in de nakoming van haar betalingsverplichting jegens Spoor & Hoekman tekort is geschoten en dat die tekortkoming haar kan worden toegerekend. Met betrekking tot de wettelijke rente zal de rechtbank deze toewijzen vanaf 20 januari 2011.
4.16. Bij declaratienummer 6243 d.d. 24 januari 2011 inzake '[X]/Echtscheiding' heeft Spoor & Hoekman € 510,- wegens griffierechten in rekening gebracht. [Gedaagde] heeft de factuur behouden zonder van enig inhoudelijk bezwaar te laten blijken. Onbetwist staat vast dat [gedaagde] de betreffende factuur niet tijdig heeft betaald en ook na aanmaning onbetaald heeft gelaten. Naar het oordeel van de rechtbank is niet geheel duidelijk of deze factuur onder de 'gaaf en onvoorwaardelijk' erkende facturen moet worden geschaard, doch voor de beoordeling over de toewijsbaarheid daarvan, maakt dat geen verschil. Op de factuur is duidelijk aangegeven welke zaak het betrof en welke werkzaamheden werden gedeclareerd, zodat het verweer van [gedaagde] dat de factuur niet voldoende gespecificeerd is, geen hout snijdt. Nu ook overigens niet van enig ander relevant bezwaar tegen de factuur tijdig is gebleken, is [gedaagde] door niet te betalen toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting. De rechtbank zal ook dit onderdeel van de vordering toewijzen.
buitengerechtelijke kosten
4.17. Spoor & Hoekman vordert wegens buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 1.190.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd, stellende dat Spoor & Hoekman geen derde heeft ingeschakeld om tot invordering over te gaan. Bovendien heeft [gedaagde] geen urenspecificatie ontvangen, zodat zij niet kan nagaan of deze kosten reeds in de te betalen nota's zijn opgenomen. Met betrekking tot dit onderdeel van de vordering is de rechtbank van oordeel dat Spoor & Hoekman ter zake onvoldoende heeft gesteld dat tot toewijzing van de gevorderde kosten kan leiden. Spoor & Hoekman heeft ter zake niet meer overgelegd dan gebruikelijke (automatische) betalingsherinneringen. Enig bewijs van de gestelde incassomaatregelen en bijbehorende kosten is de rechtbank niet bijgebracht. Dit onderdeel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
4.18. De slotsom van al het bovenstaande is dat de vordering in hoofdsom toewijsbaar is en dat [gedaagde] mitsdien als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure moet worden veroordeeld. Deze hebben aan de zijde van Spoor & Hoekman
bedragen: € 81,47 wegens dagvaardingskosten en verschotten, € 1.181 wegens griffierechten en € 1.158,- wegens kosten advocaat volgens het geldende liquidatietarief (2 punten à
€ 579,-), derhalve in totaal € 2.420,47.
5. De beslissing
De rechtbank:
I. Veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Spoor & Hoekman van een bedrag groot
€ 35.013,83 (zegge vijfendertigduizendendertien euro en drieëntachtig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de betreffende facturen tot aan de datum van algehele voldoening.
II. Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding aan de zijde van Spoor & Hoekman tot deze uitspraak begroot op € 1.262,47 wegens dagvaardingskosten, griffierechten en verschotten en € 1.158,- wegens salaris advocaat.
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. P.L. Alers en 17 augustus 2011 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.