Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 214728 / KG ZA 11-186
Vonnis in kort geding van 8 juli 2011
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. E. Aerts te Tilburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de brief van 2 mei 2011 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling op 12 mei 2011
- het proces-verbaal van de zitting van 12 mei 2011, waarin het wrakingsverzoek van de zijde van [gedaagde] gericht tegen mr. R.A. van der Pol is opgenomen
- de beschikking van de wrakingskamer van 20 mei 2011, waarin is beslist dat verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek tot wraking
- de mondelinge behandeling van 30 juni 2011, waarbij [eiser] twee aanvullende producties heeft overgelegd
- het proces-verbaal van de zitting van 30 juni 2011, waarin het wrakingsverzoek van de zijde van [gedaagde] gericht tegen mr. R.A. van der Pol is opgenomen
- de mondelinge uitspraak van de wrakingskamer van 30 juni 2011, waarin onder meer is bepaald dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard voor zover het is gericht tegen het optreden van mr. Van der Pol voorafgaand aan het vorige wrakingsverzoek en dat het verzoek wordt afgewezen voor zover het is gebaseerd op de stelling dat kan worden getwijfeld aan de onpartijdigheid van mr. Van der Pol omdat voorafgaande aan de zitting geen proces-verbaal van het verhandelde op de vorige zitting is toegezonden én voor zover het is gebaseerd op de afwijzing van het verzoek om de mondelinge behandeling van het kort geding aan te houden. Tevens is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek tegen mr. R.A. van der Pol in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen
- de voortzetting van de mondelinge behandeling op 30 juni 2011,
- de wijziging van eis.
1.2. Vanwege de spoedeisendheid van de zaak is op 8 juli 2011 vonnis gewezen. Hierna zullen de overwegingen waarop dat vonnis stoelt, worden gegeven.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] heeft een eenmanszaak en handelt onder de naam [naam bedrijf].
2.2. [eiser] werkt(e) op freelance basis voor de Stichting [naam stichting] (hierna: [naam stichting]).
2.3. Tussen [gedaagde] en [naam stichting] is een overeenkomst tot stand gekomen, inhoudende dat [naam stichting] in opdracht en voor rekening van [gedaagde] twee softwaremodules zou bouwen. De feitelijke bouwwerkzaamheden zouden worden verricht door [eiser].
2.4. Op enig moment is onenigheid ontstaan tussen [gedaagde] en [naam stichting], althans tussen [gedaagde] en [eiser], over betaling van werkzaamheden.
2.5. In april 2009 heeft [gedaagde] de samenwerking met [naam stichting] beëindigd.
2.6. In een bodemprocedure bij de kantonrechter te [woonplaats] heeft [gedaagde] betaling van een bedrag van ruim € 2.500,- gevorderd van [eiser]. Bij vonnis van 17 november 2010 heeft de kantonrechter de vordering afgewezen en daartoe onder meer overwogen:
3. Vast staat dat de overeenkomst, inhoudende het bouwen van de twee modules tot stand is gekomen tussen eiser ([gedaagde], de voorzieningenrechter) en [naam stichting] en dat gedaagde ([eiser], de voorzieningenrechter) bij die overeenkomst geen partij is. Gedaagde is slechts bij die overeenkomst betrokken als freelance medeweker van [naam stichting].
4. Eiser stelt dat na de beëindiging van de relatie tussen eiser en [naam stichting] tussen eiser en gedaagde mondeling is overeengekomen dat gedaagde zelfstandig de samenwerking met eiser zou voortzetten. Eiser overlegt ter onderbouwing van zijn stelling het e-mailbericht van 24 april 2009, waaruit zulks zou blijken. Gedaagde betwist nadrukkelijk dat tussen hem en eiser een dergelijke afspraak is gemaakt. Hij stelt zich op het standpunt slechts als medewerker van [naam stichting] met eiser te hebben gesproken en niet op eigen titel met eiser afspraken te hebben gemaakt.
5. Uit het e-mailbericht van 24 april 2009 blijkt geenszins van een afspraak tussen partijen. Ook anderszins is uit de stukken niet kunnen blijken van een dergelijke afspraak. Uit de niet weersproken e-mail van 24 februari 2009 blijkt dat de afspraak dat de volgende opdracht, zijnde de bouw van de module statistiek, zonder kosten uitgevoerd zou worden, is gemaakt op of vóór 24 februari 2009. Dat is derhalve ruim vóór het moment waarop de samenwerking tussen eiser en [naam stichting] werd beëindigd. Die afspraak, ook al is die door gedaagde met eiser gemaakt, heeft te gelden als een afspraak tussen eiser en [naam stichting] en niet tussen eiser en gedaagde. Immers gedaagde trad op dat moment op als medewerker van [naam stichting], met wie eiser een overeenkomst had.
6. Als er al veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat tussen partijen is overeengekomen dat gedaagde na beëindiging van de samenwerking tussen eiser en [naam stichting] zelfstandig de samenwerking met eiser zou voortzetten, kan dat eiser niet baten. Immers gesteld noch gebleken is dat gedaagde zich in het kader van die veronderstelde overeenkomst tot samenwerking met eiser gebonden heeft aan de op of vóór 24 februari 2009 tussen eiser en [naam stichting] gemaakte afspraak dat de module statistiek zonder (verdere) kosten door hem – gedaagde – op eigen titel zou worden (af)gebouwd.
[gedaagde] is niet in hoger beroep gegaan van dat vonnis.
2.7. [gedaagde] heeft vervolgens een website opgericht, genaamd www.[naam site].nl. Op deze website heeft hij onder meer de volgende uitlatingen over [eiser] geplaatst:
op de webpagina: http://www.[naam site].nl/Standpunt:Rolnr_599966_hoor_en_wederhoor_eiser_en_ gedaagde [linker kolom, Hoor (mening van de eiser)]:
“[eiser] zou een softwareprogramma voor [naam bedrijf] bouwen. Hij had geld tekort en heeft een voorschot van [naam bedrijf] gekregen. Met dat geld is hij op wintersportvakantie gegaan en hij heeft het programma uiteindelijk niet gebouwd.”
“[eiser] toont zich een pathologische leugenaar zonder verantwoordelijkheidsgevoel.”
“Daar hoorde dan wel een exorbitant hoog tarief bij.”
“[eiser] had niet de technische kennis en vaardigheden die hij pretendeerde te hebben.”
“Maar [eiser] wil geen verantwoording accepteren voor zijn daden. Na deze diarree van smoezen (…).”
“[eiser] heeft deze truc reeds eerder uitgevoerd bij een organisatieadviesbedrijf te Utrecht.”
“[eiser] is een meester op het ontwijken van verantwoordelijkheden (…).”
“[eiser] kan overal enorme schade veroorzaken en kan overal mee wegkomen.”
“[gedaagde] wenst toekomstige opdrachtgevers van [eiser] nu al sterkte toe als de opdrachtgever kritiek durft te hebben op [eiser]s (gebrek aan) kwaliteit en werkwijze.”
“Tom [eiser] is een pathologische leugenaar. [eiser] bedenkt de leugen die hem, in de gegeven situatie het beste uit komt.”
“De leugenaar raakt verstrikt in zijn eigen leugens.”
“Na alle schade die [eiser] reeds eerder heeft veroorzaakt.”
“[eiser] toont zich een pathologische leugenaar. Hij vindt het normaal betaald te worden voor niet geleverd werk. [eiser] bedreigt in ernstige mate als bewijzen over hem openbaar zijn. Deze bedreiging moet stoppen.”
op de webpagina: http://www.[naam site].nl/Standpunt:Rolnr_599966_hoor_en_wederhoor_eiser_en_
rechter [linkerkolom, Hoor (mening van de eiser)]:
“Er zijn bewijzen dat [eiser] geld heeft ontvangen voor niet geleverde prestaties. Er zijn meerdere bewijzen dat [eiser] iedere keer weer een ander smoes verzint om onder zijn verplichtingen uit te komen.”
“Dat [eiser] met zijn voorschot op skivakantie gaat (…).”
2.8. [gedaagde] heeft op diezelfde website diverse op voornoemde procedure betrekking hebbende processtukken geplaatst.
2.9. Op 7 maart 2011 heeft [eiser] aangifte gedaan bij de politie tegen [gedaagde] ter zake van belediging en laster.
2.10. Bij brief van 15 maart 2011 heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde] verzocht zich te onthouden van het doen van negatieve uitlatingen over [eiser]. Daarnaast heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde] – kort gezegd – gesommeerd om alle [eiser] betreffende grievende inhoud van de website www.[naam site].nl, alsook uit de cache van Google te verwijderen, de processtukken en de persoonsgegevens van [eiser] van diezelfde site te verwijderen en een rectificatie te plaatsen. [gedaagde] heeft hieraan geen gehoor gegeven.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – na een wijziging van eis – dat de voorzieningenrechter
I. [gedaagde] gebiedt binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom alle [eiser] betreffende inhoud te (doen) verwijderen en verwijderd te (doen) houden van de website www.[naam site].nl en van alle eventuele andere (internet)locaties waar [gedaagde] over [eiser] heeft gepubliceerd en heeft doen publiceren of zich op enige andere wijze over [eiser] heeft uitgelaten of uitlaat,
II. [gedaagde] gebiedt binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom te bewerkstelligen dat alle [eiser] betreffende grievende inhoud die door [gedaagde] is geplaatst of die [gedaagde] heeft doen plaatsen wordt verwijderd en verwijderd wordt gehouden van alle (internet)locaties waar deze inhoud vindbaar is alsmede uit de cache c.q. het geheugen van Google en overige zoekmachines en indexeerders en dergelijke,
III. [gedaagde] gebiedt binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom de zijdens [eiser] ingediende processtukken van de website www.[naam site].nl en van eventuele andere (internet)locaties te (doen) verwijderen en verwijderd te (doen) houden,
IV. [gedaagde] gebiedt binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom alle [eiser] betreffende persoonsgegevens van de website www.[naam site].nl en van eventuele andere (internet)locaties waar [gedaagde] deze persoonsgegevens heeft (doen) plaatsen, te (doen) verwijderen en verwijderd te houden, tevens inhoudende dat [gedaagde] wordt geboden om de zijnerzijds in de procedure met zaaknummer 599966 / CV EXPL 10-3289 ingediende processtukken, indien hij de publicatie daarvan in niet-grievende vorm voortzet te anonimiseren,
V. [gedaagde] gebiedt binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom op de voorpagina van de website www.[naam site].nl alsmede op alle overige webpagina’s waarvan hij de houder/beheerder is een rectificatie te (doen) plaatsen en deze gedurende drie maanden na plaatsing geplaatst te houden, die luidt:
“Ik, Bernard Evert Willem [gedaagde], wonende te [woonplaats], handelend onder de naam [naam bedrijf], verklaar hierbij dat ik onrechtmatige en ongegronde uitlatingen heb gedaan en heb geplaatst op internet met betrekking tot de heer Tom Willem Adriaan [eiser]. Ik heb de eer en goede naam van [eiser] ten onrechte aangetast en zijn werkhouding en persoonlijkheid ten onrechte in diskrediet gebracht. Ik had noch heb ook maar enig bewijs dat mijn grievende uitlatingen betreffende [eiser] kon of kan onderbouwen.”
VI. [gedaagde] gebiedt binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom zich te onthouden van het zich op enigerlei wijze negatief over [eiser] uitlaten in woord, geschrift of anderszins,
VII. [gedaagde] veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten van € 750,00 exclusief BTW, met de bepaling dat [gedaagde] de samengestelde wettelijke rente voor consumententransacties over de buitengerechtelijke kosten verschuldigd is vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening, indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis tot algehele voldoening is overgegaan, en
VIII. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten van dit geding met de bepaling dat [gedaagde] de samengestelde wettelijke rente voor consumententransacties over de proces- en nakosten verschuldigd is vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening, indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis tot algehele voldoening is overgegaan.
3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem handelt door zijn eer en goede naam in diskrediet te brengen. De aantijgingen van [gedaagde] op de website www.[naam site], waarvan [gedaagde] domeinnaamhouder is, zijn nergens op gebaseerd. [eiser] verwijst hiervoor ook naar het vonnis van de kantonrechter te Breda in de zaak die [gedaagde] aanhangig had gemaakt tegen [eiser]. In dat vonnis is overwogen dat [eiser] niet de contractspartij van [gedaagde] was, waarna de kantonrechter de (geld)vorderingen van [gedaagde] heeft afgewezen.
Verder heeft [gedaagde] de volledige persoonsgegevens en het adres van [eiser] op de website gepubliceerd, hetgeen volgens [eiser] in strijd met de Wet Bescherming Persoonsgegevens is. Met het publiceren van de processtukken op de website maakt [gedaagde] eveneens inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en privacy van [eiser].
De huidige werkgever van [eiser] heeft, nadat hij kennis had genomen van de uitlatingen, [eiser] hierop aangesproken. Daarnaast heeft [eiser] de in het vooruitzicht gestelde loonsverhoging niet gekregen. Verder werkt [eiser] ook als zelfstandige en probeert hij opdrachten te krijgen om programmeerwerk te verrichten voor derden. Indien potentiële opdrachtgevers de teksten op de website zullen lezen, bestaat de aanmerkelijke kans dat zij een opdracht niet aan [eiser] zullen gunnen. Het belang van [eiser] bij bescherming van zijn goede naam en reputatie dient onder deze omstandigheden dan ook te prevaleren boven het belang van [gedaagde] bij vrijheid van meningsuiting. Nu de uitlatingen over [eiser] volgens hem onrechtmatig zijn dient [gedaagde] tevens een rectificatie te plaatsen op zijn website www.[naam site].nl.
3.3. [gedaagde] voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang bij de vorderingen blijkt uit de stellingen van [eiser] en is ook niet betwist door [gedaagde]. Nu [gedaagde] daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, zal worden recht gedaan op de grondslag van de gewijzigde eis.
4.2. De vraag die in dit kort geding centraal staat, is of [gedaagde] onrechtmatig handelt jegens [eiser] door op de website www.[naam site].nl berichten/uitlatingen over [eiser], zijn persoonsgegevens en processtukken te plaatsen en anderen de gelegenheid te geven hierop te reageren. Nu de uitlatingen over [eiser] op een website op internet zijn geplaatst en derhalve openbaar en voor iedereen toegankelijk zijn gemaakt, dienen deze te worden beschouwd als een publicatie.
4.3. Voorop gesteld wordt dat de vorderingen van [eiser] in beginsel een beperking inhouden van het in artikel 10 lid 1 van het (Europese) Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde grondrecht van [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het antwoord op de vraag welk recht - het recht op vrijheid van meningsuiting of het recht op bescherming van eer of goede naam - in dit geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Het belang van [gedaagde] is dat hij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [eiser] is erin gelegen dat zijn persoon niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen en/of voor hem ongewenste publiciteit omtrent zijn privégegevens en privésituatie. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven, hangt af van de omstandigheden van het geval. Ten slotte spelen nog een rol de vraag of de beweringen die worden gedaan op waarheid berusten en de manier waarop die beweringen worden gedaan.
4.4. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij beheerder is van de website www.[naam site].nl. Dit betekent dat [gedaagde] verantwoordelijk kan worden gehouden voor de mededelingen en uitlatingen die op deze websites worden geplaatst.
4.5. [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij met zijn website www.[naam site].nl informatie wil verstrekken over specifieke (civiele) rechtszaken, zodat controle op de rechtspaak in Nederland mogelijk wordt gemaakt. [gedaagde] heeft daarbij aangegeven dat hij zijn persoonlijke mening over [eiser] op de website heeft geplaatst alsook de processtukken uit de procedure die [gedaagde] tegen [eiser] heeft gevoerd bij de kantonrechter te Breda. Volgens [gedaagde] blijkt de waarheid inzake het conflict tussen [gedaagde] en [eiser] uit de processtukken en kan het publiek/de lezer deze stukken, nu ze op de website zijn gepubliceerd, zelf interpreteren.
4.6. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Het is op zichzelf niet ongeoorloofd dat op een particuliere website kritiek wordt geleverd op een uitspraak van een rechter en/of op het handelen van een bepaald persoon, althans dat een geschil tussen partijen uiteen wordt gezet. [gedaagde] is hier evenwel over de grens van het toelaatbare gegaan, nu hij zich niet heeft beperkt tot zakelijke informatie over het geschil tussen hem en [eiser], maar zich ook persoonlijk in negatieve zin over [eiser] heeft uitgelaten. De betreffende passages op de website www.[naam site].nl, zoals opgenomen onder 2.7. van dit vonnis, wekken minstgenomen de indruk dat [eiser] geen betrouwbare partner voor zijn klanten is en dat klanten dan ook uiterst waakzaam en alert moeten zijn bij samenwerking met [eiser]. Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat deze passages, die nodeloos grievend van aard zijn (want eventuele kritiek op [eiser] had ook in veel zakelijke bewoordingen vervat kunnen worden) negatieve gevolgen kunnen hebben voor [eiser] en voor zijn relatie met zijn werkgever, terwijl [gedaagde] in dit kort geding ook niet duidelijk heeft kunnen maken op welke concrete feiten of gebeurtenissen hij zijn uitlatingen over [eiser] doet steunen, anders dan dat hij heeft gewezen op de procedure die hij vergeefs heeft gevoerd bij de kantonrechter te Breda en de (proces)stukken van die zaak, die [gedaagde] eveneens op de website www.[naam site].nl heeft geplaatst. Hieruit kan evenwel niet de conclusie worden getrokken, zoals [gedaagde] doet, dat – kort gezegd – [eiser] een leugenaar is, die geld incasseert voor niet geleverde prestaties. De kantonrechter te Breda heeft overwogen dat [eiser] geen partij was bij de overeenkomst tussen [gedaagde] en [naam stichting] en dat evenmin na beëindiging van de relatie tussen [gedaagde] en [naam stichting] tussen [gedaagde] en [eiser] mondeling is overeengekomen dat [eiser] zelfstandig de samenwerking met [gedaagde] zou voortzetten, waarna de vordering van [eiser] tot betaling van een bedrag van ruim € 2.500,00 ook is afgewezen. [gedaagde] is van dit vonnis niet in hoger beroep gegaan. Dit vonnis, dat is gewezen op basis van de gewisselde processtukken, kan aan de juistheid van de uitlatingen van [gedaagde] dan ook in geen enkel opzicht steun bieden. [gedaagde] heeft in dit kort geding voor het overige geen enkel concreet stuk overgelegd waaruit wel steun voor de juistheid van die uitlatingen zou kunnen blijken. Voorshands geoordeeld moet het er daarom voor gehouden worden dat [gedaagde] geen enkele feitelijke grond heeft voor zijn gewraakte uitlatingen en dat hij derhalve de grenzen van zorgvuldigheid die hij jegens [eiser] in acht had moeten nemen, heeft overschreden. Voorshands valt het handelen van [gedaagde] jegens [eiser] als onrechtmatig te kwalificeren. Het belang van [eiser] om gevrijwaard te worden van ongefundeerde verdachtmakingen en beschuldigingen dient tegen deze achtergrond dus zwaarder te wegen dan het belang dat [gedaagde] kennelijk stelt te hebben bij zijn uitlatingen.
4.7. De vordering van [eiser] onder 1. zal dan ook in zoverre worden toegewezen dat [gedaagde] de onder 2.7. vermelde grievende opmerkingen/uitlatingen op de website www.[naam site].nl dient te verwijderen en verwijderd dient te (doen) houden. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] op concrete andere websites uitlatingen over [eiser] heeft gedaan of geplaatst, zodat het deel van de vordering dat daarop ziet niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.8. In het verlengde van het voorgaande zal [gedaagde] tevens worden geboden de zoekmachine Google aan te schrijven met het verzoek de onder 2.7. vermelde opmerkingen/uitlatingen uit de cache te verwijderen.
4.9. De vordering onder III. (het verwijderen van de processtukken van de website) zal worden afgewezen. [eiser] – op wie daartoe de last rust – heeft nagelaten voldoende deugdelijk en concreet de grondslagen van deze vordering te stellen en te onderbouwen. De enkele, niet nader onderbouwde, stelling dat inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de privacy van [eiser] wordt gemaakt met het publiceren van de processtukken op de website www.[naam site].nl is onvoldoende om tot toewijzen van de vordering te kunnen komen.
4.10. Het voorgaande geldt ook voor de vordering onder IV. (het verwijderen van de persoonsgegevens van [eiser] van de website). Het louter in algemene termen verwijzen naar de Wet Bescherming Persoonsgegevens is een onvoldoende onderbouwing van de vordering.
4.11. [gedaagde] zal wel, in het verlengde van hetgeen onder 4.6 en 4.7 is geoordeeld, worden veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie op de website ww.[naam site].nl, die zal worden beperkt tot de eerst gevorderde zin.
4.12. Er bestaat geen aanleiding om de vordering sub VI. toe te wijzen, nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] zich anders dan op de website www.[naam site].nl grievend uitlaat of heeft uitgelaten over [eiser].
4.13. Aan voornoemde veroordelingen (geboden) zal een dwangsom worden verbonden die zal worden gemaximeerd zoals hierna is weergegeven.
4.14. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. [eiser] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.15. Concluderend zullen de vorderingen onder I., II. en V. worden toegewezen en zullen de vorderingen onder III., IV., VI. en VII. worden afgewezen.
4.16. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 97,81
- griffierecht 71,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 984,81
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. gebiedt [gedaagde] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de volgende [eiser] betreffende grievende opmerkingen/uitlatingen die [gedaagde] op de website www.[naam site].nl heeft geplaatst/doen plaatsen (zie ook productie III bij de dagvaarding) te verwijderen en verwijderd te (doen) houden
op de webpagina: http://www.[naam site].nl/Standpunt:Rolnr_599966_hoor_en_wederhoor_eiser_en_ gedaagde [linker kolom, Hoor (mening van de eiser)]:
“[eiser] zou een softwareprogramma voor [naam bedrijf] bouwen. Hij had geld tekort en heeft een voorschot van [naam bedrijf] gekregen. Met dat geld is hij op wintersportvakantie gegaan en hij heeft het programma uiteindelijk niet gebouwd.”
“[eiser] toont zich een pathologische leugenaar zonder verantwoordelijkheidsgevoel.”
“Daar hoorde dan wel een exorbitant hoog tarief bij.”
“[eiser] had niet de technische kennis en vaardigheden die hij pretendeerde te hebben.”
“Maar [eiser] wil geen verantwoording accepteren voor zijn daden. Na deze diarree van smoezen (…).”
“[eiser] heeft deze truc reeds eerder uitgevoerd bij een organisatieadviesbedrijf te Utrecht.”
“[eiser] is een meester op het ontwijken van verantwoordelijkheden (…).”
“[eiser] kan overal enorme schade veroorzaken en kan overal mee wegkomen.”
“[gedaagde] wenst toekomstige opdrachtgevers van [eiser] nu al sterkte toe als de opdrachtgever kritiek durft te hebben op [eiser]s (gebrek aan) kwaliteit en werkwijze.”
“Tom [eiser] is een pathologische leugenaar. [eiser] bedenkt de leugen die hem, in de gegeven situatie het beste uit komt.”
“De leugenaar raakt verstrikt in zijn eigen leugens.”
“Na alle schade die [eiser] reeds eerder heeft veroorzaakt.”
“[eiser] toont zich een pathologische leugenaar. Hij vindt het normaal betaald te worden voor niet geleverd werk. [eiser] bedreigt in ernstige mate als bewijzen over hem openbaar zijn. Deze bedreiging moet stoppen.”
op de webpagina: http://www.[naam site].nl/Standpunt:Rolnr_599966_hoor_en_wederhoor_eiser_en_
rechter [linkerkolom, Hoor (mening van de eiser)]:
“Er zijn bewijzen dat [eiser] geld heeft ontvangen voor niet geleverde prestaties. Er zijn meerdere bewijzen dat [eiser] iedere keer weer een ander smoes verzint om onder zijn verplichtingen uit te komen.”
“Dat [eiser] met zijn voorschot op skivakantie gaat (…).”
5.2. gebiedt [gedaagde] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de zoekmachine Google aan te schrijven met het verzoek de onder 5.1. vermelde opmerkingen/uitlatingen uit de cache te verwijderen,
5.3. gebiedt [gedaagde] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op de voorpagina van de website www.[naam site].nl een rectificatie te (doen) plaatsen en deze gedurende drie maanden na plaatsing geplaatst te houden, die luidt:
“Rectificatie
Ik, Bernard Evert Willem [gedaagde], wonende te [woonplaats], handelend onder de naam [naam bedrijf], verklaar hierbij dat ik onrechtmatige en ongegronde uitlatingen heb gedaan en heb geplaatst op internet (www.[naam site].nl) met betrekking tot de heer Tom Willem Adriaan [eiser].”
5.4. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of keer dat hij niet aan de in 5.1., 5.2. en 5.3. uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.5. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 984,81, en in de nakosten, aan de zijde van [eiser] bepaald op
€ 131,00 voor nasalaris advocaat, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 68,00 voor nasalaris advocaat en de werkelijk gemaakte kosten voor het doen uitbrengen van een exploot van betekening, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A van der Pol en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 8 juli 2011. De overwegingen waarop dit vonnis stoelt zijn afzonderlijk vastgelegd op 1 augustus 2011.
Bij afwezigheid van mr. R.A. van der Pol is dit vonnis getekend door mr. M.J.P. Heijmans.