Uitspraak
16 september 2011
Eerste Kamer
10/00050
DV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
SNS BANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven,
t e g e n
mr. Hendrik PASMAN, handelend in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Vetrans B.V.,
kantoorhoudende te Utrecht,
VERWEERDER in cassatie, eiser in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. K. Teuben.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als SNS Bank en de curator.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 184532/HA ZA 04-2051 van de rechtbank Utrecht van 1 maart 2006;
b. het arrest in de zaak 106.005.510/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 15 september 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft SNS Bank beroep in cassatie ingesteld. De curator heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De curator heeft geconcludeerd tot verwerping van het principale beroep en SNS Bank tot niet-ontvankelijkheid althans tot verwerping in het incidentele cassatieberoep.
De zaak is voor de curator toegelicht door zijn advocaat en voor SNS Bank door mr. F.E. Vermeulen en mr. A.J. Haasjes, beiden advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het incidenteel beroep en tot gegrondverklaring van het principaal beroep.
Namens SNS Bank heeft mr. F.E. Vermeulen bij brief van 10 juni 2011 op die conclusie gereageerd; de advocaat van de curator heeft dat gedaan bij brief van 9 juni 2011.
3. Uitgangspunten in cassatie
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) SNS Bank heeft Vetrans B.V. (hierna: Vetrans) medio 2001 een krediet in rekening-courant verstrekt van € 225.000,--.
(ii) Vetrans is op 18 september 2002 failliet verklaard, met benoeming van de curator als zodanig.
(iii) Een aantal dagen voor het faillissement zijn door middel van automatische incasso's enkele bedragen van in totaal € 108.400,69 van de bankrekening van Vetrans afgeschreven. Het debetsaldo van Vetrans bij SNS Bank bedroeg op de datum van het faillissement € 214.184,34.
(iv) Op 24 september 2002 heeft SNS Bank de hiervoor bedoelde bedragen van in totaal € 108.400,69 gestorneerd. Na deze storno bedroeg het debetsaldo van Vetrans bij SNS Bank € 105.783,65.
3.2 De curator vordert in dit geding dat SNS Bank wordt veroordeeld tot betaling van € 108.400,69. Hij legt daaraan primair ten grondslag dat de storno's girale terugbetalingen zijn die tijdens faillissement hebben plaatsgevonden en dat de door SNS Bank toegepaste verrekening van de gestorneerde bedragen met de schuld in rekening-courant in strijd is met art. 53 F. In hoger beroep heeft hij daar als subsidiaire grondslag aan toegevoegd dat SNS Bank onrechtmatig heeft gehandeld door van haar storneringsbevoegdheid gebruik te maken en daarom verplicht is de daardoor ontstane schade van de boedel te vergoeden.
3.3 De rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake was van overschrijding van de kredietruimte van de rekening van Vetrans en dat SNS Bank daarom onrechtmatig gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid de storno's te verrichten, maar dat de vordering van de curator moet worden afgewezen omdat het niet de curator is die de gestorneerde bedragen van SNS Bank kan terugvorderen.
3.4 Het hof heeft het vonnis vernietigd en SNS Bank veroordeeld tot vergoeding van de door de boedel van Vetrans geleden schade, op te maken bij staat. Daartoe overwoog het hof, samengevat, als volgt.
Een storno is een louter administratieve handeling. Een automatische incasso vindt blijkens de (oude en nieuwe versie van de) Algemene Voorwaarden Incasso (hierna: AVI) plaats onder de ontbindende voorwaarde van stornering door de geïncasseerde of diens bank. Indien de voorwaarde wordt vervuld doordat er wordt gestorneerd, wordt de handeling teruggedraaid. Dit leidt niet tot een schuld van de bank van de geïncasseerde aan de geïncasseerde, maar tot een door middel van administratieve handelingen weer bijschrijven van het bedrag dat door de automatische incasso was afgeschreven. (rov. 3.8)
Volgens SNS Bank is de ratio van haar storneringsbevoegdheid het bewaken van de kredietlimiet die zij aan de geïncasseerde heeft toegekend, en aldus te voorkomen dat zij gedwongen zou kunnen worden de geïncasseerde een groter krediet toe te kennen dan waartoe zij bereid was. In het onderhavige geval was de kredietlimiet van Vetrans na de automatische incasso's niet overschreden. De stornering door SNS Bank komt dus niet overeen met de ratio op grond waarvan haar de bevoegdheid tot stornering toekwam. SNS Bank heeft dus misbruik gemaakt van haar bevoegdheid om te storneren, en daarmee in beginsel onrechtmatig gehandeld. (rov. 3.9)
De vraag of SNS Bank daarmee onrechtmatig jegens de bedoel van Vetrans heeft gehandeld, moet positief beantwoord worden. SNS Bank was immers met Vetrans een kredietlimiet overeengekomen van € 225.000,-- en door de stornering heeft zij die limiet feitelijk beperkt zonder daartoe gerechtigd te zijn. Dat is voldoende om aan te nemen dat zij jegens Vetrans onrechtmatig gehandeld heeft. (rov. 3.10)
Er is nadere informatie nodig om de omvang van de door de boedel van Vetrans geleden schade te bepalen. Daarin ziet het hof aanleiding partijen te verwijzen naar de schadestaatprocedure. (rov. 3.11)
4. Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
4.1 Het middel is gericht tegen de hiervoor weergegeven rov. 3.8 en strekt ten betoge dat uit de oude versie van de AVI, waarin uitsluitend ten aanzien van de creditering van het geïncasseerde bedrag is bepaald dat deze plaatsvindt onder de ontbindende voorwaarde van (tijdige) stornering door de geïncasseerde of diens bank, niet kan worden afgeleid dat ook de debitering van het geïncasseerde bedrag door de bank van de geïncasseerde plaatsvindt onder de ontbindende voorwaarde van (tijdige) stornering door de geïncasseerde of diens bank. Daarom geeft het oordeel van het hof dat de stornering van een automatische incasso door de bank van de geïncasseerde een louter administratieve handeling is, in een geval als het onderhavige waarin (veronderstellenderwijs) de oude versie van de AVI van toepassing is, blijk van een onjuiste rechtsopvatting, aldus het onderdeel.
4.2 De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 3 december 2004, LJN AR1943, NJ 2005/200, geoordeeld dat ingevolge het toepasselijke incassocontract de creditering geschiedt onder de ontbindende voorwaarde dat de debiteur of zijn bank binnen de gestelde termijn gebruik maakt van zijn bevoegdheid de incasso te laten terugboeken, en dat dit meebrengt dat de creditering binnen het systeem van de automatische incasso vooralsnog slechts de betekenis heeft van een betaling onder de opschortende voorwaarde dat de termijn is verlopen zonder dat van de bevoegdheid tot terugboeking gebruik is gemaakt. Volgens genoemd arrest betekent vervulling van de voorwaarde doordat de debiteur of diens bank binnen de termijn zijn bevoegdheid uitoefent de incasso te laten terugboeken, dat definitief komt vast te staan dat geen betaling plaatsvindt, en leidt dat niet tot een verbintenis van de incasserende bank of de crediteur een betaling ongedaan te maken door een betaald bedrag terug te betalen, maar tot een ongedaanmaking van de creditering van de rekening van de crediteur door terugboeking, dat wil zeggen door boekhoudkundige debitering daarvan.
In het verlengde hiervan moet gelet op de aard van een incassocontract worden aangenomen dat bij een automatische incasso ook de debitering van de rekening van de debiteur/geïncasseerde geschiedt onder de ontbindende voorwaarde dat de debiteur of diens bank binnen de daarvoor geldende termijn gebruikmaakt van de bevoegdheid tot terugboeking. Dit geldt ook in het geval (zoals in de oude versie van de AVI) dat zulks alleen ten aanzien van de creditering maar niet ten aanzien van de debitering uitdrukkelijk is bepaald. Vervulling van de voorwaarde van (tijdige) gebruikmaking van de bevoegdheid tot storneren leidt dan ook niet alleen tot een ongedaanmaking van de creditering van de rekening van de crediteur door boekhoudkundige debitering daarvan, maar ook tot een ongedaanmaking van de debitering van de rekening van de debiteur door boekhoudkundige creditering daarvan. Het middel komt derhalve tevergeefs op tegen het oordeel van het hof dat, ook indien de oude versie van de AVI van toepassing is, de stornering van een automatische incasso door de bank van de geïncasseerde niet leidt tot een schuld van die bank aan de geïncasseerde, maar dat de stornering een louter administratieve handeling is.
5. Beoordeling van het middel in het principale beroep
5.1 Onderdeel 4.1 van het middel klaagt dat het hof in rov. 3.9 een onbegrijpelijke uitleg aan de stellingen van SNS Bank heeft gegeven, door te oordelen dat volgens SNS Bank de ratio van de storneringsbevoegdheid is het bewaken van de kredietlimiet die de bank van de geïncasseerde aan de geïncasseerde heeft toegekend, met andere woorden, te voorkomen dat de bank gedwongen zou kunnen worden de geïncasseerde een groter krediet toe te kennen dan waartoe zij bereid was.
De klacht is gegrond aangezien SNS Bank, in het bijzonder in haar memorie van antwoord onder 59-70, uitdrukkelijk heeft betoogd dat de strekking van de storneringsbevoegdheid niet daartoe beperkt is, maar dat het storneringsrecht in de toepasselijke voorwaarden ongeclausuleerd is bedongen en dat het, gelet op de cruciale betekenis van de storneringsbevoegdheid voor het systeem van automatische incasso's waarbij de bank alleen achteraf kan ingrijpen, ook bedoeld is voor het geval dat een automatische incasso geleid heeft tot een vordering die de bank niet op de geïncasseerde zal kunnen verhalen vanwege diens deconfiture (zie de citaten uit de memorie van antwoord in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.5).
5.2 De onderdelen 4.2 en 4.3 strekken ten betoge dat het gebruikmaken door SNS Bank van haar storneringsbevoegdheid om de nadelige gevolgen van de kort voor faillietverklaring van Vetrans uitgevoerde betalingsopdrachten ongedaan te maken, onvoldoende is voor het oordeel dat dit gebruik als misbruik van recht en derhalve als onrechtmatig moet worden gekwalificeerd.
Ook deze onderdelen treffen doel. Daarbij is van belang dat de storneringsbevoegdheid algemeen is geformuleerd en niet is beperkt tot de situatie dat het rekeningsaldo of de kredietruimte van de schuldenaar/geïncasseerde onvoldoende is voor de door automatische incasso te verrichten betaling. Voorts moet in aanmerking worden genomen, zoals overwogen in het hiervoor in 4.2 genoemde arrest van 3 december 2004, dat aan het stelsel van automatische incasso, dat een belangrijke rol in het betalingsverkeer vervult, afbreuk zou worden gedaan indien zowel de debiteur als diens bank niet ervan kunnen uitgaan dat een binnen de termijn verlangde terugboeking zonder meer wordt uitgevoerd.
De schuldenaar en zijn bank mogen bij gebruikmaking van die bevoegdheid in beginsel ook hun eigen belang behartigen. Het voorgaande sluit weliswaar niet uit dat een bank, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, misbruik kan maken van haar storneringsbevoegdheid en daardoor onrechtmatig kan handelen jegens de schuldenaar (en in geval van zijn faillissement: jegens de boedel), maar daartoe is de enkele door het hof vastgestelde omstandigheid dat in dit geval de kredietruimte van Vetrans bij SNS Bank door uitvoering van de automatische incasso's niet werd overschreden, onvoldoende.
5.3 Volgens onderdeel 4.4 heeft het hof miskend dat, gelet op het relativiteitsvereiste van art. 6:163 BW, misbruik van storneringsbevoegdheid hooguit een normschending en aansprakelijkheid kunnen opleveren jegens de incassanten, die immers het derdenbeding ten behoeve van de bank van de geïncasseerde hebben gestipuleerd, en niet jegens de gezamenlijke schuldeisers van Vetrans.
Het onderdeel berust in zijn algemeenheid op een onjuiste rechtsopvatting. Niet uitgesloten is dat een bank die na het intreden van het faillissement van de schuldenaar/geïncasseerde gebruik maakt van haar storneringsbevoegdheid ter zake van voor het faillissement verrichte automatische incasso's, gelet op de in aanmerking te nemen belangen (ook) jegens de gezamenlijke schuldeisers van de gefailleerde schuldenaar misbruik van haar bevoegdheid maakt en derhalve (ook) jegens hen onrechtmatig handelt.
5.4 De in onderdeel 2 aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5.5 De onderdelen 1, 3 en 5 behoeven geen behandeling. Hetgeen daarin aan de orde wordt gesteld, kan na verwijzing aan de orde komen.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 15 september 2009;
verwijst het geding naar het gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van SNS Bank begroot op € 3.417,16 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van SNS Bank begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;
Dit arrest is vastgesteld op 25 augustus 2011 en gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, W.A.M. van Schendel, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 16 september 2011.