Uitspraak
16 september 2011
Eerste Kamer
09/03014
DV/RA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ ERASMUS N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. GENERALI SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Diemen,
3. REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
4. BESTPARK INTERNATIONAL LTD.,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
5. SIAT SOCIETA ITALIANA SPA.,
gevestigd te Genua, Italië,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
SGS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Spijkenisse,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Erasmus c.s., Generali c.s. en SGS.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 277851/KG ZA 07-108 van de voorzieningenrechter te Rotterdam van 20 maart 2007;
b. het arrest in de zaak 105.006.477/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 maart 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben Erasmus c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
SGS heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor Erasmus c.s. toegelicht door hun advocaat en mr. N.T. Dempsey, advocaat bij de Hoge Raad, en voor SGS door mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Het onderhavige geschil betreft het volgende. SGS is verzekerd onder een bedrijfsaansprakelijkheidspolis voor aansprakelijkheid voortvloeiende uit onder meer haar opslagactiviteiten. SGS heeft kosten gemaakt wegens het schoonmaken van zakken cacao die zij als opslaghouder voor de eigenaren van de cacao onder zich heeft gehad en waarop asbeststof was terechtgekomen.
SGS stelt zich onder meer op het standpunt dat die schoonmaakkosten zijn aan te merken als bereddingskosten in de zin van art. 283 (oud) K. en dat daarom Erasmus c.s. als verzekeraars onder de polis tot uitkering zijn gehouden. Erasmus c.s. bestrijden dit standpunt, omdat zij menen dat de bewuste schoonmaakkosten niet kunnen worden aangemerkt als bereddingskosten.
In de bodemprocedure waarin SGS van de verzekeraars onder de polis, echter wat betreft Erasmus en Generali c.s.: hun gevolmachtigden, vergoeding van de schoonmaakkosten heeft gevorderd, heeft de rechtbank de vordering toegewezen, maar tegen de gevolmachtigden van Erasmus en Generali c.s. afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en daartoe onder meer het verweer van de verzekeraars dat geen sprake is van bereddingskosten verworpen. Op dat punt heeft de Hoge Raad in het tegen het arrest van het hof ingestelde cassatieberoep het arrest van het hof vernietigd en de zaak naar een ander hof verwezen (HR 15 april 2011, LJN BP2309, NJ 2011/179).
3.2 De onderhavige zaak betreft het kort geding waarin SGS van Erasmus en Generali c.s. betaling heeft gevorderd van hetgeen waartoe de rechtbank in de bodemprocedure de andere verzekeraars had veroordeeld.
De voorzieningenrechter heeft die vordering toegewezen en het hof heeft bij het bestreden arrest het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd.
3.3 In dit kort geding hebben Erasmus c.s. onder meer het verweer van de andere verzekeraars dat van bereddingskosten geen sprake was, overgenomen.
De rechtbank heeft dit verweer ongegrond beoordeeld en het hof heeft de daartegen gerichte grief in rov.13 verworpen onder verwijzing naar de beslissing van het hof in de bodemprocedure. Nu laatstgenoemde beslissing in cassatie geen stand heeft gehouden, slaagt onderdeel III.1 van het middel.
3.4 De klachten van de onderdelen I, II en III.2 kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 maart 2009;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt SGS in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Erasmus c.s begroot op € 5.178,43 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 16 september 2011.