Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Rolno/zaakno: 379442 CV EXPL 10-4699
AH
Vonnis van de kantonrechter van 25 augustus 2010
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. P.J.C. Bolton;
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid METRO CASH & CARRY
NEDERLAND B.V., h.o.d.n. Makro Zelfbedieningsgroothandel,
gevestigd en kantoorhoudend te [plaats], gemeente [gemeente],
gedaagde,
gemachtigde: mr. T. van der Heijden.
1. Verder procesverloop
Bij vonnis van 23 juni 2010 is een comparitie van partijen bepaald die is gehouden op 5 augustus 2010. Van de comparitie is proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt. Voor de comparitie is door gedaagde nog een usb-stick gedeponeerd met daarbij een schriftelijke toelichting.
Hierna is de zaak voor vonnis gezet waarvan de uitspraak bij vervroeging is bepaald op heden.
2. Beoordeling
Feiten
2.1 Als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staan de volgende feiten in de onderhavige proce-dure vast:
- Eiseres werkt sinds [datum] bij gedaagde. Eiseres is thans [leeftijd] en haar brutomaandloon bedraagt [bedrag] exclusief vakantietoeslag.
- Eiseres vervult de functie “[functie]” en was laatstelijk werkzaam op de afdeling [afdeling].
- Eiseres was op de hoogte van de zogenoemde Huisregels waarin is bepaald dat indien een werknemer zich schuldig maakt aan onder meer diefstal of verduistering altijd ontslag volgt, ongeacht de hoogte van het bedrag waarmee de werkgever en/of haar werknemers worden benadeeld.
- Gedaagde heeft volgens de geldende procedure een camera geplaatst bij de rollenbaan vanwege het feit dat hier regelmatig verbroken en lege verpakkingen van verkoopproducten werden aangetroffen.
- Eiseres is op [datum sub. 1] geschorst en in een gesprek dat heeft plaatsgevonden op [datum sub. 2] op staande voet ontslagen.
Geschil
2.2 Eiseres vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. In het incident:
- gedaagde veroordeelt tot doorbetaling van het verschuldigde loon na [datum sub. 2] te vermeerderen met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente sedert de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening, althans een zodanig bedrag als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren.
II. In de hoofdzaak:
- de opzegging van de arbeidsovereenkomst door gedaagde wegens een dringende reden per [datum sub. 2] ver-nietigt, alsmede
- verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen eiseres en gedaagde na [datum sub. 2] in stand blijft tot aan de dag dat deze op rechtsgeldige wijze is beëindigd, alsmede,
- gedaagde veroordeelt in de proceskosten.
2.3 Eiseres legt aan haar vordering het volgende ten grondslag.
2.3.1 In het kader van haar functie diende zij onder andere zorg te dragen voor een goede productpresentatie. In dit kader diende zij tevens aangebroken of beschadigde verpakkingen uit de schappen weg te nemen en deze in een ruimte onder de roltrappen opnieuw -in geval van groothandelsverpakkingen zonodig individueel- te prijzen en daarmee weer verkoopklaar te maken.
2.3.2 De economische neergang heeft ook gevolgen gehad voor gedaagde. De Makro vestiging [vestiging] heeft in-middels het plan opgevat oudere werknemers met de functie “[functie sub. 1]” een functietrede te degraderen tot “[fucntie sub. 2]”. Tevens wil gedaagde gaan schuiven met de personele bezetting tussen de diverse afdelingen van de groothandel. Zowel de vakbond FNV alsmede de Ondernemingsraad hebben hiertegen duidelijk gepro-testeerd.
2.3.3 Op [datum sub. 1] is eiseres onverwacht omstreeks [tijdstip] onder dwingende begeleiding van twee bevei-ligers, de heren [beveiliger sub. 1] en [beveiliger sub. 2], naar het kantoor van de beveiliging gedirigeerd. Eiseres is onder de ogen van collega’s en klanten afgevoerd en voelde zich daardoor geïntimideerd. Korte tijd later heeft mevrouw [personeelsmanager], personeelsmanager, zich bij het gezelschap gevoegd. Tijdens dit gesprek is eiseres beticht van dief-stal. Zij is beschuldigd van het plegen van meervoudige diefstal van bedrijfseigendommen bestaande uit het wegnemen van goederen zonder toestemming of betaling. Eiseres is toen geschorst wegens nader onderzoek, zo valt op te maken uit de haar direct ter hand gestelde brief van [datum sub. 1]. In deze brief is niet duidelijk om-schreven welke feitelijke verdenking gedaagde tegen haar heeft en wat de inhoud van het bewijs daadwerkelijk is. Van het gesprek van [datum sub. 1] zijn geen notulen gemaakt.
2.3.4 Een dag later, op [datum sub. 2], is het gesprek met de personeelsmanager voortgezet. Daarin is verwezen naar videobeelden die eiseres echter niet zijn getoond. Zonder kans op weerwoord is eiseres toen op staande voet ontslagen, hetgeen direct met de haar ter hand gestelde brief van [datum sub. 2] is bevestigd. In deze brief is tevens vermeld dat eiseres in het eerste gesprek van [datum sub. 1] diefstal zou hebben bekend. De brief van [datum sub. 2] is evenmin duidelijk. Zo is niet duidelijk omschreven door welk handelen en welke zaken de verden-king tegen haar is gerezen terzake diefstal. In haar functie diende eiseres dagelijks vele producten in de schap-pen te plaatsen, te prijzen en producten in kapotte verpakking verkoopklaar te maken. Daarbij kunnen inciden-teel fouten of vergissingen worden gemaakt. Voor de conclusie dat eiseres de intentie had zich opzettelijk een product toe te eigenen dan wel uit de bedrijfsvestiging weg te nemen of dat haar overigens terzake een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is onvoldoende door gedaagde gesteld. De videobeelden maken de intentie niet duidelijk en zijn voor velerlei uitleg vatbaar. De omstandigheid dat zij in de bedrijfsvestiging in een voor de klanten toegankelijke ruimte een product met beschadigde verpakking op haar persoon had, rechtvaardigt niet zonder meer de conclusie dat eiseres de opzet had zich onrechtmatig zaken toe te eigenen. De schijn, het ver-moeden of zelfs de ernstige verdenking van diefstal of verduistering is onvoldoende voor een ontslag op staande voet.
2.3.5 Eiseres heeft een goede staat van dienst. Opmerkelijk genoeg wordt eiseres in een voor het personeel van gedaagde roerige periode waarin gedaagde eenzijdig de arbeidsvoorwaarden tracht aan te passen opeens gecon-fronteerd met (een) door haar gepleegde beweerdelijke diefstal(len).
2.3.6 Eiseres betwist ten zeerste dat er sprake is van diefstal(len) die het handelen van gedaagde die bewuste dag zouden kunnen billijken. Het had op de weg van gedaagde gelegen niet alles op basis van een onduidelijk en tegenstrijdig gedocumenteerd gesprek te laten escaleren tot de huidige procedure. Eiseres is ondanks alles nog steeds bereid haar werkzaamheden zo snel mogelijk te hervatten. Een verzoek daartoe is door gedaagde afgewe-zen.
2.3.7 De videobeelden (usb-stick) zijn op verzoek van de gemachtigde van eiseres als bijlage bij de brief van [datum sub. 3] toegestuurd.
2.3.8 Eiseres vindt het onbegrijpelijk dat bij de gevoerde gesprekken haar leidinggevende, de heer [leidinggevende], niet aanwezig is geweest. Voorts is eiseres niet de mogelijkheid gegund de aantijgingen te kunnen verklaren of te weerleggen dan wel advies in te winnen. Eiseres ziet in de twee korte gesprekken die met haar zijn gevoerd een poging van gedaagde om zich op een goedkope manier van een oudere -en daarmee dure- werknemer te ont-doen.
2.3.9 De videobeelden zijn van matige kwaliteit. De ruimte die zich onder de roltrappen bevindt, is maar voor een klein deel begaanbaar. De videobeelden laten zien hoe eiseres iets -wellicht het betreffende product lippen-crème in een bundelverpakking- aandachtig bekijkt, uit de verpakking haalt en een deel van de verpakking en lippencrème op tafel legt. Daarna legt of pakt zij iets achter zich -uit beeld van de camera- van een stapel kar-tonnen verpakkingen, corrigeert haar bedrijfskleding en loopt naar buiten. In totaal is eiseres slechts 12 secon-den in beeld en haar hele handelen is van een geoefende vloeiendheid zonder aarzelen of schichtige blikken alvorens zij de ruimte weer verlaat. Eiseres vraagt zich af waarom zij zich hiermee verdacht heeft gemaakt of op welke grond gedaagde dit ziet als een onwelgevallige gedraging. Zij was immers gewoon met haar werkzaam-heden bezig.
2.3.10 De personeelsmanager had niet zonder meer het oordeel van de beveiliging mogen overnemen dat sprake was van diefstal. De personeelsmanager is er onterecht van uitgegaan dat eiseres in het eenzijdige gesprek van [datum sub. 1] de diefstal heeft bekend. De door de personeelsmanager opgestelde brieven van [datum sub. 1] en [datum sub. 2] blinken uit in vaagheid ten aanzien van de betekenis. Zo is vermeld dat eiseres zaken uit de bedrijfsvesti-ging zou hebben meegenomen, terwijl daar geen sprake van is of kan zijn. Eiseres heeft geen kans gehad op een weerwoord.
2.4 Gedaagde voert gemotiveerd verweer en stelt -zakelijk samengevat- het volgende.
2.4.1 Gedaagde heeft na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst op staande voet op [datum sub. 2] op grond van een dringende reden, een ontslagvergunning voor zover rechtens vereist gevraagd. UWV-Werkbedrijf heeft bij brief van [datum sub. 4] deze toestemming onthouden. UWV-Werkbedrijf concludeert terzake dat:
“…op basis van de thans voorliggende informatie is het voor mij niet mogelijk om vast te stellen en/of te concluderen dat er sprake is van diefstal door werknemer, althans dat zij zich wederrechtelijk eigendommen van werkgever zou hebben toegeëigend.”
Volgens gedaagde heeft UWV-Werkbedrijf geen tweede ronde van verweer voor beide partijen ingevoerd, waartoe UWV-Werkbedrijf wel verplicht is ingevolge haar richtlijnen waarmee tevens in strijd is gehandeld met artikel 4:7 lid 1 Awb. UWV-Werkbedrijf heeft tevens nagelaten partijen om aanvullende informatie te vragen. Gedaagde heeft daarop een apart voorwaardelijk ontbindingsverzoek ingediend.
2.4.2 Gedaagde is een grote zelfbedieningsgroothandel met 17 vestigingen in Nederland met circa 5000 werk-nemers en een grote diversiteit van circa 50.000 goederen. Dagelijks bezoeken vele tienduizenden klanten de winkels, waaronder de vestiging in [vestiging].
2.4.3 Gedaagde voert en is genoodzaakt te voeren, een zeer strikt beleid bij diefstal. In geval van diefstal, onge-acht de hoogte van de waarde van het voorwerp, volgt te allen tijde ontslag op staande voet. Door de zoge-noemde Huisregels is dat de werknemers ook nog eens uitdrukkelijk medegedeeld. In de arbeidsovereenkomst heeft eiseres verklaard akkoord te gaan met de inhoud van de huisregels.
2.4.4. In alle vestigingen van gedaagde, ook in [vestiging], is een beveiligingsdienst werkzaam en zijn onder andere beveiligingscamera’s geïnstalleerd. Dit alles in het belang van de klanten, van de werknemers en gedaagde zelf.
2.4.5 Op [datum sub. 1] is eiseres om [tijdstip sub. 1] begonnen met haar werkzaamheden. ‘[vestiging]’ ging die dag om [tijdstip sub. 2] open voor de klanten (vanaf [tijdstip sub. 3] exclusief voor horecaklanten). Op camerabeelden is gebleken dat eiseres zich omstreeks [tijdstip sub. 4] bevond in de winkel van gedaagde, in een ruimte onder de zogenoemde rollenbaan, een beweegbare baan waarop personeel en klanten mee naar de eerste etage gaan. Onder deze rol-lenbaan is een, voor publiek niet-toegankelijke, ruimte. Vanwege het feit dat hier regelmatig door gedaagde verbroken en lege verpakkingen van verkoopproducten werden aangetroffen, heeft gedaagde daarop overeen-komstig de daarvoor geldende procedure een camera geïnstalleerd.
2.4.6 Op [datum sub. 1] heeft de heer [beveiliger sub. 2] (verder: [beveiliger sub. 2]) (vestigingscoördinator Bevei-liging [vestiging]) op de beelden gezien dat eiseres aldaar een verpakking verbreekt, de inhoud van deze verpakking in haar rechterbroekzak stopt en de verpakking voor een deel achter een stelling gooit. De achterzijde (karton) van de verpakking legde eiseres op de tafel onder de rollenbaan. Nadat ook de Regiomanager Beveiliging van gedaagde, de heer [beveiliger sub. 1] (verder: [beveiliger sub. 1]) deze beelden had gezien en deze beelden getoond waren aan de vestigingsmanager, de heer [vestigingsmanager] en aan mevrouw [personeelsmanager] (Hoofd P&O Makro [vestiging]) is besloten eise-res uit te nodigen voor een gesprek op kantoor.
2.4.7 Omstreeks [tijdstip sub. 5] dezelfde dag hebben [beveiliger sub. 2] en [beveiliger sub. 1] eiseres verzocht mee te komen voor een gesprek op het kantoor van de afdeling Beveiliging. Aan eiseres is als eerste gevraagd: “Heb je enig idee waarom je hier bent?”, waarop eiseres antwoordde: “Nee, geen idee”. Vervolgens werd gevraagd: “Zegt [tijdstip sub. 4] deze ochtend je iets?, waarop eiseres reageerde met: “Ja, ik weet waar het over gaat. Stom had ik niet moeten doen, ik weet dat ik fout ben geweest”. Vervolgens stond eiseres op en haalde uit haar broekzak een potje [merknaam] lippenbalsem. Vervolgens verklaarde zij nogmaals: “Stom, ik had dit niet mogen doen”.
2.4.8 Omdat eiseres meteen de diefstal bekende, werd [personeelsmanager] gevraagd bij het gesprek aanwezig te zijn. Ook tegenover [personeelsmanager] bekende eiseres die ochtend de diefstal omstreeks [tijdstip sub. 4] te hebben gepleegd. [personeelsmanager] heeft eiseres daarop conform de regels zowel mondeling als schriftelijk geschorst, hangende het onder-zoek. Eiseres zei toen dat zij gewoon weer aan het werk wilde. Zijdens gedaagde is aangegeven dat dit niet mo-gelijk was en medegedeeld dat zij tot [datum sub. 5] geschorst was met behoud van loon en dat zij vóór die datum zou worden uitgenodigd voor een gesprek. Desgevraagd heeft eiseres vervolgens haar toegangsbadge ingeleverd en is zij naar buiten begeleid.
2.4.9 In het gesprek van [datum sub. 1] is op geen enkele wijze druk uitgeoefend op eiseres. Eiseres bekende zeer snel en uit vrije wil de diefstal. De medewerkers van de beveiliging hebben ter plaatse onder de rollenbaan het kartonnen gedeelte van de verpakking van de [merknaam] aangetroffen en deze kwam overeen met de verpakking die hoort bij de [merknaam] lippenbalsem die eiseres uit haar zak haalde.
2.4.10 Op [datum sub. 2] heeft [personeelsmanager] tezamen met de heer [bedrijfsleider] (bedrijfsleider [afdeling]) een ge-sprek gehad met eiseres en een vriendin van haar. Daarbij is aan eiseres medegedeeld dat zij op staande voet is ontslagen op grond van diefstal van [merknaam] lippenbalsem. Aan eiseres is de ontslagbrief overhandigd en vervol-gens heeft zij de Makrovestiging verlaten.
2.4.11 Gedaagde heeft verklaringen overgelegd van de getuigen [beveiliger sub. 2], [beveiliger sub. 1] en [personeelsmanager].
2.4.12 Gedaagde hoeft niet de kennelijke opzet ten aanzien van de wederrechtelijke toeëigening te bewijzen. Gedaagde heeft zich gebaseerd op de feiten en voorts vastgesteld dat deze feiten door eiseres zonder voorbe-houd meerdere keren zijn erkend.
2.4.13 Eiseres werkte op de afdeling [afdeling sub. 1] en de gestolen [merknaam] lippenbalsem had zij dan ook niet in de uitoefening van haar werkzaamheden onder zich maar heeft zij kennelijk elders, op een andere afde-ling uit het schap genomen.
2.4.14 Binnen de organisatie van gedaagde, zo ook in [vestiging], zijn inmiddels een groot aantal medewerkers her-plaatst in een andere functie met een gelijke loonschaal; een en ander om bedrijfseconomische redenen. Het gaat voorts niet alleen om ‘oudere’ werknemers. Over dit besluit en de gevolgen daarvan is door de GOR een posi-tief advies afgegeven en is overeenstemming bereikt met de vakbonden.
2.4.15 Gedaagde betwist dat sprake is geweest van “onder dwingende begeleiding” of van een “intimiderende behandeling”. Gedaagde verwijst daartoe naar de overgelegde getuigenverklaringen. Het is onjuist dat eiseres van meervoudige diefstal is beschuldigd. Aan haar is gevraagd of er sprake is van nog meer gestolen goederen; zij ontkende dit. Het gesprek is zeer rustig verlopen. Eiseres heeft de gelegenheid gekregen om op het ontslag te reageren. Zij verklaarde het er niet mee eens te zijn. Gedaagde heeft het ontslag gehandhaafd.
2.4.16 Dat gedaagde in de gesprekken met eiseres de videobeelden niet heeft getoond, doch deze wel heeft ge-noemd, vindt zijn grond in het feit dat eiseres bij herhaling een volwaardige bekentenis heeft afgelegd en zij evenmin heeft gevraagd om de beelden te tonen.
2.5 De dag voor de behandeling ter comparitie is het onbindingsverzoek behandeld door een andere kantonrech-ter. De kantonrechter in de onderhavige zaak heeft ambtshalve kennis genomen van de beschikking van 12 au-gustus 2010 die op dezelfde dag in het openbaar is uitgesproken en waarbij de arbeidsovereenkomst tussen par-tijen is ontbonden wegens gewichtige redenen, bestaande uit een dringende reden, met ingang van 15 augustus 2010, zulks voorwaardelijk voor het geval dat de arbeidsovereenkomst niet reeds rechtsgeldig is geëindigd.
Beoordeling
2.6 Op grond van artikel 7:677 lid 1 juncto artikel 7:678 BW is de werkgever bevoegd een arbeidsovereen-komst onverwijld op te zeggen wegens een dringende reden, indien van de werkgever als gevolg van daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereen-komst te laten voortduren. Bij de beoordeling moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoort in de eerste plaats in beschouwing te worden ge-nomen de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet met zich zou brengen. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst toch gerechtvaardigd is (zie Hoge Raad 12 februari 1999, LJN: ZC2849, NJ 1999, 643).
2.7 Een dringende reden kan aanwezig worden geacht wanneer de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt (artikel 7:678 lid 2 onder d BW). De bewijslast ten aanzien van de dringende reden rust op de werkgever (Hoge Raad 24 oktober 1986, NJ 1987, 126); uitzon-deringen daargelaten (Hoge Raad 13 juni 1986, NJ 1986, 764 en Hoge Raad 11 december 1987, NJ 1988, 339).
2.8 De kantonrechter merkt op dat het plaatsen van een verborgen camera naar aanleiding van een concrete ver-denking in het algemeen toegestaan is (Hoge Raad 27 april 2001, NJ 2001, 421; Wennekes Lederwaren). In het onderhavige geval is gesteld noch gebleken dat deze maatregel niet voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
2.9 Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan diefstal van aan de werkgever toebehorende goederen ook voldoende grond opleveren voor een ontslag op staande voet als de waarde van de weggenomen goederen zeer bescheiden is (zie bijvoorbeeld voor een recente zaak, kantonrechter Leeuwarden van 3 februari 2010, RAR 2010, 58; ontslag op staande voet voor het stelen van een pakje shag).
2.10 De kantonrechter is van oordeel dat eiseres de diefstal onvoldoende heeft weersproken. 2.10.1 Ter zitting zijn de videobeelden per beeld getoond aan partijen. Eiseres heeft verklaard dat op de beelden te zien is dat zij de verpakking verbreekt waarin twee potjes lippencrème zitten. Een potje, volgens eiseres het onbeschadigde potje, laat zij ter plekke achter op tafel. Het andere potje, waarvan de deksel een scheurtje vertoonde, stopt zij in haar zak en neemt zij mee.
2.10.2 Hoewel eiseres betwist dat er sprake was van diefstal en stelt dat de videobeelden voor velerlei uitleg vatbaar zijn, laat zij na een deugdelijke verklaring te geven voor haar handelen.
2.10.3 Wel is in het algemeen gesteld dat zij in haar functie dagelijks vele producten in schappen moet plaat-sen/prijzen en producten in een kapotte verpakking verkoopklaar moet maken. Daarbij kunnen volgens eiseres incidenteel fouten of vergissingen worden gemaakt. Deze algemene stelling is in het licht van het volgende on-voldoende.
2.10.3.1 Eiseres werkte op de afdeling [afdeling sub. 1] en niet op de afdeling [afdeling sub. 2] waar de [merknaam] lippencrème in de schappen lag.
2.10.3.2 Daarbij komt dat de verpakking van de twee potjes niet beschadigd was. Dat is pas gebeurd toen eiseres de verpakking heeft verbroken.
2.10.3.3 Dat eiseres toevallig op de afdeling [afdeling sub. 2] was en in het voorbijgaan gezien heeft dat in een ver-pakking een potje zat waarvan in de deksel een scheurtje zat en dat dit voor haar de reden is geweest om aldus te handelen, komt de kantonrechter zonder nadere verklaring, die ontbreekt, uitermate onwaarschijnlijk voor. Ge-steld noch gebleken is overigens dat eiseres een concrete opdracht had gekregen om op de afdeling [afdeling sub. 2] te zoeken naar ‘breukgoederen’.
2.10.4 Hoewel eiseres verder stelt dat goederen die opnieuw afgeprijsd moesten worden, werden gelegd onder de rollenbaan, terwijl gedaagde stelt dat breukgoederen werden verzameld bij de telefooncentrale, is dat geen enkele verklaring voor het feit dat zij het onbeschadigde potje op tafel achterliet en het beschadigde potje in haar broekzak heeft gestopt.
2.10.5 Eiseres heeft ook geen verklaring voor het feit dat zij datzelfde potje [tijdsduur] later, als zij door twee men-sen van de beveiliging wordt gevraagd om mee te komen, nog steeds in haar bezit heeft.
2.10.6 Hoewel eiseres ter zitting ontkent dat de ‘vingerafdruk’ in de crème van het desbetreffende potje van haar is, heeft zij bij de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek niet betwist dat (een deel van) de inhoud van het potje [merknaam], dat zij bij zich droeg, door haar is gebruikt.
2.10.7 De schildering van het gesprek met eiseres zoals weergegeven in rechtsoverweging ‘2.4.7’ wordt beves-tigd in de door gedaagde overgelegde verklaringen van [beveiliger sub. 2] en [beveiliger sub. 1] van de beveiliging en [personeelsmanager] van Personeelszaken. Eiseres betwist ter zitting deze lezing maar laat wederom na om te stellen wat zij tij-dens dat gesprek dan wel gezegd heeft.
Nu eiseres de gestelde diefstal van het potje [merknaam] lippencrème onvoldoende heeft weersproken staat dit feit in de onderhavige procedure vast.
2.11 Aansluitend aan het gesprek van [datum sub. 2] is aan eiseres de ontslagbrief overhandigd. Hoewel in deze brief staat dat de dringende reden voor ontslag op staande voet is dat eiseres zich onrechtmatig eigendommen van gedaagde heeft toegeëigend en het onweersproken gaat over de diefstal van één potje crème, is de kanton-rechter van oordeel dat de ontslagreden voor eiseres kennelijk voldoende duidelijk is geweest. Niet weersproken is immers dat de vriendin van eiseres zich in het gesprek van [datum sub. 2] openlijk heeft verbaasd over het feit dat een lippenbalsem van [bedrag] voldoende is om een medewerker te ontslaan en verder heeft eiseres ter zitting desgevraagd zelf verklaard dat haar duidelijk was wat de reden was voor het ontslag op staande voet, namelijk de beweerdelijke diefstal van het potje crème. Eiseres was ook een gewaarschuwd mens, nu zij heeft verklaard op de hoogte te zijn geweest van de Huisregels op grond waarvan altijd ontslag volgt bij diefstal.
2.12 De stelling dat de diefstal slechts een voorgewende reden is om van een ‘oude en dure’ werknemer af te komen, volgt de kantonrechter niet. Het verweer van gedaagde terzake (r.o. 2.4.14) heeft eiseres ter zitting niet meer weersproken. De reactie van de medewerkers van gedaagde naar aanleiding van de diefstal van het potje lippencrème, de schorsing op [datum sub. 1] en het ontslag op staande voet een dag later, maken ook genoegzaam duidelijk dat de diefstal voor gedaagde de reden is geweest voor de genomen maatregel.
2.13 Tenslotte is de kantonrechter van oordeel dat gedaagde procedureel gezien zorgvuldig heeft gehandeld. Zoals gedaagde heeft gesteld, is er ruggespraak geweest met verschillende leidinggevenden ten aanzien van de te volgen koers. Als eiseres tijdens het eerste gesprek op [datum sub. 1] gelijk erkent dat zij het potje crème niet had mogen meenemen, althans geen deugdelijke verklaring heeft voor haar handelen, is het niet vreemd dat het gesprek niet lang heeft geduurd. Dat eiseres in het ‘ontslaggesprek’ een dag later verbaasd was over het feit dat zij gelijk ontslagen werd, moge zo zijn maar dat maakt de procedure niet onzorgvuldig, waarbij komt dat eiseres ook in dat gesprek onweersproken in de gelegenheid is gesteld haar verhaal te vertellen.
2.14 Ten aanzien van de gevolgen heeft eiseres in feite alleen maar gesteld dat zij een goede staat van dienst had, hetgeen niet wordt betwist door gedaagde. Het vorenstaande acht de kantonrechter echter onvoldoende om tot een ander oordeel te komen ten aanzien van het ontslag op staande voet. De diefstal, mede gelet op de aard van het bedrijf van gedaagde, heeft kennelijk meegebracht dat gedaagde het vertrouwen in eiseres had verloren. Het onverwijld opzeggen van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden is dan, behoudens bijzonde-re omstandigheden die gesteld noch gebleken zijn, een passende maatregel
2.15 Gelet op al het vorenstaande ligt de vordering geheel voor afwijzing gereed en zal eiseres als de in het on-gelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten.
3. Beslissing
De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Verwijst eiseres in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van gedaagde en tot op heden begroot op: € 400,- salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, en ter openbare terechtzitting uitgesproken in te-genwoordigheid van de griffier.