Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

-minicamping de Heksenketel te Veere

-verzoek opheffing dan wel wijziging van bij uitspraak van 29 januari 2010 getroffen voorlopige voorziening

Uitspraak



RECHTBANK MIDDELBURG

Sector bestuursrecht

AWB nummer: 10/460 VV

Uitspraak van de voorzieningenrechter voor bestuursrechtelijke zaken

op het verzoek om toepassing van artikel 8:87, eerste lid,

van de Algemene wet bestuursrecht (opheffing of wijziging voorlopige voorziening)

inzake

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere,

verzoeker,

gemachtigde mr. U.T. Hoekstra, advocaat te Middelburg,

I. Procesverloop

Bij besluit van 30 november 2009 heeft verzoeker de aan [naam] (hierna: [naam]) tot wederopzegging verleende kampeervergunning met ingang van het jaar 2010 opgezegd.

Tegen dit besluit hebben [naam] en De Heksenketel C.V. (hierna: De Heksenketel) bezwaar gemaakt. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bij uitspraak van 29 januari 2010 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het besluit van 30 november 2009 geschorst en verzoeker opgedragen [naam] gedurende het kampeerseizoen 2010 te behandelen als ware zij in het bezit van een kampeervergunning als bedoeld in artikel 2 van de Verordening kleinschalig kamperen 2008 op het perceel [adres] te [woonplaats] met maximaal 15 niet-permanente standplaatsen.

Bij brief van 14 juni 2010 heeft verzoeker verzocht de getroffen voorlopige voorziening op te heffen, dan wel te wijzigen.

Het verzoek is op 30 juni 2010 ter zitting behandeld. Verzoeker heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was van de zijde van verzoeker aanwezig mr. M.J. Spierdijk, ambtenaar bij de gemeente Veere. Voorts is verschenen [naam], beherend vennoot van De Heksenketel. Hij werd bijgestaan door mr. M.W. Dieleman, advocaat te Middelburg.

II. Overwegingen

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:87, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening opheffen en wijzigen.

Voor het inwilligen van een verzoek om opheffing of wijziging van een voorlopige voorziening bestaat in het algemeen slechts aanleiding indien er sprake is van feiten of omstandigheden die ten tijde van de uitspraak van de voorzieningenrechter niet bekend waren en die, indien zij wel bekend waren geweest, ertoe zouden hebben geleid, dat geen

dan wel een andere voorziening zou zijn uitgesproken. Voorts bestaat aanleiding tot het opheffen of wijzigen van de getroffen voorziening indien sprake is van inmiddels gewijzigde omstandigheden op grond waarvan thans aan uitvoering van het geschorste besluit overwegende betekenis moet worden toegekend in verhouding tot het met het (ongewijzigd) voortduren van de voorlopige voorziening te dienen belang.

2. Bij uitspraak van 29 januari 2010 heeft de voorzieningenrechter het besluit van

30 november 2009 geschorst en verzoeker opgedragen [naam] gedurende het kampeerseizoen 2010 te behandelen als ware zij in het bezit van een kampeervergunning

als bedoeld in artikel 2 van de Verordening kleinschalig kamperen 2008 op het perceel [adres] te [woonplaats] met maximaal 15 niet-permanente standplaatsen.

3. Verzoeker heeft betoogd dat de uitspraken van deze rechtbank van 11 maart 2010 (08/238) en van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) van 26 mei 2010 (LJN: BM5593) een relevante wijziging van omstandigheden opleveren.

Als eerste wijzigingsgrond heeft verzoeker betoogd dat door de uitspraken duidelijk is geworden dat De Heksenketel niet als belanghebbende kan worden aangemerkt.

De tweede wijzigingsgrond betreft het navolgende: uit genoemde uitspraken kan afdoende worden afgeleid dat, nu de feitelijke situatie op de peildatum c.q. vóór de inwerkingtreding van de 3e herziening van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Veere’ wordt beschermd, vijf (5) kampeereenheden waren toegestaan.

Als derde wijzigingsgrond heeft verzoeker naar voren gebracht dat de voorwaarden die aan het besluit van 31 oktober 2006 zijn verbonden, nog altijd niet zijn vervuld. De vereiste landbouwschuur is namelijk nog steeds niet gebouwd. Van de toestemming die ten aanzien van de 10 extra standplaatsen is gegeven, mag derhalve geen gebruik worden gemaakt. Als conclusie verbindt verzoeker hieraan dat op de minicamping niet meer dan vijf (5) kampeereenheden mogen worden geplaatst.

4. Van de zijde van [naam] en De Heksenketel is ter zitting – voor zover van belang – betoogd dat er geen sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden, als gevolg waarvan het verzoek dient te worden afgewezen.

De voorzieningenrechter overweegt het volgende.

5. De uitspraak van 11 maart 2010 met procedurenummer 08/238 betrof het besluit van verzoeker tot het opleggen van een last onder dwangsom aan [naam]. In deze uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat [naam] in 2007 niet bevoegd was de

extra vergunde kampeermiddelen te (laten) plaatsen, nu de aan de vergunning verbonden voorwaarde betreffende de bouw van een landbouwschuur nog niet was vervuld en het besluit tot het opleggen van de voorwaarden niet was geschorst.

6. Gelet op de ex tunc toetsing van een besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom is de voorzieningenrechter van oordeel dat in het onder rechtsoverweging 5. gestelde geen relevante wijziging van de omstandigheden is gelegen.

7. Anders dan verzoeker meent, kan uit de eerdere uitspraken van deze rechtbank alsmede

uit de uitspraak van de ABRS van 26 mei 2010 niet worden afgeleid, dat De Heksenketel niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Immers, de ABRS heeft zonder nadere overwegingen zowel [naam] als De Heksenketel als belanghebbende aangemerkt en ook de rechtbank heeft De Heksenketel in eerdere uitspraken als belanghebbende aangemerkt. Van een relevante wijzigingsgrond is dan ook geen sprake.

8. In de uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 januari 2010 (10/43 VV) heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de feitelijke situatie zoals deze gold vóór het in werking treden van de 3e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Veere op grond van het overgangsrecht wordt beschermd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 26 mei 2010 overwogen dat ervan moet worden uitgegaan dat de minicamping per 1 januari 2008 op grond van de Verordening kleinschalig kamperen 2008 beschikte over een onvoorwaardelijke ontheffing voor vijf (5) toeristische standplaatsen en over een ontheffing voor nog tien (10) toeristische standplaatsen, doch dat van de ontheffing voor die tien standplaatsen eerst gebruik mocht worden gemaakt indien aan de voorwaarden was voldaan.

9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het onder rechtsoverweging 8. overwogene een relevante wijziging van de omstandigheden is gelegen.

Ten aanzien van de vraag of dit tot opheffing dan wel wijziging van de getroffen voorziening dient te leiden, overweegt de voorzieningenrechter het volgende.

10. Niet in geschil is, hetgeen ook eerder door deze rechtbank is uitgesproken, dat aan de aan de uitbreidingsvergunning verbonden voorwaarden niet is voldaan. Het besluit tot het opleggen van deze voorwaarden – betrekking hebbende op het bouwen van de schuur en het uitoefenen van een paardenhouderij – heeft echter nog geen formele rechtskracht, want er is hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ter zake (09/965).

Gelet op de uitspraak van de ABRS van 26 mei jl. moet er evenwel vanuit worden gegaan dat De Heksenketel wel degelijk als belanghebbende moet worden aangemerkt.

Dit betekent dat er gerede kans is dat de uitspraak van de rechtbank vernietigd wordt, hetgeen betekent dat verzoeker alsnog een inhoudelijke beslissing op het ingediende bezwaar dient te nemen.

Onder deze omstandigheden laat de voorzieningenrechter de belangen van [naam] en De Heksenketel prevaleren boven die van verzoeker, zodat het verzoek om opheffing dan wel wijziging van de getroffen voorziening dient te worden afgewezen

11. In het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verzoeker te veroordelen in de proceskosten van [naam] en De Heksenketel tot een bedrag van € 437,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van één proceshandeling.

12. [naam] heeft als beherend vennoot van De Heksenketel een formulier proceskosten overgelegd en de voorzieningenrechter verzocht verzoeker te veroordelen in de door hem gemaakte verletkosten à € 71,25,-.

Gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht komen deze kosten voor vergoeding in aanmerking.

De voorzieningenrechter acht deze kosten voorts niet onredelijk en zal bepalen dat verzoeker deze kosten dient te vergoeden. De proceskosten komen daarmee op een totaal van € 508,25.

III. Uitspraak

De voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg

wijst het verzoek om opheffing dan wel wijziging van de bij uitspraak van 29 januari 2010 getroffen voorlopige voorziening af;

veroordeelt verzoeker in de proceskosten van [naam] en De Heksenketel, begroot op

€ 508,25,- (vijfhonderdacht euro en vijfentwintig eurocent), te betalen door verzoeker aan [naam] en De Heksenketel.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Ente als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier en op 21 juli 2010 in het openbaar uitgesproken.

Griffier, Voorzieningenrechter,

Afschrift verzonden op:21 juli 2010


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature