Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Vordering van [eiseres sub 1] c.s. om Stichting Ipse De Bruggen te verbieden hen op een ander team dan [woning 1] te plaatsen afgewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Ipse De Bruggen in redelijkheid en billijkheid tot overplaatsing kunnen besluiten. Van onrechtmatig handelen dan wel strijd met goed werkgeverschap is geen sprake.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector civiel recht - voorzieningenrechter

Vonnis in kort geding van 17 mei 2010,

gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 364540 / KG ZA 10-521 van:

1. [eiseres sub 1],

wonende te [woonplaats],

2. [eiser sub 2],

wonende te [woonplaats],

3. [eiseres sub 3],

wonende te [woonplaats],

eisers,

advocaat mr. R.F. Ronday te Mijdrecht,

tegen:

de stichting Stichting Ipse De Bruggen,

gevestigd te Alphen aan den Rijn,

gedaagde,

advocaat mr. M. Oosterom te Den Haag.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘[eiseres sub 1] c.s.’ gezamenlijk in meervoud, dan wel als ‘[eiseres sub 1]’, ‘[eiser sub 2]’ en ‘[eiseres sub 3]’ afzonderlijk in enkelvoud en ‘IdB’.

1. De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 10 mei 2010 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

1.1. IdB is een organisatie van instellingen die zorg verlenen aan mensen met een verstandelijke beperking, (ernstige) gedragsproblemen en met een meervoudige (complexe) handicap. [eiseres sub 1] c.s. zijn in de functie van groepsbegeleider/persoonlijk begeleider in dienst bij IdB op de locatie landgoed Ursula in Nieuwveen. Jarenlang zijn [eiseres sub 1] c.s. ingedeeld in en gezamenlijk werkzaam geweest als team van [woning 1], waar zij de zorg hebben voor twaalf bewoners met een matig verstandelijke beperking.

1.2. Tot medio 2005 was [eiseres sub 1] als teamleider verantwoordelijk voor de woning [woning 1]. In de loop van 2005 is de managementstructuur binnen de instelling gewijzigd en heeft de functie van teamleider een andere naam en taakinhoud gekregen. Naast de RVE (resultaatverantwoordelijke eenheid) manager die (tactisch) verantwoordelijk is voor de betreffende inrichting zijn er locatiemanagers aangesteld die de (operationele) verantwoordelijkheid hebben voor meerdere woningen, terwijl daarnaast per woning een groepsleider is aangewezen. [eiseres sub 1] is teruggetreden als teamleider en sindsdien werkzaam als groepsleider van [woning 1]. Als nieuwe locatiemanager werd in 2005 [locatiemanager A] aangesteld.

1.3. Bij brief van 15 januari 2008 heeft de RVE manager [RVE manager] aan [eiseres sub 1] medegedeeld dat de samenwerking binnen het team in 2008 extra aandacht behoeft en dat de kwaliteit van de teamsamenwerking, als ook de samenwerking van het team met de leidinggevende verbeterd dient te worden. Ter ondersteuning van de teamontwikkeling was een bureau aangezocht en in dezelfde brief werd het team van [woning 1] uitgenodigd voor de introductie van het trainingsprogramma en kennismaking met de trainer.

1.4. In een schriftelijke reactie van februari 2008 hebben [eiseres sub 1] c.s. kenbaar gemaakt de kritiek omtrent de samenwerking niet te kennen en ook niet te delen en geen noodzaak te zien om aan een trainingsprogramma deel te nemen.

1.5. Bij memo van 2 juli 2008 heeft [RVE manager] [eiseres sub 1] c.s. vervolgens uitgenodigd om een programma te maken voor een teamdag. In een brief van 10 juli 2008 hebben [eiseres sub 1] c.s. deze teamdag afgewezen. Zij hebben daarbij (opnieuw) aangegeven dat IdB onvoldoende duidelijk heeft gemaakt welke problemen er bij het team zouden zijn.

1.6. Met een memo van 2 december 2008 heeft [RVE manager] [eiseres sub 1] c.s. en teams van andere woningen op de hoogte gesteld van organisatorische wijzigingen, waarbij voor [woning 1] tijdelijk een interim locatiemanager zou worden aangesteld, [interim locatiemanager]. Teneinde de situatie bij [woning 1] te verbeteren, het wederzijds vertrouwen te herstellen en de negatieve beeldvorming te doorbreken, heeft [interim locatiemanager] daarbij de opdracht gekregen om een teamanalyse en een plan van aanpak te maken. Daarop hebben [eiseres sub 1] c.s. zich schriftelijk kritisch uitgelaten over de noodzaak van deze teamanalyse en de omvang van de opdracht en bezwaar gemaakt tegen de dubbelrol van [interim locatiemanager] als leidinggevende en rapporteur.

1.7. Op 24 maart 2009 heeft [interim locatiemanager] de conceptanalyse en aanzet plan van aanpak ter bespreking aan [eiseres sub 1] c.s. voorgelegd. In een schriftelijke reactie van 4 april 2009 hebben [eiseres sub 1] c.s. aangegeven het niet eens te zijn met de analyse en hebben zij een aantal waarnemingen van [interim locatiemanager] ontkend. In hun visie is van een samenwerkingsprobleem in het team of met de leidinggevende geen sprake en is een herstel van een veilig werkklimaat en het vertrouwen in de organisatie niet aan de orde.

1.8. In september 2009 heeft [interim locatiemanager] het evaluatierapport kwaliteitsplan [woning 1] gepresenteerd en heeft hij zijn werkzaamheden als interim locatiemanager beëindigd. [interim locatiemanager] is opgevolgd door de locatiemanager [locatiemanager B].

1.9. In het werkjaarplan 2010 van [woning 1] dat [locatiemanager B] tijdens een werkbespreking op 23 december 2009 aan de orde heeft gesteld, staat opgenomen dat met iedere medewerker reflectiegesprekken zullen worden gevoerd in aanvulling op functioneringsgesprekken. In een e-mail van 4 januari 2010 hebben [eiseres sub 1] c.s. deze reflectiegesprekken geweigerd.

1.10. In oktober 2009 hebben [eiseres sub 1] c.s. zich gewend tot de Klachtencommissie medewerkers Ipse de Bruggen (Klachtencommissie) met klachten over het optreden van [RVE manager] en [interim locatiemanager] en onredelijke beslissingen van IdB waardoor hun belangen zouden zijn geschaad. Bij uitspraak van 19 januari 2010 zijn deze klachten deels niet ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard. Daarbij heeft de Klachtencommissie voorts geadviseerd:

“Gelet op de lange duur van de conflicten en de vele vergeefse inspanningen die al gedaan zijn ter verbetering van de situatie, meent de commissie dat een ingreep in de samenstelling van het team aangewezen, zo niet onvermijdelijk is.”

1.11. In gesprekken met [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] op 10 maart 2010 en met [eiseres sub 3] op 31 maart 2010 heeft IdB hen geïnformeerd over een voorgenomen overplaatsing naar andere woningen, ingaande eind maart/begin april 2010. In verband met daaropvolgende ziekmeldingen dan wel opgenomen verlof hebben [eiseres sub 1] c.s. sinds 10 maart 2010 feitelijk niet meer gewerkt. [eiseres sub 1] c.s. zijn niet verschenen op de geplande vervolg-afspraken, althans hebben niet inhoudelijk willen reageren.

1.12. Na een bespreking met de ouders en wettelijk vertegenwoordigers van de bewoners van [woning 1] op 22 maart 2010 heeft IdB [eiseres sub 1] c.s. een mediationvoorstel gedaan. Dit mediationvoorstel hebben [eiseres sub 1] c.s. niet geaccepteerd.

1.13. Bij besluit van 6 april 2010 is ten aanzien van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] en bij besluit van 7 april 2010 is ten aanzien van [eiseres sub 3] het voornemen omgezet in een definitief besluit tot overplaatsing. [eiseres sub 1] c.s. blijven allen werkzaam in Nieuwveen, maar zijn als team van [woning 1] uit elkaar gehaald en ieder afzonderlijk geplaatst in andere woningen met vergelijkbare bewonersgroepen als [woning 1]. [eiseres sub 1] is overgeplaatst naar [woning 2], [eiser sub 2] naar [woning 3] en [eiseres sub 3] naar [woning 4].

1.14. In een rapportage van 29 april 2010 van [gz-psycholoog], gz-psycholoog bij IdB, zijn de bevindingen opgenomen over de zorgverlening bij [woning 1] door het nieuwe team vanaf maart 2010 en is gerapporteerd over het welbevinden van de bewoners van [woning 1] in de nieuwe situatie.

2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer

2.1. [eiseres sub 1] c.s. vorderen – zakelijk weergegeven – IdB te verbieden [eiseres sub 1] c.s. op een ander team dan [woning] te plaatsen op straffe van een dwangsom van € 100.000,-- dan wel een nader te bepalen dwangsom, althans een zodanige beslissing te nemen als de voorzieningenrechter zal vermenen te behoren.

2.2. Daartoe voeren [eiseres sub 1] c.s. het volgende aan.

Er zijn geen rechtens relevante gronden voor overplaatsing van [eiseres sub 1] c.s. naar een andere groep. [eiseres sub 1] c.s. betwisten en ontkennen dat sprake is van problemen in de gezagsverhouding aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s., terwijl IdB dit op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Van enige noodzaak tot overplaatsing naar een ander team is in de visie van [eiseres sub 1] c.s. geen sprake, anders dan een bij IdB levende mobiliteitsgedachte en de wil om eenzijdig te kunnen bepalen dat individuele personeelsleden zonder dat daarvoor aanleiding is op een ander team worden geplaatst. De arbeidsrechtelijke positie van [eiseres sub 1] c.s. wordt hiermee geweld aangedaan temeer waar (nog) geen toetsbare regelgeving voor overplaatsing bestaat bij IdB en de overplaatsing tegen de zin van [eiseres sub 1] c.s. en tegen de zin van de bewoners en hun wettelijke vertegenwoordigers geschiedt. IdB handelt aldus onrechtmatig jegens [eiseres sub 1] c.s. en gedraagt zich niet als een goed werkgever. Voorts leidt overplaatsing van [eiseres sub 1] c.s. tot een onvoldoende kwalitatieve bezetting op [woning1], waardoor de zorgverlening aan deze groep bewoners onder druk komt te staan.

2.3. IdB voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

3. De beoordeling van het geschil

3.1. De voorzieningenrechter verstaat de vordering van [eiseres sub 1] c.s. aldus, dat niet wordt gevraagd om wijziging van de arbeidsovereenkomst, zoals door IdB is betoogd, maar ziet op een verbod op overplaatsing bij wijze van voorlopig oordeel, nu goede gronden voor een dergelijke maatregel ontbreken en regelgeving dienaangaande bij IdB niet bestaat. Gelet op de inmiddels terzake genomen definitieve besluiten is het spoedeisend belang gegeven.

3.2. Uitgangspunt voor de beoordeling is de arbeidsovereenkomst van partijen. Daarin is vastgelegd dat [eiseres sub 1] c.s. werkzaam zullen zijn in de functie van persoonlijk begeleider/groepsleider. Ter zitting is onbestreden komen vast te staan dat in de onderscheiden arbeidsovereenkomsten van [eiseres sub 1] c.s. geen beding is opgenomen bij welke bewonersgroep [eiseres sub 1] c.s. werkzaam zullen zijn. Evenmin is vastgelegd dat [eiseres sub 1] c.s. samen in hetzelfde team zullen worden te werk gesteld. [eiseres sub 1] c.s. kunnen dus aan hun arbeidsovereenkomst geen rechtstreeks recht ontlenen om - al dan niet tezamen - werkzaam te zijn en te blijven in het team van [woning 1]. Het gegeven dat [eiseres sub 1] c.s. daar jarenlang werkzaam zijn geweest maakt dat niet anders.

3.3. Overplaatsing is een instrument van personeelsbeleid dat indien nodig kan worden ingezet. Voor zover IdB dit instrument in het kader van mobiliteitsbeleid structureel wenst te hanteren is regelgeving wellicht wenselijk maar het ontbreken van een vastgelegd beleid daaromtrent staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter in beginsel aan toepassing niet in de weg. Evenmin is voor toepassing de instemming van [eiseres sub 1] c.s. nodig, waar in de onderhavige situatie de overplaatsing geen wijziging in functie, salaris of arbeidsplaats tot gevolg heeft en ook overigens niet is aan te merken als een wijziging van de individuele arbeidsovereenkomst. Wel brengen de eisen van goed werkgeverschap met zich dat IdB bij het besluit tot overplaatsing van [eiseres sub 1] c.s. voldoende zorgvuldigheid moet betrachten en rekening dient te houden met het feit dat [eiseres sub 1] c.s. gedurende een reeks van jaren bij [woning] hebben gewerkt en onder die omstandigheid overplaatsing naar een andere groep ingrijpend is, niet alleen voor [eiseres sub 1] c.s. maar ook voor de bewoners van [woning 1].

3.4. Vooropgesteld wordt dat - uitsluitend - IdB als organisatie en werkgever verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de zorgverlening en de daarvoor benodigde personele inzet. Voor zover inpasbaar dient IdB bij de concrete invulling van die verantwoordelijkheid rekening te houden met eventuele voorkeuren en wensen van personeel, bewoners en hun wettelijk vertegenwoordigers. De voorzieningenrechter neemt in aanmerking dat in de visie van IdB de samenwerking binnen het team alsook de samenwerking tussen het team en de leidinggevende onvoldoende was en diende te worden verbeterd. Een en ander heeft IdB bij brief van 15 januari 2008 medegedeeld. [eiseres sub 1] c.s. hebben dit probleem - dat volgens IdB gevolgen had voor de kwaliteit van de zorg - echter steeds ontkend, iedere poging van IdB om het probleem bespreekbaar te maken geweigerd en daarmee de door IdB noodzakelijk geachte kwaliteitsverbetering van de zorg voor [woning] onmogelijk gemaakt. Een dergelijke opstelling getuigt niet van goed werknemerschap.

3.5 Door de drie opvolgende locatiemanagers is geconstateerd dat [eiseres sub 1] c.s. als team van [woning 1] een naar binnen gerichte cultuur hadden, geen veranderingsbereidheid toonden en daarmee iedere teamontwikkeling blokkeerden. Wat er ook zij van de stelling van [eiseres sub 1] c.s. dat vóór de brief van 15 januari 2008 het functioneren van het team en de afzonderlijke teamleden nimmer ter discussie was gesteld, nu drie leidinggevenden achtereenvolgens tot vergelijkbare conclusies komen over de samenwerking met [eiseres sub 1] c.s. is daarmee het onvoldoende functioneren van het team [woning] in voldoende mate aannemelijk geworden.

3.6. Het is niet aan [eiseres sub 1] c.s. als werknemers te oordelen over de noodzaak of wenselijkheid van organisatorische, personele en/of werkinhoudelijke maatregelen, die IdB in het kader van de bedrijfsvoering meent te moeten nemen. Die bevoegdheid komt IdB toe. Wel kunnen [eiseres sub 1] c.s. toelichting en verduidelijking verlangen voor zover zij daaraan behoefte hebben. De voorzieningenrechter stelt vast dat IdB de nodige voorstellen heeft gedaan en acties heeft ondernomen om tot een oplossing van het gesignaleerde probleem te komen. Een training door een professioneel bureau, een teamdag, een teamanalyse met een plan van aanpak en het voeren van reflectiegesprekken zijn achtereenvolgende voorstellen geweest. Daarbij zijn IdB en de verschillende leidinggevenden voorts steeds bereid geweest tot nader mondeling overleg, om uitleg te geven of om zaken te bespreken. Ook is IdB met respect op de door [eiseres sub 1] c.s. gevoerde correspondentie ingegaan. Waar alle pogingen van IdB om de samenwerking in en met het team van [woning 1] te verbeteren door eigen toedoen van [eiseres sub 1] c.s. op niets waren uitgelopen heeft IdB met het oog op de waarborging van de kwaliteit van de zorgverlening voldoende aannemelijk gemaakt dat slechts ontmanteling van het team als ultieme oplossing resteerde. Anders dan [eiseres sub 1] c.s. betogen had IdB naar het oordeel van de voorzieningenrechter gegronde redenen voor het nemen van die beslissing en heeft IdB bij de afweging van alle betrokken belangen de benodigde zorgvuldigheid in acht genomen.

3.7. In het licht van de rapportage van [gz-psycholoog] van 29 april 2010, waarin hij melding maakt van de reacties van de bewoners van [woning] op de nieuwe situatie sinds 1 maart 2010 en waarin hij concludeert dat op [woning 1] kwalitatief goede zorg wordt verleend en de bewoners zich welbevinden, hebben [eiseres sub 1] c.s. onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hun vertrek leidt tot onverantwoorde afname van de kwaliteit van de zorgverlening en onvoldoende kwalitatieve bezetting van [woning 1].

3.8. Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden heeft IdB naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid en billijkheid tot overplaatsing van [eiseres sub 1] c.s. kunnen besluiten. Van onrechtmatig handelen dan wel strijd met goed werkgeverschap is geen sprake.

3.9. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres sub 1] c.s. zich kunnen vinden in de overplaatsingen zoals die bij besluiten van 6 en 7 april 2010 feitelijk zijn vastgesteld. Indien en voor zover zulks - gelet op de subsidiaire vordering – anders is overweegt de voorzieningenrechter dat als gevolg van de weigerachtige houding van [eiseres sub 1] c.s. en de afwijzing van het mediationvoorstel IdB over de concrete invulling van de overplaatsingen en eventuele wensen geen overleg meer heeft kunnen plegen met [eiseres sub 1] c.s. zodat IdB daarmee bij de definitieve besluiten redelijkerwijs ook geen rekening heeft hoeven te houden.

3.10. [eiseres sub 1] c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

4. De beslissing

De voorzieningenrechter:

- wijst het gevorderde af;

- veroordeelt [eiseres sub 1] c.s. in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van IdB begroot op € 1.079,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 263,-- aan griffierecht;

- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2010.

wdw


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature