Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 457339 / KG ZA 10-810 SR/MV
Vonnis in kort geding van 23 april 2010
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 20 april 2010,
advocaten mrs. R.A.A. Duk en P.A. de Jong te Amsterdam,
tegen
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
ABVAKABO FNV,
gevestigd te Zoetermeer,
advocaten mrs. A. Simsek en A. van Deuzen te Den Haag,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
CNV PUBLIEKE ZAAK,
gevestigd te Den Haag,
niet verschenen,
3. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
ABGP DE ONAFHANKELIJKE VAKORGANISATIE,
gevestigd te Amsterdam,
4. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VERENIGING VAN MIDDELBARE EN HOGERE AMBTENAREN IN DIENST VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
5. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
CENTRALE VAN MIDDELBARE EN HOGERE FUNCTIONARISSEN BIJ OVERHEID, ONDERWIJS, BEDRIJVEN EN INSTELLINGEN (CMHF),
gevestigd te Den Haag,
advocaat van gedaagden sub 3 tot en met 5 mr. A. Schellart te Utrecht,
gedaagden.
Partijen zullen hierna ook de Gemeente Amsterdam en de bonden worden genoemd. De bonden zullen afzonderlijk als Abvakabo, CNV Publieke Zaak, ABGP, VMHA en CMHF worden aangeduid.
1. De procedure
1.1. Ter terechtzitting van 22 april 2010 heeft de Gemeente Amsterdam gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. De bonden hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. De Gemeente Amsterdam en Abvakabo hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. CMHF, ABGP en VMHA hebben een pleitnota in het geding gebracht.
Ter zitting waren – voor zover thans van belang – aaanwezig:
Aan de zijde van de Gemeente Amsterdam: vertegenwoordigers van brandweer, politie en GGD, [persoon 1] en [persoon 2] met mrs. Duk en De Jong.
Aan de zijde van Abvakabo: [persoon 3], [persoon 4] en [persoon 5] met mrs. Simsek en Van Deuzen.
Namens de andere bonden waren aanwezig [persoon 6] (ABGP) en de heer [persoon 7] (VMHA) met mr. Schellart.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
1.2. Op 20 april 2010 heeft de voorzieningenrechter de Gemeente Amsterdam op grond van artikel 117 Rv verlof verleend om te dagvaarden op verkorte termijn. Hierbij is de voorwaarde gesteld dat uiterlijk dinsdag 20 april 2010 om 18.00 uur de dagvaarding diende te worden betekend. Ten aanzien van CNV Publieke Zaak, die ter zitting niet is verschenen, is gebleken dat de dagvaarding op 20 april 2010 om 18.15 uur is betekend. Derhalve is niet aan de door de voorzieningenrechter gestelde voorwaarde voldaan. Ingevolge artikel 120 Rv is de dagvaarding jegens CNV Publieke Zaak nietig. Er kan dan ook jegens haar geen verstek worden verleend. De zaak jegens CNV Publieke zaak zal worden aangehouden teneinde de Gemeente Amsterdam desgewenst in de gelegenheid te stellen een herstelexploot uit te brengen. De raadslieden van de Gemeente Amsterdam dienen contact op te nemen met het Team Kort Gedingzaken voor het bepalen van een nieuwe datum waartegen CNV Publieke Zaak kan worden gedagvaard. Indien de Gemeente Amsterdam de zaak niet verder tegen CNV Publieke Zaak wil voortzetten, dient zij dit op de kortst mogelijke termijn aan CNV Publieke Zaak mede te delen.
2. De feiten
2.1. Het laatst geldende arbeidsvoorwaardenakkoord ten aanzien van gemeenteambtenaren is geëindigd op 1 juni 2009. Het overleg over een nieuw akkoord is gestart in april 2009. De Nederlandse gemeenten worden in dit overleg vertegenwoordigd door het College van Arbeidszaken van de Nederlandse Vereniging van Gemeenten (VNG).
2.2. Op 30 september 2009 is tijdens een overleg tussen het College van Arbeidszaken van de VNG en de bonden een akkoord bereikt over de arbeidsvoorwaarden voor gemeenteambtenaren, behalve over een loonsverhoging. De gemeenten zijn bereid een eenmalige uitkering te verstrekken van 1% van het jaarsalaris. De bonden willen een structurele loonsverhoging van 1,5% in 2009 en 1,25% in 2010.
2.3. Nadien is het overleg tussen (de vertegenwoordiger van) de gemeenten en de bonden over een nieuw arbeidsvoorwaardenakkoord in een impasse geraakt.
2.4. Op 15 april 2010 heeft overleg plaatsgevonden tussen de Gemeente Amsterdam en de bonden.
2.5. Bij e-mail van 18 april 2010 heeft [persoon 8] namens de Gemeente Amsterdam aan [persoon 5] van Abvakabo het volgende medegedeeld:
Na ons telefoongesprek van afgelopen donderdag en de mail die ik diezelfde avond nog aan je heb gestuurd en mijn pogingen op vrijdag via mail, sms en telefoon, heb ik geen reactie van je ontvangen. De strekking daarvan was dat de gemeente niet akkoord kan gaan met een staking in de periode van 30 april en verder. Zoals je weet is het voor de gemeente belangrijk te weten wat de bonden zullen gaan doen. Daarom vraag ik je nogmaals mij uiterlijk maandagochtend a.s. 12.00 uur schriftelijk (bijvoorbeeld per mail) te bevestigen dat er voor 10 mei niet gestaakt zal worden. Wanneer wij een dergelijke bevestiging krijgen is de gemeente bereid het gesprek met de bonden te hervatten. Wanneer dat niet gebeurt rest de gemeente geen andere mogelijkheid dan een datum te vragen aan de rechtbank voor een kort geding.
Aan het in de deze e-mail vervatte verzoek is door Abvakabo geen gevolg gegeven.
2.6. Ter zitting is de zogenaamde “Richtlijn bij collectieve acties van gemeentepersoneel” van de Gemeente Amsterdam van 21 april 1995 in het geding gebracht. Deze richtlijn is tot stand gekomen na overleg tussen de Gemeente Amsterdam en de vakorganisaties.
In de richtlijn is onder meer het volgende opgenomen:
Met deze richtlijn is voortgebouwd op de reeds vele jaren bestaande praktijk, waarin het gemeentebestuur het recht van het overheidspersoneel op het voeren van collectieve actie (waaronder stakingen) erkent, (…).
Voorts zijn met de bonden van overheidspersoneel afspraken gemaakt omtrent het tijdig bij de werkgever aanmelden van voorgenomen collectieve acties (minimaal twee maal 24 uur – werkdagen – tevoren). Deze aanmeldingen zijn afkomstig van het hoofdbestuur van de bond(en) die tot het voeren van collectieve actie onder de leden heeft (hebben) opgeroepen (…).
Dankzij het feit dat de bonden van overheidspersoneel zich in het kader van het voeren van collectieve acties van hun verantwoordelijkheden bewust zijn, is het in de afgelopen jaren mogelijk gebleken tot een ordelijk verloop van collectieve acties te komen. Door een goede coördinatie en contacten, ook tijdens acties, tussen werkgever en bondsvertegenwoordigers zijn problemen in de sfeer van de openbare orde en de volksgezondheid alsmede letsel en schade zoveel mogelijk voorkomen.
(…)
In het voeren van collectieve acties ligt besloten dat met dergelijke acties schade en overlast wordt toegebracht aan de werkgever en aan degenen die op vormen van gemeentelijke dienstverlening en zorg zijn aangewezen. (…) Tot op zekere hoogte zullen overlast en schade welke door collectieve acties ontstaan moeten worden geaccepteerd als inherent aan iedere vorm van actie.
Er kan echter een moment komen waarop de (te verwachten) gevolgen van een (te voeren) collectieve actie niet langer evenredig zijn aan het doel waarvoor de actie wordt gevoerd of waardoor anderszins onaanvaardbare situaties ontstaan. In dergelijke gevallen kan een gang naar de kort-gedingrechter worden overwogen, al blijft het de inzet van ons College waar enigszins mogelijk conflicten met het personeel en de bonden via de onderhandelingstafel op te lossen in plaats van de gang naar de kort-gedingrechter te ondernemen.
3. Het geschil
3.1. De Gemeente Amsterdam vordert – kort gezegd – de bonden te verbieden over te gaan tot het oproepen tot en organiseren en/of ondersteunen van stakingen en/of werkonderbrekingen in de periode van 30 april tot en met 9 mei 2010, op straffe van een dwangsom van € 25.000,- per overtreding van dit verbod en per dag dat die overtreding voortduurt.
3.2. De Gemeente Amsterdam stelt hiertoe – samengevat weergegeven – dat de bonden waarmee de Gemeente Amsterdam op lokaal niveau overleg voert begin april 2010 kenbaar hebben gemaakt dat zij voornemens zijn hun standpunt door middel van collectieve acties kracht bij te zetten. Aangekondigd is dat in de periode van 30 april tot en met 6 mei 2010 in ieder geval door de reinigers in dienst van de Gemeente Amsterdam gestaakt gaat worden.
In het overleg van 15 april 2010 (zie 2.4) heeft de Gemeente Amsterdam kenbaar gemaakt dat de aangekondigde staking onacceptabel is. De bonden hebben echter niet willen bevestigen dat de staking geen doorgang zal vinden.
Het recht op collectieve actie wordt weliswaar beschermd op grond van artikel 6 lid 4 van het Europees Sociaal Handvest (ESH), maar dit recht kan worden beperkt indien een van de gronden van artikel G lid 1 ESH van toepassing is. Dit laatste is het geval. De Gemeente Amsterdam is dan ook van mening dat de aangekondigde staking onrechtmatig is en moet worden verboden. Op 30 april 2010 vangt een periode aan met een groot aantal grootschalige evenementen. Het betreft Koninginnenacht en Koninginnedag, een Autorally op 1 mei 2010, de eventuele huldiging van Ajax op 2 mei 2010, de dodenherdenking op 4 mei 2010, Bevrijdingsdag op 5 mei 2010, het tweede duel bekerfinale op 6 mei 2010 en de Giro d’Italia van 8 tot 10 mei 2010. Op Koninginnedag ontstaat een enorme hoeveelheid afval. De gevolgen van een staking van de reinigers op en na Koninginnedag zijn excessief. De staking zal leiden tot onaanvaardbare risico’s. Hierbij moet worden gedacht aan de verkeersveiligheid, de brandveiligheid, beveiliging van hoogwaardigheidsbekleders en grote mensenmassa’s, vandalisme, bereikbaarheidsproblemen en rampenbestrijding. Een en ander wordt onderstreept door verklaringen van politie, brandweer en GGD. Een staking voor of tijdens de Giro d’Italia zal bovendien leiden tot grote imagoschade voor de Gemeente Amsterdam. Op grond van dit alles is de staking disproportioneel. De staking heeft een onevenredig effect op de Gemeente Amsterdam en op de maatschappelijke belangen die zij dient. De periode vanaf Koninginnedag is kennelijk gekozen om, gebruikmakend van de uitzonderlijke omstandigheden, maximale ontwrichting te veroorzaken. Het overleg tussen de bonden en de gemeenten verkeert al langer in een impasse en er is geen objectieve reden waarom juist in de periode vanaf 30 april 2010 moet worden gestaakt. Tot slot voert de Gemeente Amsterdam aan dat tot nu toe nauwelijks actie is gevoerd door de bonden. De thans aangekondigde actie kan niet als een redelijke “openingsstap” worden aangemerkt.
3.3. Abvakabo heeft – samengevat weergegeven – het verweer gevoerd dat de Gemeente Amsterdam dit kort geding te vroeg heeft aangespannen. Tijdens het overleg van 15 april 2010 (zie 2.4) heeft Abvakabo aangekondigd dat er eventueel vanaf 30 april 2010 gestaakt gaat worden (overigens zonder daarbij een einddatum van de staking te noemen). Tegelijkertijd is door Abvakabo kenbaar gemaakt dat zij bereid is in gezamenlijk overleg voorzieningen te treffen die de risico’s van een eventuele staking beperken en dat zij zelfs bereid is van de staking af te zien indien de Gemeente Amsterdam tegemoet zou komen aan de eisen van Abvakabo met betrekking tot koopkrachtbehoud en werkzekerheid. Om over de te treffen voorzieningen te praten is een vervolgafspraak gemaakt voor 16 april 2010. Deze afspraak is door de Gemeente Amsterdam afgezegd omdat het volgens haar niet mogelijk was zodanige voorzieningen te treffen dat de volksgezondheid en de openbare orde gegarandeerd zouden worden. Overigens is Abvakabo nog steeds bereid om over te treffen voorzieningen te spreken. Door de weigerachtige houding van de Gemeente Amsterdam komt het grondrecht van staking in het gedrang en handelt de Gemeente Amsterdam in strijd met haar eigen richtlijn (zie 2.6).
Een tweede reden waarom dit kort geding te vroeg is aangespannen is volgens Abvakabo dat het (interne) overleg over een eventuele staking met de (kader)leden pas op 26 april 2010 plaatsvindt. Mochten de (kader)leden willen overgaan tot staking dan dient het dagelijks bestuur van Abvakabo een dergelijke actie nog goed te keuren. Na goedkeuring zal een formele aanzegging tot staking maandagavond 26 april 2010 volgen of uiterlijk dinsdagochtend 27 april 2010, aldus Abvakabo. De besluitvorming over mogelijke acties is dus nog niet afgerond. Het kan ook zijn dat er helemaal niet besloten wordt tot een staking of dat een staking of collectieve actie in een geheel andere vorm (en op een ander tijdstip) zal plaatsvinden dan de Gemeente Amsterdam thans vreest. Hierbij is van belang dat een staking 48 uur van te voren dient te worden aangezegd, dat er van een formele aanzegging nog geen sprake is en dat de termijn van 48 uur – uitgaande van een eventuele staking op 30 april 2010 – nog steeds in acht kan worden genomen.
Voor de beoordeling in een kort gedingprocedure of een staking rechtmatig is, is van belang of de “spelregels” in acht zijn genomen en dient te worden beoordeeld of de staking de toets van artikel G ESH kan doorstaan en of de staking al dan niet disproportioneel is. Deze beoordeling – en de daarbij behorende belangenafweging – kan op dit moment niet plaatsvinden. Dit kan pas indien besloten wordt tot een staking en de stakingsplannen voldoende concreet zijn. Tot slot voert Abvakabo aan dat de Gemeente Amsterdam voor het geval de staking doorgang zou vinden een doemscenario schetst. De Gemeente Amsterdam beschikt ook over andere mogelijkheden dan het verbieden van de staking om de openbare orde te garanderen. Zo kan zij bijvoorbeeld bepaalde evenementen niet door laten gaan of noodgebieden aanwijzen (hetgeen als een minder ingrijpende maatregel kan worden aangemerkt dan het beperken van het grondrecht tot staking). Met betrekking tot de dodenherdenking en Bevrijdingsdag heeft Abvakabo al in een eerder stadium kenbaar gemaakt dat zij bereid is de herdenkingsplekken schoon te houden. Op Koninginnedag zouden grote vuilcontainers in de grachten kunnen worden geplaatst, zodat bezoekers van de vrijmarkt hun vuilnis hierin kunnen dumpen. Met posters en affiches zou op die mogelijkheid gewezen kunnen worden. Abvakabo is hierover op dit moment in overleg met het hoofd van de reinigingsdienst. Ook wat betreft de Giro d’Italia kunnen er met Abvakabo afspraken worden gemaakt om het parcours van de wielrenners schoon te houden.
3.4. In aanvulling op het door Abvakabo gevoerde verweer hebben ABGP, VMHA en CMHF het volgende aangevoerd. CMHF heeft geen leden in Amsterdam en heeft geen enkele bemoeienis met mogelijke acties binnen de Gemeente Amsterdam. Ten aanzien van CMHF dient de Gemeente Amsterdam dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard. Voor ABGP en VMHA geldt hetzelfde als voor Abvakabo, namelijk dat de besluitvorming rondom een eventuele staking nog niet is afgerond en dat de Gemeente Amsterdam nog geen formele aanzegging tot staking is gedaan. Mochten ABGP en VMHA tot staking overgaan, dan zeggen zij toe zich aan de “spelregels” te zullen houden.
4. De beoordeling
Algemeen kader
4.1. Het recht op het voeren van collectieve acties van werknemers of hun vertegenwoordigende vakbonden, waaronder begrepen het stakingsrecht, wordt beheerst door de bepalingen van het ESH. In artikel 6 aanhef en onder lid 4 van het ESH wordt het recht van werknemers of hun vertegenwoordigende vakbonden op collectief optreden erkend in gevallen van belangengeschillen met werkgevers, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten. Wordt een collectieve actie gedekt door artikel 6 lid 4 ESH , dan brengt dat mee dat deze actie in beginsel moet worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het grondrecht tot staking, ondanks de met haar beoogde en op de koop toe genomen schadelijke gevolgen voor de bestaakte werkgever en derden.
4.2. Bij een staking die wordt gedekt door artikel 6 lid 4 ESH moet de rechter er van uit gaan dat de belangen van de vakbond en haar leden bij de uitoefening van het betreffende grondrecht zwaarwegend zijn. Behoudens bijzondere omstandigheden heeft de rechter dan ook niet te treden in de beoordeling van de vraag of de ene dan wel de andere partij meer of minder gelijk heeft in het arbeidsconflict dat ten grondslag ligt aan de staking. Voor het oordeel dat de staking niettemin onrechtmatig is, is slechts plaats indien zwaarwegende procedureregels ("spelregels") zijn veronachtzaamd dan wel indien - met inachtneming van de door artikel G ESH gestelde beperkingen - moet worden geoordeeld dat de bonden en haar leden in redelijkheid niet tot deze actie hadden kunnen komen. Tot die procedureregels behoort onder meer ook dat een staking slechts rechtmatig kan zijn als zij als "uiterst middel" is toegepast en tijdig is aangezegd en kenbaar gemaakt. Aanzegging heeft een tweeledig doel: het voorkomen van onnodige schade en bescherming van de belangen van degenen die op de dienstverlening van de bestaakte werkgever zijn aangewezen. De vraag of een staking in een concreet geval als "uiterst middel" is gehanteerd, dient evenzeer door de rechter met terughoudendheid te worden beantwoord.
4.3. Artikel G lid 1 ESH stelt beperkingen aan de rechtmatige uitoefening van het in artikel 6 lid 4 ESH erkende grondrecht. Artikel G lid 1 ESH houdt – kort gezegd in dat het stakingsrecht geen beperkingen kan ondergaan, “met uitzondering van die welke bij de wet zijn voorgeschreven en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen en door de bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden”.
Derhalve geldt dat moet kunnen worden vastgesteld dat de staking, gelet op de zorgvuldigheid die krachtens artikel 6:162 BW in het maatschappelijk verkeer in acht moet worden genomen ten aanzien van de persoon en de goederen van anderen, in zodanige mate inbreuk maakt op de in artikel G lid 1 ESH genoemde rechten van de rden of algemene belangen dat beperkingen, maatschappelijk gezien, dringend noodzakelijk zijn. Onbeperkte uitoefening van het grondrecht is dan jegens allen, die daarvan schade ondervinden, onrechtmatig. Of dit het geval is, is een vraag van proportionaliteit die slechts kan worden beantwoord door met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, de bij de uitoefening van het grondrecht betrokken belangen af te wegen tegen die waarop inbreuk wordt gemaakt.
In deze zaak:
4.4. Allereerst wordt geoordeeld dat de Gemeente Amsterdam niet heeft weersproken dat CMHF geen leden heeft in Amsterdam en dat CMHF geen enkele bemoeienis heeft met mogelijke acties binnen de Gemeente Amsterdam. De Gemeente Amsterdam heeft dan ook geen (spoedeisend) belang bij toewijzing van de vordering ten aanzien van CMHF. Om deze reden zal de vordering ten aanzien van CMHF worden afgewezen.
4.5. Er is in dit geval sprake van een belangengeschil tussen werkgevers en werknemers. Beide partijen gaan er terecht vanuit dat de door de bonden aangekondigde (eventuele) staking valt onder de bescherming van artikel 6 lid 4 ESH . Dit zal ook in dit geding tot uitgangspunt worden genomen.
4.6. Vervolgens ligt de vraag voor of de bonden de “spelregels” in acht hebben genomen en of het stakingsrecht mag worden beperkt op een van de gronden genoemd in artikel G lid 1 ESH . De bonden hebben in dit verband aangevoerd dat deze vragen op dit moment niet kunnen worden beantwoord. De (voorgenomen) stakingsplannen zijn hiervoor onvoldoende concreet. De bonden hebben de staking (nog) niet formeel aangezegd, zodat thans onvoldoende vaststaat of, wanneer, hoe lang en op welke wijze de staking zal plaatsvinden en tot het treffen van welke voorzieningen zij bereid zijn om de nadelige gevolgen van een staking te verzachten of weg te nemen.
4.7. Voor wat betreft de termijn van aanzegging van een staking, geldt dat ingevolge de na overleg tussen partijen tot stand gekomen Richtlijn (zie 2.6) een minimale termijn van twee keer 24 uur in acht moet worden genomen. Abvakabo heeft aangevoerd een eventuele staking en de daarbij in acht te nemen (verzachtende) maatregelen voor de periode vanaf 30 april 2010 en/of in de eerste week van mei 2010 uiterlijk 26 april 2010 om 24.00 uur te zullen aanzeggen. Voordien willen de bonden met de Gemeente Amsterdam overleggen over de maatregelen die zij willen nemen ter bestrijding van onaanvaardbare overlast.
4.8. De Gemeente Amsterdam heeft gesteld dat zij niet langer kan wachten op de besluitvorming van de bonden en dat op dit moment reeds geoordeeld moet worden dat een staking vanaf 30 april 2010 onrechtmatig is. Zij heeft er belang bij op de kortst mogelijke termijn te weten waar zij aan toe is teneinde eventueel de noodzakelijke maatregelen te kunnen treffen. Mocht blijken dat de bonden slechts een beperkte staking voorstaan of dat zij maatregelen willen treffen die een algehele staking niet langer onrechtmatig maken, dan kunnen de bonden alsnog een schorsing van het stakingsverbod vragen, aldus de Gemeente Amsterdam.
4.9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet onbegrijpelijk is dat de Gemeente Amsterdam er rekening mee houdt dat vanaf 30 april 2010 een staking van reinigers zal plaatsvinden. De bonden hebben immers niet weersproken dat zij in gesprekken met de Gemeente Amsterdam die mogelijkheid hebben genoemd. De bonden hebben echter ook aangegeven te willen overleggen met de Gemeente Amsterdam over maatregelen die de overlast van een staking kunnen beperken.
Vooralsnog kan er dan ook vanuit worden gegaan dat het niet de bedoeling van de bonden is een algehele staking, zonder dat er maatregelen worden genomen ter beperking van de overlast, uit te roepen. Voor wat betreft de aan de staking te verbinden beperkingen mag van de Gemeente Amsterdam worden verwacht dat zij constructief bijdraagt aan een overleg op dit punt. Het aandragen van de maatregelen die ertoe moeten leiden dat de overlast van de staking niet onrechtmatig is, ligt echter op de weg van de bonden. De bonden kiezen er immers eventueel voor een staking in een voor de Gemeente Amsterdam zeer kwetsbare periode te doen plaatsvinden. De periode vanaf 30 april 2010 is wat betreft het grote aantal grootschalige evenementen niet te vergelijken met enige andere periode in het jaar. Vooralsnog valt te begrijpen dat de Gemeente Amsterdam bezorgd is over gevolgen van een mogelijke staking en dat zij de maatregelen die de bonden ter zitting hebben geopperd, bijvoorbeeld dat de Gemeente Amsterdam de vrijmarkt op Koninginnedag kan verbieden, onvoldoende werkbaar vindt. Niet weersproken is immers dat op Koninginnedag zo’n 800.000 bezoekers naar Amsterdam komen en het enkel verbieden van de festiviteiten op die dag betekent niet zondermeer dat deze dan niet doorgaan. Met de Gemeente Amsterdam is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat ook het plaatsen van containers op de grachten, zoals door de vakbonden ter zitting voorgesteld, geen afdoende oplossing lijkt om een algehele staking vanaf 30 april 2010 niet onrechtmatig te achten. Er kan niet zondermeer vanuit worden gegaan dat de enorme hoeveelheden vuilnis afkomstig van (de vrijmarkt op) Koninginnedag dan ook in die containers terechtkomt, terwijl voor die hoeveelheid vuilnis wel maatregelen in het belang van de openbare orde noodzakelijk lijken.
4.10. Nu echter de bonden hebben aangegeven ook nog over andere maatregelen te willen overleggen en zij uiterlijk 26 april om 24.00 uur hun kaarten op tafel zullen leggen, kan van de Gemeente Amsterdam verwacht worden dat zij de aanzegging van de bonden afwacht. De conclusie moet zijn dat – nu er thans nog geen concrete aanzegging is en de bonden kenbaar hebben gemaakt dat zij bereid zijn met de Gemeente Amsterdam te overleggen over maatregelen die het onrechtmatig karakter van een eventuele staking kunnen wegnemen – de vordering zal worden afgewezen. Wanneer de bonden op 26 april 2010 om uiterlijk 24.00 uur een staking aanzeggen en de gemeente van mening is dat die staking onrechtmatig is omdat de voorgestelde maatregelen onvoldoende zijn, dan kan de Gemeente Amsterdam op 27 april 2010 opnieuw een kort geding aanhangig maken dat dan met spoed – desgewenst dezelfde dag – zal worden behandeld. Abvakabo heeft ter zitting verklaard alsdan vrijwillig te zullen verschijnen.
4.11. De Gemeente Amsterdam zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, zoals hierna gespecificeerd, worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. bepaalt dat de Gemeente Amsterdam ten aanzien van CNV Publieke Zaak in de gelegenheid wordt gesteld een herstelexploot uit te brengen,
5.2. houdt ten aanzien van CNV Publieke Zaak iedere verdere beslissing aan,
5.3. weigert de gevraagde voorzieningen ten aanzien van Abvakabo, ABGP, VMHA en CMHF,
5.4. veroordeelt de Gemeente Amsterdam in de kosten van dit geding tot op heden aan de zijde van Abvakabo begroot op € 263,- aan vastrecht en op € 816,- aan salaris advocaat en aan de zijde van ABGP, VMHA en CMHF eveneens begroot op € 263,- aan vastrecht en op € 816,- aan salaris advocaat,
5.5. verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2010.?