Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

15 jaar voor moord op ex-vriendin

Het gerechtshof Amsterdam heeft R.W. v. V. veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 jaar wegens moord op zijn ex-vriendin.

Het slachtoffer werd in de avond van 2 december 2007 levenloos in haar woning aangetroffen. Zij bleek met messteken om het leven te zijn gebracht. Tevens was een kledingstuk om haar nek geknoopt. Op dit kledingstuk, alsmede op andere kledingstukken van het slachtoffer en op diverse andere plaatsen in de woning is DNA van de verdachte aangetroffen. Bovendien bleek uit het belgedrag van de verdachte dat hij zich omstreeks het tijdstip van overlijden van het slachtoffer in haar omgeving bevond, terwijl hij volgens het hof hierover aantoonbaar niet de waarheid heeft gesproken.

Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal acht het hof moord in plaats van doodslag bewezen. Uit onderzoek is immers gebleken dat eerst het kledingstuk om de nek van het slachtoffer is geknoopt. Hiervoor zijn twee handen nodig. Vervolgens is een mes gepakt waarmee het slachtoffer is gestoken in onder andere de hals en de nek waarbij de halsslagader en de ader zijn doorkliefd. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte tijd gehad tussen het omknopen van het kledingstuk en het pakken van het mes om zich te beraden. Daarom acht het hof moord bewezen. Het hof acht ook bewezen dat de verdachte eerder de inboedel van de woning van het slachtoffer had vernield.

Uitspraak



parketnummer: 23-00.... (promis)

datum uitspraak: 22 april 2010

TEGENSPRAAK

ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Haarlem van (datum vonnis) in de strafzaak onder de parketnummers ...... en ....... (respectievelijk zaak A en B), van het openbaar ministerie tegen

naam verdachte,

geboorteplaats en geboortedatum verdachte,

thans gedetineerd in (adres HvB).

1. Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 15 december 2008 en 2 februari 2009 en op de terechtzitting in hoger beroep van 1 en 8 april 2010.

Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

2. Tenlasteleggingen

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Zaak A, 1 primair

hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 2 december 2007 te (plaatsnaam) opzettelijk en met voorbedachten rade (naam slachtoffer) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de hals en/of nek, althans het bovenlichaam van die (naam slachtoffer) gestoken en/of geprikt, tengevolge waarvan voornoemde (naam slachtoffer) is overleden;

Zaak A, 1 subsidiair

hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 2 december 2007 te (plaatsnaam) opzettelijk (naam slachtoffer) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meermalen met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de hals en/of nek, althans het bovenlichaam van (naam slachtoffer) gestoken en/of geprikt, tengevolge waarvan voornoemde (naam slachtoffer) is overleden;

Zaak B

hij op of omstreeks 25 februari 2007 te (plaatsnaam) opzettelijk en wederrechtelijk een televisie (Xiron) en/of een televisie (Philips) en/of een stereo toren (Samsung) en/of een DVD-speler (Provision) en/of een computerscherm (Compaq) en/of een salontafel en/of kandelaars en/of glaswerk, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (naam benadeelde), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, met een tafelpoot, althans een hard voorwerp (met kracht) tegen voornoemde goederen geslagen en/of met voornoemde goederen gegooid;"

3. Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt, een andere bewijsconstructie bezigt en zich niet verenigt met de door de eerste rechter opgelegde straf.

4. Voetnoten

De in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Verwezen wordt naar de desbetreffende ordners en pagina's.

5. Waardering van het bewijs

5.1 Standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de hem onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De advocaat-generaal acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, omdat niet is uit te sluiten dat alle handelingen in dezelfde gemoedstoestand, dezelfde opwelling zijn gepleegd.

5.2 Standpunt van de verdachte en zijn raadsman

De verdachte ontkent zich schuldig gemaakt te hebben aan de hem tenlastegelegde feiten. De raadsman bestrijdt dat het tijdstip van overlijden van (naam slachtoffer) kan worden bepaald tussen 1 december 2007 te 01.42 uur en de vroege ochtend van 1 december 2007. Dat (naam slachtoffer) na 01.42 uur geen telefonische contacten meer heeft gehad, kan verklaard worden uit de omstandigheid dat zij sliep of geen zin had om de telefoon op te nemen. Ook het feit dat er bij de vagina en in de anus van (naam slachtoffer) DNA-sporen van verdachte zijn aangetroffen vormt geen aanwijzing voor het tijdstip van overlijden. Volgens de deskundige A. kunnen zich spermacellen bevinden in de vagina tot maximaal zeven dagen na een ejaculatie en in de anus tot maximaal drie dagen.

Verschillende getuigen hebben verklaard dat zij de honden van (naam slachtoffer) van vrijdagavond tot zaterdagochtend luid hebben horen blaffen en dat de balkondeuren van haar woning open stonden. Nu er aanwijzingen zijn dat er in de woning een worsteling heeft plaatsgevonden, lijkt het onwaarschijnlijk dat deze getuigen hiervan totaal niets hebben meegekregen.

Voorts blijkt dat in de ochtend van 1 december 2007 om 05.12 uur met de gsm van (naam slachtoffer) contact werd gelegd met Free Wap en dat diezelfde ochtend op de laptop van (naam slachtoffer) om 05.12 uur werd ingelogd. De meest aannemelijke verklaring is dat (naam slachtoffer) dit heeft gedaan. Voorts hebben vijf getuigen, te weten B, V, K, T C en G op een beredeneerde wijze gedetailleerd verklaard dat zij (naam slachtoffer) in de ochtend dan wel de middag van 1 december 2007 hebben gezien en heeft getuige O. op zaterdagavond 1 december 2007 omstreeks 23.00 uur de stem van (naam slachtoffer) gehoord in haar woning. Deze verklaringen kunnen niet terzijde worden geschoven. De raadsman heeft verwezen naar het rapport van de forensisch arts K. van 7 december 2007, die het tijdstip van overlijden schat op twee dagen vóór 3 december 2007 tussen 04.00 uur en 07.30 uur, derhalve tussen zaterdagavond 1 december 2007 omstreeks 23.00 uur en zondagochtend 2 december 2007 omstreeks 08.00 uur. Uit de printgegevens van de gsm van de verdachte is gebleken dat verdachte tussen deze genoemde tijdstippen zich niet in de buurt van het (adres en plaats) bevond, maar aantoonbaar ergens anders.

De verklaring voor het aantreffen van DNA van de verdachte op de spijkerbroek van (naam slachtoffer), haar linkeronderbeen en haar sokken is het intieme contact geweest dat verdachte met (naam slachtoffer) heeft gehad op vrijdagavond 30 november 2007. Ook het aantreffen van DNA op de radiator kan hiermee worden verklaard. Verdachte heeft na de seks zijn handen in de badkamer gewassen, waarin een verklaring kan worden gevonden voor het aantreffen van zijn DNA op de vloer van de badkamer. Een verklaring voor het aantreffen van het DNA van verdachte op de blouse kan zijn dat verdachte (naam slachtoffer) in de nek heeft gekust, of dat tijdens het troosten en strelen dan wel tijdens de seks speeksel is achtergebleven. Ook de deskundige A heeft bij de rechter-commissaris op 8 januari 2009 verklaard dat niet uit te sluiten is dat enkel door fysiek of seksueel contact tussen verdachte en (naam slachtoffer), het DNA van verdachte terecht kan zijn gekomen op het linkeronderbeen van (naam slachtoffer), op de knoop in de blouse, op de blouse zelf en op diverse plaatsen van de sokken van (naam slachtoffer). De raadsman heeft gesteld dat de verklaring van de verdachte over hetgeen heeft plaatsgevonden in de woning van (naam slachtoffer) door de bewijsmiddelen niet wordt weersproken en er in zoverre sprake is van een Meer en Vaart-verweer. Nu het vermeende belastende materiaal enkel bestaat uit het van de verdachte afkomstige DNA, voor de aanwezigheid waarvan de verdachte een plausibele, door de deskundige A niet uitgesloten, verklaring heeft gegeven, dient de verdachte te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

5.3 Het oordeel van het hof,

5.3.1. De redengevende feiten en omstandigheden.

Zaak A.

Aantreffen stoffelijk overschot

Op zondag 2 december 2007 kreeg de politie opdracht te gaan naar het (adres slachtoffer). Daar aangekomen is de politie die woning binnen gegaan, waar in de slaapkamer een vrouw op bed lag. Op de grond werd een bebloed kussen aangetroffen. De matras waarop de vrouw lag was eveneens bebloed. De vrouw bleek te zijn genaamd (naam slachtoffer), geboren op (geboortedatum) te (geboorteplaats) (hierna te noemen: (naam slachtoffer).1

Door de lijkschouwer van de gemeente (plaatsnaam) werd vastgesteld dat (naam slachtoffer) door geweld om het leven was gekomen en dat haar lijk op 2 december 2007 te 22.30 uur is gevonden.2

Rechercheurs van de afdeling Forensische Opsporing stelden op 2 december 2007 in de woning (adres slachtoffer) een sporenonderzoek in. Op het bed werd het lichaam van (naam slachtoffer) aangetroffen. Over haar onderlichaam lag een bebloed dekbed. Zij droeg alleen een blouse en sokken. Op de vloer lag een binnenste buiten gekeerde spijkerbroek, voorzien van een ceintuur. De ceintuur was gegespt. Om de pijpen van de broek zat een onderbroek. De spijkerbroek met slip werd veiliggesteld onder spoornummer 1509.EU.011. Voorts werden de volgende sporen veiliggesteld en voorzien van een spoornummer:

1509.EU.019, bemonstering rechter enkel boven sok en

1509.EU.025, bemonstering langs vagina en anus.

De sokken die het stoffelijk overschot droeg zijn veilig gesteld en voorzien van spoornummers 1509.EU.036 en 1509.EU.038.

Om de nek en hals van het slachtoffer was een gestreept stuk stof geknoopt. Deze stof was bebloed. Dit bleek later een blouse te zijn. Nadat een deel van die blouse was opgelicht werden meerdere verwondingen in de hals zichtbaar. In de stof van de blouse die om de nek en hals van het slachtoffer was gedraaid en geknoopt, waren beschadigingen zichtbaar. De blouse werd naast de knoop doorgesneden en veiliggesteld onder spoornummer 1509.EU.044.3

Sectie

Op 3 december 2007 heeft de arts en patholoog dr. V. de sectie verricht op het lijk van (naam slachtoffer). Daarbij is onder meer het volgende gebleken:

A3. Er waren meerdere scherprandige huidperforaties in de hals voor en links en aan de onderzijde van de kin (totaal 21) en aan de borst, buik, linkerheup, linkerarm en linkerlies (totaal 5)..

A4. Er was aan het linkeronderbeen een ovaalvormige blauwgroene huidverkleuring van onderhuidse bloeduitstorting, welke deels onderbroken was.

A6. Er waren puntvormige bloeduitstortingen in de bindvliezen van de oogleden van beide ogen.

A7. Het tussenschotje van de bovenlip was oppervlakkig gescheurd met omgevende bloeduitstorting.

B1. In samenhang met letsels A3 aan de hals was er onder andere totale klieving van de linkerhalsader en van de linkerhalsslagader (op drie nivo's), meervoudige klieving van de halsspieren en klieving van de speekselklier.

B4. Er waren puntvormige bloeduitstortingen in de bekleding van de nierbekkens.

De letsels sub A3 waren bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch scherprandig klievend en/of snijdend en perforerend geweld, zoals bijvoorbeeld door een of meerdere messen kan worden opgeleverd. De letsels sub A3 in de hals gingen gepaard met onder andere totale klieving van de linkerhalsader en van de linkerhalsslagader (op drie nivo's), sub B1 en verklaren het intreden van de dood zonder meer door bloedverlies. Letsel A4 was bij leven ontstaan en had een specifiek patroon zoals gezien wordt bij bijtverwondingen. De letsels A6 en B4 zouden kunnen passen bij doorgemaakte compressie op de hals bij leven. Het letsel A7 was bij leven ontstaan en zou kunnen duiden op doorgemaakte compressie op de mond bijvoorbeeld in het kader van smoren.

Voor eventueel DNA-onderzoek is bewaard een bemonsteringssetje van het letsel met het specifieke patroon aan het linkeronderbeen.4

Sporenonderzoek op de plaats van het delict

Door de Forensische Recherche werden monsters genomen van bloedsporen op de vloer van de badkamer en van de radiator in de slaapkamer in (adres slachtoffer).

Op de vloer voor de wastafel lagen twee waterig rode vlekken. Een monster werd gewaarmerkt met het spoornummer 2113.EU.001, DNA-zegel CWA269.

Onder het raam van de slaapkamer was achter het hoofdeinde van het bed een radiator van de centrale verwarming gemonteerd. Op de radiator werd een bloedspoor gezien, dat werd voorzien van het spoornummer 2113RA011. Uit de bijlage bij dit proces-verbaal blijkt dat dit spoornummer is voorzien van DNA-zegel CWA275.5

Er werd nader onderzoek ingesteld aan de radiator van de centrale verwarming in de slaapkamer van de woning aan de (adres slachtoffer). Het was een dubbele plaatradiator. Op de radiator bevond zich een bloedspoor. Dit spoor werd bij eerder onderzoek bemonsterd met spoornummer 2113.EU.011 en voorzien van DNA-zegel CWA275. Op het laboratorium van FO Kennemerland is 2113.EU.011 omgenummerd naar 2113.RA.003. Na scheiding van de radiatoren was onbelemmerd zicht op twee dactyloscopische sporen. Aan de rand van elk van de twee dactysporen werd een DNA-monster genomen. Het ene spoor werd genummerd 2113.RA.001 en voorzien van DNA-zegel CWA284, het andere spoor werd genummerd 2113.RA.002 en voorzien van DNA-zegel CWA283.6

Op 6 maart 2008 is DNA-onderzoek verricht aan een referentiemonster van verdachte. Van het referentiemonster is een DNA-profiel verkregen.7

Van de afdeling Pathologie van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is op 7 december 2007 als onderzoeksmateriaal van het slachtoffer (naam slachtoffer) ontvangen een referentiemonster bloed, dat is onderworpen aan DNA-onderzoek. Van het referentiemonster is een DNA-profiel verkregen.

Door de deskundige dr. A. van het NFI is een onderzoek ingesteld naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van (naam slachtoffer) te (geboortedatum en geboorteplaats slachtoffer).

Onderzoeksmateriaal met TR-nummer 2113.EU.001, DNA-indentiteitszegel CWA269, (twee waterig rode vlekken in de badkamer), is onderzocht op biologische sporen en DNA. De bemonstering is als [CWA269]#1 veiliggesteld voor DNA onderzoek.

Onderzoeksmateriaal met TR-nummer 2113.EU.011, DNA-identiteitszegel CWA275 (bloed op de radiator) is onderzocht op biologische sporen en DNA. De bemonstering is als [CWA275]#1 veiliggesteld voor DNA onderzoek.8

Sporenonderzoek op het lichaam van het slachtoffer en resultaten DNA-onderzoek

Van de afdeling Pathologie van het Nederlands Forensisch Instituut werd op 7 december 2007, voor zover hier van belang, als onderzoeksmateriaal van het slachtoffer (naam slachtoffer) ontvangen drie bemonsteringen van het linkeronderbeen, omschreven als onderbeen links beetspoor, beetspoor onderbeen links en beetspoor onderbeen links centrum. Het onderzoeksmateriaal werd onderzocht naar biologische sporen en DNA, DNA-identiteitszegel EWA087. In de drie bemonsteringen van het linkeronderbeen is bloed aangetroffen. Deze bemonsteringen zijn als [EWA087]#1 (onderbeen links beetspoor), [EWA087]#2, (beetspoor onderbeen links) en [EWA087]#3 (beetspoor onderbeen links centrum) veiliggesteld voor DNA-onderzoek. Uit vergelijkend DNA-onderzoek is gebleken dat het sporenmateriaal [EWA087]#1, [EWA087]#2, ) en [EWA087]#3, celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van (naam slachtoffer) en van verdachte.

Het onderzoeksmateriaal met TR-nummer 1509.EU.011, te weten een spijkerbroek met slip, is onderzocht op biologische sporen en DNA, DNA identiteitszegel FKA764. De spijkerbroek is op diverse plaatsen bemonsterd. De bemonstering [FKA764]#4 van de bovenrand links van de spijkerbroek is onder meer voor DNA onderzoek veiliggesteld. Uit vergelijkend DNA onderzoek blijkt dat het sporenmateriaal [FKA764]#4 celmateriaal bevat waarin DNA kenmerken zichtbaar zijn van minimaal drie personen. De DNA profielen van (naam slachtoffer) en verdachte matchen met het verkregen mengprofiel.

Het onderzoeksmateriaal met TR-nummer 1509.EU.044, te weten een blouse geknoopt om de hals van (naam slachtoffer), is onderzocht op biologische sporen en DNA, DNA identiteitszegel FKA774. Er bleken meerdere beschadigingen zichtbaar in de blouse. Van het bloed op de blouse is één bemonstering genomen. Deze bemonstering is als [FKA774]#5 veilig gesteld voor DNA-onderzoek. De niet bebloede delen van de knoop en de uiteinden van de knoop zijn bemonsterd. De bemonsteringen zijn als [FKA774]#1 en [FKA774]#2 veilig gesteld voor DNA-onderzoek. De niet bebloede delen van de losgehaalde knoop zijn als[FKA774]#3 en [FKA774]#4 veilig gesteld voor DNA-onderzoek. Uit vergelijkend DNA onderzoek blijkt dat het sporenmateriaal [FKA774]#1, [FKA774]# 2, [FKA774]#3, [FKA774]#4 en [FKA774]#5 celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van (naam slachtoffer) en van verdachte.9

Het hof heeft uit eigen waarneming ter terechtzitting geconstateerd dat op de foto (bladzijde 14 van het NFI-rapport van 10 maart 2008) van de blouse die om de hals van (naam slachtoffer) was geknoopt, te zien is dat deze blouse op diverse plaatsen is geperforeerd.

Overige bevindingen DNA-onderzoek

Uit vergelijkend DNA onderzoek blijkt dat het sporenmateriaal [CWA269]#1 van de badkamer celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van (naam slachtoffer) en van verdachte.

Uit vergelijkend DNA onderzoek blijkt dat het sporenmateriaal [CWA275]#1 van de greep van een verwarming celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van (naam slachtoffer) en van verdachte.

Het onderzoeksmateriaal met TR-nummer 1509.EU.036 en 1509.EU.038, te weten de sokken van (naam slachtoffer), is onderzocht op biologische sporen en DNA, DNA identiteitszegel FKA771 respectievelijk FKA772. Per sok zijn twee bloedsporen bemonsterd en onder meer als [FKA771]#1, [FKA771]#2 en [FKA772]#1 veiliggesteld voor DNA onderzoek. De buitenzijde van de sokken is bemonsterd ter hoogte van de wreef en de hiel en de bovenrand. De bemonsteringen zijn als [FKA771]#3 (bovenrand), [FKA771]#4 (wreef/hiel), [FKA772]#3 (wreef/hiel), [FKA772]#4 (bovenrand) veiliggesteld voor DNA onderzoek. Uit vergelijkend DNA onderzoek blijkt dat het sporenmateriaal [FKA771]#1, [FKA771]#2, [FKA771]#3, [FKA771]#4, [FKA772]#1, [FKA772]#3 en [FKA772]#4 celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van (naam slachtoffer) en van verdachte.

Frequenties van aangetroffen DNA-kenmerken

Voor de sporen [CWA269]#1, [CWA275]#1, [FKA774]#1, [FKA774]# 2, [FKA774]#3, [FKA774]#4, [FKA771]#1, [FKA771]#2, [FKA771]#3, [FKA771]#4, [FKA772]#1, [FKA772]#3 en [FKA772]#4 geldt het volgende. Van het DNA in deze bemonsteringen zijn DNA-mengprofielen verkregen waarin de DNA-kenmerken zichtbaar zijn van (ten minste) twee personen. Onder de aanname dat deze bemonsteringen daadwerkelijk DNA bevatten van (naam slachtoffer), kunnen uit de DNA-mengprofielen een aantal DNA-kenmerken worden afgeleid die van de tweede celdonor afkomstig zijn. Het DNA-profiel van de verdachte matcht met deze afgeleide DNA-kenmerken. Dit betekent dat de bemonsteringen celmateriaal bevatten dat afkomstig kan zijn van de verdachte. De berekende frequentie van de afgeleide DNA-kenmerken van de tweede celdonor is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met deze afgeleide DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard.10

Het onderzoeksmateriaal met TR-nummer 2113.RA.001 en 2113.RA.002, te weten de bemonsteringen van een radiator, zijn onderzocht op DNA, DNA identiteitszegel CWA284 respectievelijk CWA283. In beide bemonsteringen, die zijn veilig gesteld als [CWA283#1] en [CWA284#1], is bloed aangetroffen.

Van het DNA in bemonstering [CWA283]#1 van de radiator is een DNA-mengprofiel verkregen waarin DNA-kenmerken zichtbaar zijn van (minimaal) twee personen. Uit dit DNA-profiel kan een DNA-hoofdprofiel worden afgeleid van een vrouw. Dit afgeleide DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van (naam slachtoffer) . Daarnaast zijn DNA-nevenkenmerken afgeleid van een tweede mannelijke celdonor. Het DNA-profiel van de verdachte matcht met deze afgeleide DNA-nevenkenmerken. Dit betekent dat deze bemonstering bloed/celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van (naam slachtoffer), vermengd met een relatief geringe hoeveelheid bloed/celmateriaal dat afkomstig kan zijn van de verdachte. De berekende frequentie van het afgeleide DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met dit DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. De berekende frequentie van de afgeleide DNA-nevenkenmerken van de tweede mannelijke celdonor is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met deze afgeleide DNA-nevenkenmerken is kleiner dan één op één miljard.11

De deskundige A heeft op de terechtzitting in hoger beroep op 1 april 2010 verklaard dat het haar heeft verbaasd dat op de blouse nog DNA kenmerken van een tweede persoon te zien waren, omdat zij verwachtte, gelet op de grote hoeveelheid bloed op de blouse, alleen DNA van het slachtoffer aan te zullen treffen. Zij heeft voorts verklaard dat als er DNA-kenmerken van een andere persoon in een spoor wordt aangetroffen, daar altijd in het rapport melding van wordt gemaakt en dat er in twee sporen (FKA77a#4 en FKA772#3, de sokken van (naam slachtoffer)) alleen zwak aanwezige kenmerken van een ander zijn aangetroffen.12

Onderzoek printlijsten telefoon verdachte

Uit onderzoek is gebleken dat verdachte gebruik maakte van het mobiele telefoonnummer ...... De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zijn telefoon nooit uitleent.13

Uit de printlijst van het mobiele telefoonnummer van verdachte kan worden afgeleid dat de telefoon van verdachte op 1 december 2007 tussen 01.13 uur en 01.22 uur in (plaatsnaam) uitpeilde, en om 01.50 uur weer in de omgeving van de zendmast (adres en plaats). Op 1 december 2007 om 00.55, 1.22 en 1.50 uur is er telefonisch contact geweest tussen (naam slachtoffer) en verdachte. De telefoon van verdachte was bij eerstgenoemd contact eveneens in de omgeving van (adres en plaats).14 Bij het gebruik op 1 december 2007 te 1.22 uur werd de steunzender aangeroepen, gelegen op (adres en plaatsnaam). (Adres en plaatsnaam) is het uiterste punt van het bereik van de steunzender gelegen op (adres). Op 1 december 2001 te 01.50 uur werd wederom de steunzender in de omgeving van het (adres en plaats) aangeroepen.

Verbalisant M is op normale loopsnelheid vanaf de (adres en plaatsnaam) naar het (adres en plaats) gelopen, naar de flat van (naam slachtoffer). Hij liep deze afstand in 21 minuten en 20 seconden.15

Aan A.A. D., eigenaar van (naam café), is een foto getoond van verdachte.16 D. heeft verklaard, na het tonen van deze foto, dat hij deze man nog nooit had gezien en dat er in zijn café geen R&B feesten worden gegeven. In zijn café komen voorts zelden kleurlingen en hij heeft een vaste klantenkring, waarbij een vreemde bezoeker direct zou opvallen.17 D. heeft voorts verklaard dat hij geen blonde werkneemsters in dienst had.18

Getuigen

P. (het hof begrijpt dat deze persoon in het dossier tevens voorkomt onder de naam A) heeft verklaard dat R (het hof begrijpt: verdachte) bij hem woonde en dat verdachte op vrijdagavond 30 november 2007 tot omstreeks 22.000 uur bij hem en zijn vriendin Z in hun woning is gebleven en daarna is weggegaan. De volgende ochtend (het hof begrijpt: 1 december 2007) is verdachte rond 6.00 uur thuis gekomen. Verdachte kwam toen de slaapkamer van A en Z binnen en vroeg A om zijn telefoon om een sms naar zijn baas te sturen.19 Z. heeft verklaard dat zij verdachte op vrijdagavond 30 november 2007 bij A heeft gezien. Zij schat dat verdachte die avond rond 21.30 of 22.00 uur is weggegaan. Zij en A hebben tot 3.00 uur in de nacht televisie gekeken. Verdachte was toen nog niet terug. Op 1 december 2007, omstreeks 5.00 uur, kwam verdachte weer in de woning van A. Hij stond in de slaapkamer en vroeg om een deken.20

Kennelijk leugenachtige verklaring van de verdachte

Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 1 april 2010 onder meer verklaard dat hij in de nacht van vrijdag 30 november 2007 op zaterdag 1 december 2007 één maal heen en weer is gelopen van H naar B. In B heeft hij (naam café) bezocht waar R&B-muziek werd gedraaid. Hij was aan de bar geholpen door een blond meisje. Hij heeft zaterdag 1 december 2007 om ongeveer 01.50 uur (naam slachtoffer) niet gebeld. Na het bezoek aan (naam café) is hij rechtstreeks teruggegaan naar de woning van A, waar hij tegen 4 uur 's ochtends aankwam. Hij is op 1 december 2007 te 01.50 uur niet op het (adres en plaats) geweest.21

Deze verklaring merkt het hof aan als een kennelijke leugen, die ertoe strekt te bemantelen dat hij op 1 december 2007 te 1.50 uur en daarna op het (adres en plaats) was.

Immers, onderzoek heeft uitgewezen dat de telefoon van verdachte om 01.50 uur uitpeilde bij de zendmast (adres en plaats) en het heel goed mogelijk is om in 21 minuten tijd van B, waar verdachte's telefoon op 1 december 2007 tussen 1.13 uur en 1.22 uur uitpeilde, naar het (adres en plaats) te lopen. Uit de verklaringen van D, eigenaar van (naam café), blijkt dat hij verdachte nooit eerder in zijn café heeft gezien, dat verdachte daar op 1 december 2007 niet is geweest, dat er in zijn café geen R&B-feesten worden gegeven en dat hij geen blonde werkneemsters in dienst had.

Uit de verklaringen van A en Z blijkt dat verdachte op vrijdagavond 30 november 2007 tot omstreeks 22.00 uur in de woning van A is geweest, dat hij daarna is vertrokken en pas op 1 december 2007 rond 5.00 uur of 6.00 uur terug is gekomen en aan A vroeg of hij een deken voor hem had en of hij diens telefoon mocht lenen voor het sturen van een sms naar zijn baas.

Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij meteen na binnenkomst in de woning van A naar de deken en de telefoon heeft gevraagd. Hij had daarbij zijn jas nog aan, hetgeen wordt bevestigd door de getuige A.22 Deze sms heeft de verdachte blijkens de printlijst van de telefoon van A verzonden om 6.54 uur.23

Uit deze feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte geen alibi heeft voor de uren in de nacht van 1 december 2007 vanaf 01.50 uur, als hij in de omgeving van het (adres en plaats) is, tot 5.00 uur of 6.00 uur, de tijdstippen waarop hij volgens A en zijn vriendin bij hen in de slaapkamer stond.

De verdachte heeft aanvankelijk tijdens het vooronderzoek (op 10 december 2007 en op 9 januari 2008)24 verklaard dat hij in de nacht van 30 november op 1 december 2007 naar Amsterdam is gegaan en pas rond 7.00 uur is teruggekeerd in (naam plaats). Na te zijn geconfronteerd met enkele van bovenstaande onderzoeksbevindingen heeft hij verklaard dat hij een groot deel van die nacht in (naam plaats) is geweest.25 Ook in deze gang van zaken is naar het oordeel van het hof een aanwijzing gelegen dat de verdachte niet de waarheid heeft gesproken over de plaatsen waar hij die nacht is geweest.

Zaak B

Op 25 februari 2007 heeft (naam slachtoffer) aangifte gedaan van vernieling in haar woning aan de (adres) Zij heeft onder meer en zakelijk weergegeven verklaard dat (naam verdachte) in haar woning een tafelpoot van de eetkamertafel los had weten te krijgen. Toen zij bij de deur stond zag zij dat (naam verdachte) met die tafelpoot stond te zwaaien. Zij deed de voordeur open en rende de gang op. Toen zij de deur uit rende hoorde zij dat (naam verdachte) flink tekeer ging met die tafelpoot. Zij hoorde dat er diverse dingen werden vernield. Zij is naar de buurvrouw gegaan. Haar buurvrouw ging naar boven om te kijken. Zij is haar buurvrouw achterna gelopen. Toen zij bij de flat aankwam vertelde de buurvrouw haar dat, toen zij binnen kwam in de woning van (naam slachtoffer), (naam verdachte) net zijn tas aan het pakken was.

Toen (naam slachtoffer) haar woning binnen kwam zag zij dat haar beide televisies, het beeldscherm van haar computer, DVD speler, stereotoren, haar salontafel en glaswerk waren stuk geslagen..

De volgende goederen waren vernield:

1 televisie, merk Xiron,

1 televisie, merk Philips,

1 stereotoren, merk Samsung,

1 DVD-speler, merk Provision,

1 computerscherm, merk Compaq,

1 salontafel (totaal vernield inclusief glazen plaat),

kandelaars,

glaswerk.

Deze goederen behoorden haar in eigendom toe en zij had aan niemand recht of toestemming gegeven deze goederen te vernielen.26

(naam getuige) heeft, onder meer en zakelijk weergegeven, verklaard dat (naam slachtoffer) op 25 februari 2007 bij haar aan de deur kwam. Zij vertelde dat zij ruzie had gehad met (naam verdachte)(naam verdachte). Zij vertelde dat zij nog net uit haar huis kon vluchten voordat hij helemaal door het lint ging. Zij vertelde ook dat (naam verdachte) met een tafelpoot in haar huiskamer rond aan het zwaaien was. (naam getuige) is in de woning gaan kijken. Zij belde aan en (naam verdachte) deed de deur open. Zij is naar binnen gelopen. Zij zag dat (naam verdachte) zijn tas pakte en naar de deur liep. Binnen gekomen zag zij een onbeschrijfelijke rotzooi. Alles, letterlijk alles, was kapot geslagen.27

Op 25 februari 2007 kreeg de politie de melding dat in de woning aan het (adres) een jongeman de hele inboedel aan het vernielen was.

Ter plaatse aangekomen zag de politie dat onder andere de computer aan diggelen was geslagen, de glazen tafel was vernield, alsmede de DVD-speler, de stereotoren, 2 televisies, en glaswerk in de keuken.28

(naam getuige), heeft onder meer en zakelijk weergegeven, verklaard dat hij (naam verdachte) (het hof begrijpt: verdachte) kent als collega van het werk. Hij heeft met (naam verdachte) samengewerkt in IJburg te Amsterdam. (naam verdachte) vertelde over een ex-vriendin met wie hij had samengewoond. Hij vertelde dat hij tijdens een ruzie met haar de hele woning kort en klein had geslagen. Hij is aangehouden omdat het haar huis en haar spullen waren. Hij heeft het over zijn ex (het hof begrijpt: (naam slachtoffer) gehad. Hij vertelde dat ze veel problemen hadden. Dat ze veel ruzie hadden over drank en zo. Er dingen waren waar ze zich aan irriteerden. Daarom heeft hij toen het huis kort en klein geslagen.29

(naam getuige), bijgenaamd (bijnaam), heeft, onder meer en zakelijk weergegeven, verklaard dat hij (naam verdachte) (het hof begrijpt: verdachte) kent. Hij had gehoord dat (naam slachtoffer) de ex van (naam verdachte) was en dat (naam verdachte) met haar had samengewoond.30

(Naam getuige)heeft voorts onder meer en zakelijk weergegeven verklaard dat (naam verdachte) tegen hem had gezegd dat hij ruzie had gehad met zijn vrouwtje en dat hij dingen in de woning kapot had gemaakt.31

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, onder meer en zakelijk weergegeven, verklaard dat hij vanaf de zomer van 2006 met (naam slachtoffer) in de flat aan (adres)heeft samengewoond en dat hij een vriend heeft, genaamd (naam getuige). (Naam getuige) beschouwde hij als een goede vriend en hij was een van de weinige met wie hij omging.32

5.3.2. Nadere overwegingen

Zaak A

Tijdstip van overlijden

Tijdens het vooronderzoek is gebruik gemaakt van het nomogram van Henssge om het tijdstip van overlijden van (naam slachtoffer) te bepalen. Het nomogram is door de forensisch arts B ingevuld.

Blijkens de verklaringen van de deskundigen S. en B. ter terechtzitting in hoger beroep is de toepassing van het nomogram in dit geval onbetrouwbaar en is daarom het nomogram niet bruikbaar gebleken. Er bestaan grote onzekerheden over de omstandigheden tijdens en na het overlijden, zoals de omgevingstemperatuur en de aanwezigheid van een dekbed dat vermoedelijk over het lichaam van (naam slachtoffer) heeft gelegen. Ook de conclusie van de forensisch arts K, die het tijdstip van overlijden schat op twee dagen vóór 3 december 2007 tussen 04.00 uur en 07.30 uur is niet bruikbaar, nu een dergelijke conclusie niet getrokken kan worden op basis van uiterlijke kenmerken zoals lijkvlekken en lijkstijfheid.33

Dit brengt het hof tot de vaststelling dat er geen bruikbare forensisch-geneeskundige gegevens beschikbaar zijn op basis waarvan het tijdstip van overlijden kan worden bepaald. Bij deze stand van zaken dient dit op grond van andere in het dossier gerelateerde feiten en omstandigheden te geschieden.

Het hof acht aannemelijk dat (naam slachtoffer) tussen 1 december 2007 te 01.42 uur en de vroege ochtend van 1 december 2007 om het leven is gebracht. Daartoe overweegt het hof het navolgende.

(naam slachtoffer) maakte frequent gebruik van haar mobiele telefoon met het telefoonnummer ........... Haar woning was voorts voorzien van een vaste telefoonaansluiting met het nummer .............. Uit de printlijsten van de gsm van (naam slachtoffer) en haar vaste lijn blijkt dat (naam slachtoffer) ook veelvuldig gebruik maakte van de vaste telefoonaansluiting. Haar laatste telefonische contact was op 1 december 2007 te 1.42.18 uur. Zij belde toen met J.J. G.34 Deze laatste heeft bevestigd dat (naam slachtoffer) hem op 1 december 2007 om 01.42 uur heeft gebeld en dat hij met haar heeft gesproken.35 S vd S, de vriend van (naam slachtoffer), heeft haar op vrijdag 30 november 2007 voor het laatst gesproken. Op zaterdagochtend 1 december 2007 heeft hij haar vele malen gebeld, maar hij kreeg telkens haar voicemail. Ook heeft hij haar 06-nummer gebeld, maar die telefoon stond uit en hij kreeg ook op dat nummer haar voicemail. Haar telefoon staat nooit uit. De voicemail van haar vaste nummer kon hij niet inspreken. Hij heeft haar ook op zondag 2 december 2007 vele malen vergeefs gebeld.36 Ook maakte (naam slachtoffer) veelvuldig gebruikt van haar computer om te chatten. (Naan getuige) heeft verklaard dat zij en (naam slachtoffer) vriendinnen waren geworden en dat (naam slachtoffer) elke dag achter de computer zat en op internet aan het chatten was. Zij heeft (naam slachtoffer) voor het laatst gezien op vrijdag 30 november 2007 te 14.00 uur.37 (naam slachtoffer) gebruikte de e-mailadressen (twee email -adressen).38 Op 30 november 2007 te 23.14 uur heeft zij voor het laatst haar e-mail geopend en daarna de volgende 168 e-mails niet geopend.39 In de woning van (naam slachtoffer) zijn drie doosjes medicijnen aangetroffen. Op de doosjes stond een datum van 26 november 2007. De medicijnen in twee doosjes bleken niet te zijn gebruikt. Op het derde doosje stond geschreven "Bacterie Infectie 20 stuks en 2x daags een tablet". In het doosje bevonden zich nog 11 tabletten. Kennelijk waren 9 tabletten gebruikt. Als (naam slachtoffer) zich heeft gehouden aan de voorgeschreven dosis en op 26 november 2007 is begonnen met het innemen van de tabletten, er van uitgaande dat zij op 26 november 2007 haar eerste tablet heeft ingenomen, dan heeft zij op vrijdag 30 november 2007 de achtste en negende tablet ingenomen.40 B. v. B heeft verklaard dat (naam slachtoffer) bij haar op 1 december 2007 de post op zou komen halen als zij de honden uit zou laten. (naam slachtoffer) is niet gekomen.41 Een andere aanwijzing dat (naam slachtoffer) in die nacht of vroege ochtend om het leven is gebracht, is gelegen in het aangetroffen technisch bewijs. De kleding die aan of bij het levenloze lichaam van (naam slachtoffer) is aangetroffen (zwarte blouse met broche en spijkerbroek), komt overeen met de kleding die zij droeg op 30 november 2007 tijdens een bezoek aan de supermarkt Deen te Heemskerk. Zij droeg toen ook een beige kleurige jas. Een vergelijkbare beige kleurige jas die zij tijdens het bezoek aan de supermarkt droeg is in de woonkamer op de grond aangetroffen.42

Dat in de ochtend van 1 december 2007 om 05.12 uur met de gsm van (naam slachtoffer) contact werd gelegd met Free Wap en dat diezelfde ochtend op de laptop van (naam slachtoffer) om 05.12 uur werd ingelogd doet aan het vorenstaande niet af, nu er geen aanwijzingen zijn dat (naam slachtoffer) deze activiteiten heeft verricht.

Verklaringen van getuigen

Het hof stelt voorop dat in het algemeen behoedzaam moet worden omgegaan met verklaringen van getuigen over het enkele tegenkomen van een persoon op straat waarbij op het moment van de ontmoeting nog niet duidelijk was dat deze waarnemingen later van belang zouden kunnen zijn.

Aan de verklaringen van de getuigen B, G,V, K en T C, die allen hebben verklaard (naam slachtoffer) in de ochtend of middag van 1 december 2007 te hebben gezien, gaat het hof voorbij. Het zelfde geldt voor de verklaring van getuige O die (naam slachtoffer) op zaterdagavond rond 23.00 uur in haar woning zou hebben horen praten met drie andere vrouwen. Het hof is van oordeel dat deze getuigen zich kennelijk hebben vergist toen zij meenden dat zij (naam slachtoffer) op 1 december 2007 in de ochtend en middag hebben gezien of dat O haar laat in de avond van 1 december 2007 heeft gehoord. Het hof neemt daarbij het volgende in aanmerking. B is op zijn verklaring dat hij (naam slachtoffer) op zaterdag 1 december 2007 rond 12.00 uur heeft gezien teruggekomen. Hij had haar niet op 1 december 2007, maar op 30 november 2007 voor het laatst gezien.43 G. heeft verklaard dat zij (naam slachtoffer) op 1 december 2007 rond 16.00 uur of 16.30 uur heeft gezien. Ze droeg toen een licht blauw trainingspak.44 V. en K. hebben verklaard dat zij (naam slachtoffer) op zaterdag 1 december 2007 rond 12.30 uur hebben gezien. Zij weten dat zeker, omdat zij op zaterdag zijn gaan winkelen. Op vrijdag moeten zij werken en op zondag zijn de winkels gesloten. V en K kennen (naam slachtoffer) niet persoonlijk. Volgens K droeg zij toen een lichte grijskleurige wijde joggingbroek en een lichte grijskleurige joggingsweater.45 De verklaringen van G, V en K ondersteunen elkaar niet op het punt van de kleding die (naam slachtoffer) zou hebben gedragen.

T. C. heeft verklaard dat zij (naam slachtoffer) op zaterdag 1 december 2007 tussen 11.50 uur en 12.50 uur heeft gezien. T. C., die het zien van (naam slachtoffer) op die zaterdagochtend heeft gekoppeld aan een treinkaartje dat zij die dag had gekocht, kon het desbetreffende treinkaartje echter niet meer overleggen.46 O. heeft verklaard dat zij in de avond van 2 december 2007 te omstreeks 23.00 uur langs de woning van (naam slachtoffer) liep en in het voorbijgaan de stemmen hoorde van vier vrouwen, waaronder de stem van (naam slachtoffer). O. heeft ook verkaard dat zij sedert juni 2007 op het (adres) woonachtig was, zij (naam slachtoffer) alleen van gezicht kende, weinig over haar wist en haar alleen met de honden heeft zien lopen en dat zij (naam slachtoffer) in het voorbijgaan wel eens heeft horen praten. Toen zij de stemmen hoorde is zij niet blijven staan om te luisteren, maar meteen doorgelopen.47 Het hof acht het onwaarschijnlijk dat O. in staat is geweest om, toen zij langs de woning van (naam slachtoffer) liep, zonder te stoppen om beter te luisteren de stem van (naam slachtoffer), die zij nauwelijks kende en nimmer heeft gesproken, tussen de stemmen van drie andere vrouwen te herkennen. Omtrent de identiteit van de drie vrouwen die volgens de verklaring van O. zich in de woning van (naam slachtoffer) zouden hebben bevonden, is nimmer iets vastgesteld. Deze vrouwen hebben zich ook niet tot de politie gewend.

Het voorgaande leidt het hof tot de slotsom dat de hiervoor besproken getuigenverklaringen niet tot een andere conclusie aanleiding geven over het tijdstip van overlijden.

Ontbreken van een verklaring van de verdachte over DNA-sporen op de blouse.

Op de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte, na het tonen van de foto van de blouse die om de hals en nek van (naam slachtoffer) was geknoopt toen zij werd gevonden, in tegenstelling tot eerdere verklaringen, verklaard dat zij deze blouse droeg toen hij bij haar op vrijdagavond 30 november 2007 vertrok en dat hij deze blouse niet heeft aangeraakt.

Op nadere vragen van het hof heeft hij verklaard dat hij de blouse mogelijk heeft aangeraakt toen hij (naam slachtoffer) kuste en streelde.48 Het hof acht deze verklaring ongeloofwaardig en gaat daaraan voorbij, gelet op de wisselingen in de verklaringen van de verdachte op dit onderdeel. De verdachte heeft in de loop van het vooronderzoek en ten overstaan van de rechter omtrent de kleding die (naam slachtoffer) droeg toen hij bij haar wegging verschillend verklaard. Zo heeft hij gezegd dat (naam slachtoffer) bloot was (ordner deel 1, bladzijde V 125), dat zij een badjas droeg (verklaring verdachte ter terechtzitting hoger beroep op 1 april 2010) en dat zij een soort zwarte sarong droeg (ordner deel 1, bladzijde V 144). Over voormelde blouse heeft hij voor het eerst ter terechtzitting in hoger beroep verklaard. Daarbij heeft hij gezegd tegen het hof dat hij die blouse niet had aangeraakt.49 Bij doorvragen na het tonen van de foto van de blouse, opgenomen in het rapport van het NFI van 10 maart 2008, heeft verdachte zijn verklaringen vervolgens weer aangepast.

Het hof merkt de sporen op de blouse en in het bijzonder die ter hoogte van de knopen in de blouse aan als dadersporen, mede gelet op de omstandigheid dat er diverse malen door de geknoopte blouse is heen gestoken. Voor de aanwezigheid van zijn DNA in deze sporen heeft de verdachte, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, naar het oordeel van het hof geen enkele aannemelijke verklaring gegeven. De door de raadsman gesuggereerde mogelijkheid dat de verdachte en (naam slachtoffer) de blouse zouden hebben gebruikt om hun geslachtsorgaan af te vegen nadat zij geslachtsgemeenschap hadden gehad neemt het hof niet in overweging reeds omdat de verdachte in het geheel niet heeft verklaard dat dit is gebeurd.

Betrokkenheid van een derde.

Verdachte heeft gesuggereerd dat na zijn vertrek op 30 november 2007 een ander in de woning van (naam slachtoffer) is geweest en haar om het leven heeft gebracht. Het hof acht dit reeds onaannemelijk gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen maar overweegt daartoe tevens dat uit het onderzoek van de plaats delict en alle forensische sporen geen enkele aanwijzing naar voren is gekomen voor de aanwezigheid van een derde persoon hetgeen gelet op de aard van het delict niet goed voorstelbaar zou zijn ware er een derde persoon geweest. Het hof gaat daarom aan deze suggestie voorbij.

Gelet op het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte (naam slachtoffer) in de nacht van 1 december 2007 na 1.42 uur om het leven heeft gebracht.

Voorbedachte raad

Voor het aannemen van voorbedachte raad is voldoende dat verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen besluit heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven (HR 27 juni 2000, NJ 2000, 605).

Aannemelijk is dat door de blouse met een mes of scherp voorwerp is gestoken in de hals van (naam slachtoffer), gelet op bevindingen van het NFI, de politie en gezien de perforaties in de blouse, zoals zichtbaar op de foto van de blouse.

(naam slachtoffer) is gevonden met deze blouse strak om haar hals en nek gedraaid en geknoopt. Dat kan naar het oordeel van het hof alleen als de dader twee handen heeft gebruikt. Mogelijk reeds voordat de blouse om haar nek is geknoopt maar in elk geval ook nadat zulks is gebeurd, gelet op de perforaties van de blouse, is met een mes of een scherp voorwerp vele keren in de hals en nek van (naam slachtoffer) gestoken. Dat mes of scherp voorwerp moet de verdachte gepakt hebben nadat hij de blouse om de hals en nek van (naam slachtoffer) heeft gebonden, waarna hij haar met dat mes of scherp voorwerp in de hals en nek heeft gestoken. Naar het oordeel van het hof betreft het hier verschillende handelingen die elk afzonderlijk kunnen worden beschouwd als te zijn gericht op het doden van (naam slachtoffer). Deze opeenvolging van handelingen bood de mogelijkheid tot bezinning. Hieruit blijkt dat de verdachte in elk geval voorafgaand aan het steken door de blouse tijd en gelegenheid heeft gehad om de reikwijdte van zijn handelen te overzien en dat hij op zijn voornemen terug had kunnen komen. Het hof acht voorbedachte raad dan ook bewezen.

Zaak B

Het hof acht de verklaringen van aangeefster, R. W. en C. betrouwbaar. Die verklaringen ondersteunen elkaar. Bovendien kan verondersteld worden dat verdachte tegen C. met wie hij bevriend was en die een van de weinigen was met wie verdachte omging, geen reden had om in strijd met de waarheid te verklaren.

Het bewezenverklaarde

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 primair en zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

zaak A onder 1 primair

hij op 1 december 2007 te (plaatsnaam) opzettelijk en met voorbedachten rade (naam slachtoffer) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals en nek van die (naam slachtoffer) gestoken, tengevolge waarvan voornoemde (naam slachtoffer) is overleden.

Zaak B

hij op 25 februari 2007 te (plaatsnaam) opzettelijk en wederrechtelijk een televisie Xiron en een televisie Philips en een stereotoren Samsung en een DVD-speler Provision en een computerscherm Compaq en een salontafel en kandelaars en glaswerk, toebehorende aan

(naam slachtoffer), heeft vernield, immers heeft hij, verdachte, met een tafelpoot, met kracht tegen voornoemde goederen geslagen en/of gegooid.

Hetgeen in zaak A en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezenverklaarde levert op:

ten aanzien van het in zaak A, onder 1 primair bewezenverklaarde:

moord.

Ten aanzien van het in zaak B bewezenverklaarde:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

De op te leggen straf

De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het in zaak A onder 1 subsidiair en in zaak B ten laste gelegde veroordeeld tot veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren, met aftrek van - kort gezegd - voorarrest

Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1 subsidiair en in zaak B ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren, met aftrek van - kort gezegd - voorarrest

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.

Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft op zeer gewelddadige wijze en na kalm beraad en rustig overleg (naam slachtoffer) van het leven beroofd. De uitvoering van deze moord was weerzinwekkend. De verdachte heeft het slachtoffer tijdens of na een worsteling in haar woning haar eigen blouse strak om de hals en nek gedraaid en geknoopt en met een mes of scherp voorwerp meer dan twintig keer in haar hals en nek gestoken. De linkerhalsader en de linkerhalsslagader waren totaal doorkliefd, zelfs op meerdere niveaus. Het slachtoffer is als gevolg daarvan doodgebloed. Ook zijn er steekwonden aangetroffen in de borst, de bovenarm en de benen van (naam slachtoffer). Het slachtoffer moet in de laatste minuten van haar leven in doodsangst hebben verkeerd. Zij is een uiterst pijnlijke en gruwelijke dood gestorven. Verdachte heeft door zijn handelen onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. Door te handelen als bewezen is verklaard heeft verdachte blijk gegeven van een volstrekt gebrek aan respect voor het leven. Door het onderhavige misdrijf is de rechtsorde op zeer ernstige wijze geschokt en zijn bestaande gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt. Verdachte heeft niet blijk gegeven van enig inzicht in de strafwaardigheid van zijn handelen en heeft geen openheid van zaken willen geven hetgeen de verwerking van het leed door de nabestaanden zal bemoeilijken, zo leert de ervaring.

Voor het bewust van het leven beroven van een persoon - gelet op het belang van de bescherming van het leven en gelet op de persoon van verdachte - komt slechts een vrijheidsbenemende straf van aanmerkelijke duur in aanmerking.

Al eerder heeft de verdachte de inboedel van de woning van (naam slachtoffer) vernield door met een tafelpoot diverse goederen stuk te slaan. Daarbij heeft de verdachte schade aan (naam slachtoffer) berokkend en haar overlast bezorgd.

Bij deze stand van zaken doet alleen een gevangenisstraf van na te melden duur recht aan de ernst van de feiten.

Omtrent de verdachte is geen voorlichtingsrapport opgemaakt. De enige rapportage is van het Pieter Baan Centrum, doch verdachte heeft geweigerd aan een onderzoek door het Pieter Baan Centrum mee te werken. Noch in de persoon van verdachte noch in zijn persoonlijke omstandigheden vindt het hof aanleiding tot matiging van de hiervoor overwogen gevangenisstraf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 289 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Beslissing

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 primair en in zaak B ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.

Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder 1 primair en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.

Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren.

Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.

Dit arrest is gewezen door de eerste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.M. Steinhaus, mr. N.A. Schimmel en mr. C.P.E. Meewisse, in tegenwoordigheid van R.A.M. Truijens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 april 2010.

1 Proces-verbaal van 3 december 2007, opgemaakt door (namen verbalisanten), ordner zaaksdossier deel 3, doorgenummerde bladzijden Z9 tot en met Z11.

2 Een geschrift, zijnde een verslag betreffende een niet natuurlijke dood van 3 december 2007, opgemaakt door K, lijkschouwer van de gemeente (naam gemeente) (ordner persoonsdossier deel 2, doorgenummerde bladzijde 3).

3 Proces-verbaal van 18 maart 2008, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de bevindingen van verbalisanten (ordner plaats delict, doorgenummerde bladzijden 24 tot en met 34).

4 Een deskundigenrapport met NFI-zaaknummer 2007.11.30.124 van 11 februari 2008 van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, opgemaakt door dr. V. op de door haar afgelegde algemene eed/belofte als vast gerechtelijk deskundige (ordner persoonsdossier deel 2, doorgenummerde bladzijden 9 tot en met 18)

5 Proces-verbaal van 21 maart 2008 met bijlage, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de bevindingen van verbalisanten (ordner plaats delict, doorgenummerde bladzijden 98 tot en met 105.

6 Proces-verbaal van 10 maart 2008, opgemaakt door (naam verbalisant), inhoudende de bevindingen van verbalisant (ordner plaats delict, doorgenummerde bladzijden 146 tot en met 150).

7 Een deskundigenrapport met NFI zaaknummer 2007.11.30.124 van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag van 6 maart 2008, opgemaakt door ing . F, op de door de deskundige afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, ordner plaats delict, doorgenummerde bladzijde 339).

8 Een deskundigenrapport met NFI zaaknummer 2007.11.30.124 van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag van 14 januari 2008, opgemaakt door dr. A de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, ordner plaats delict, doorgenummerde bladzijden 267 tot en met 273).

9 Een deskundigenrapport met NFI zaaknummer 2007.11.30.124 van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag van 10 maart 2008, opgemaakt door dr. A. op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, ordner plaats delict, doorgenummerde bladzijden 343 tot en met 370).

10 Een deskundigenrapport met NFI zaaknummer 2007.11.30.124 van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag van 10 maart 2008, opgemaakt door dr. A. op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, ordner plaats delict, doorgenummerde bladzijden 343 tot en met 370).

11 Een deskundigenrapport met NFI zaaknummer 2007.11.30.124 van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag van 2 september 2008, opgemaakt door dr. A op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige (gevoegd vooraan ordner plaats delict).

12 Proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 1 en 8 april 2010, inhoudende de verklaring van de deskundige A, afgelegd op 1 april 2010.

13 De verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 1 april 2010 (proces-verbaal ter terechtzitting van 1 en 8 april 2010).

14 Proces-verbaal van 8 januari 2008, opgemaakt door (naam verbalisant), inhoudende de bevindingen van verbalisant , met als bijlage de historische verkeersgegevens van het mobiele nummer van verdachte (ordner deel 8, doorgenummerde bladzijden B2 121 tot en met B2 124 en doorgenummerde bladzijde 142 van de bijlage bij dit proces-verbaal).

15 Proces-verbaal van 11 februari 2008, opgemaakt door (naam verbalisant), inhoudende de bevindingen van verbalisant (ordner deel 5, doorgenummerde bladzijden Z 1015 tot en met Z 1020).

16 Proces-verbaal van 1 februari 2008, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de verklaring van verbalisanten (ordner deel 6, doorgenummerde bladzijde Z 1070).

17 Proces-verbaal van 1 februari 2008, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner deel 6, doorgenummerde bladzijden Z 1068 en Z 1069).

18 Proces-verbaal van 10 maart 2008, opgemaakt door (naam verbalisant), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner deel 6, doorgenummerde bladzijden Z 1071 en Z 1072).

19 Proces-verbaal van 17 december 2007, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner deel 4, doorgenummerde bladzijden Z 649 tot en met Z 653).

20 Proces-verbaal van 25 januari 2008, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner deel 5, doorgenummerde bladzijden Z 743 tot en met Z 752).

21 De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 1 april 2010.

22 Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 8 april 2010.

23 Proces-verbaal van 7 maart 2008, opgemaakt door (naam verbalisant), inhoudende de bevindingen van verbalisant (ordner deel 6, doorgenummerde bladzijde Z 1123).

24 Proces-verbaal van 10 december 2007, opgemaakt door (namen verbalisanten)en proces-verbaal van 10 januari 2008, opgemaakt door (namen verbalisanten), ordner deel 1, doorgenummerde bladzijden V 29 tot en met V 36 en V101 tot en met V105) inhoudende de verklaring van verdachte.

25 Proces-verbaal van 10 januari 2008, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de verklaring van verdachte (ordner deel 1, doorgenummerde bladzijden V 107 tot en met V 111).

26 Proces-verbaal van 25 februari 2007, opgemaakt door (naam verbalisant), inhoudende de verklaring van (naam slachtoffer) (aparte map huiselijk geweld, doorgenummerde bladzijden 11 tot en met 14)

27 Proces-verbaal van 19 juli 2007, opgemaakt door (naam verbalisant), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (aparte map huiselijk geweld, doorgenummerde bladzijden 16 en 17).

28 Proces-verbaal van 19 juli 2007, opgemaakt door (naam verbalisant), inhoudende de bevindingen van verbalisant (aparte map huiselijk geweld, doorgenummerde bladzijde 15).

29 Proces-verbaal van 21 januari 2008, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner zaaksdossier deel 5, doorgenummerde bladzijden Z 1025 tot en met Z 1031).

30 Proces-verbaal van 31 januari 2008, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner zaaksdossier deel 5, doorgenummerde bladzijden Z 1047 tot en met Z 1054)

31 Proces-verbaal van 29 februari 2998, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner zaaksdossier deel 6, doorgenummerde bladzijden Z 1055 en Z 1056).

32 Proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 1 en 8 april 2010, inhoudende de verklaring van verdachte)

33 De verklaringen van de deskundigen (namen deskundigen), afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 1 en 8 april 2010.

34 Proces-verbaal van 8 januari 2008, opgemaakt door (naam verbalisant), inhoudende de verklaring van verbalisant (ordner deel 8, bijlage 2, doorgenummerde bladzijden B2 001 tot en met 004 en doorgenummerde bladzijden B2 022 tot en met 025)

35 Proces-verbaal van 7 februari 2008, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de verklaring van (naam getuige)(ordner deel 5, doorgenummerde bladzijden Z 788 tot ren met Z 791).

36 Proces-verbaal van 5 december 2007, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner deel 4, doorgenummerde bladzijden Z 531 tot en met Z 536).

37 Proces-verbaal van 3 december 2007, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner deel 3, doorgenummerde bladzijden Z 183 tot en met Z 189).

38 Proces-verbaal van 11 december 2007, opgemaakt door (naam verbalisant), inhoudende de bevindingen van verbalisant (ordner deel 8, doorgenummerde bladzijden B2 202 tot en met B2 206).

39 Proces-verbaal van 7 april 2008, opgemaakt door (naam verbalisant), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner deel 8, doorgenummerde bladzijden B2 292 tot en met B2 295).

40 Proces-verbaal van 8 februari 2008, opgemaakt door (naam verbalisant), inhoudende de verklaring van verbalisant (ordner deel 3, doorgenummerde bladzijden S 136 2n S 137).

41 Proces-verbaal van 7 december 2007, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner deel 5, doorgenummerde bladzijden Z 836 tot en met Z 841).

42 Proces-verbaal van 4 maart 2008, opgemaakt door (naam verbalisant), inhoudende de bevindingen van verbalisant (ordner deel 2, doorgenummerde bladzijden S 229 tot en met S 236).

43 Proces-verbaal van 21 januari 2008, opgemaakt door (naam verbalisant), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner deel 3, doorgenummerde bladzijden Z 293 tot en met Z 295).

44 Proces-verbaal van 12 december 2007, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner deel 3, doorgenummerde bladzijden Z 242 tot en met Z 245).

45 Proces-verbaal van 14 december 2007, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner deel 3, doorgenummerde bladzijden Z 257 en Z 258 en proces-verbaal van 14 december 2007, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner deel 3, doorgenummerde bladzijden Z 261 en Z 262).

46 Proces-verbaal van 9 december 2007, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner deel 5, doorgenummerde bladzijden Z 797 tot en met Z 806 en proces-verbaal van 30 januari 2008, opgemaakt door (naam verbalisant), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner deel 5, doorgenummerde bladzijden Z 807 en Z 808).

47 Proces-verbaal van 24 december 2007, opgemaakt door (namen verbalisanten), inhoudende de verklaring van (naam getuige) (ordner deel 3, doorgenummerde bladzijden Z 277 tot en met Z 279).

48 Proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 1 en 8 april 2010, inhoudende de verklaring van verdachte.

49 Proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 1 en 8 april 2010, inhoudende de verklaring van verdachte.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature