Uitspraak
vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 80666 / HA ZA 09-2288
Vonnis van 17 februari 2010
in de zaak van
de vennootschap onder firma [eiseres],
gevestigd te Westmaas,
eiseres,
advocaat: mr. J.H.M. Nijhuis,
tegen
[gedaagde], voorheen handelende onder de naam [X] Personele Dienstverlening
wonende te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat: mr. M.P. Kloppenburg.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] en [gedaagde].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 september 2009;
- de brief van [eiseres] van 30 oktober 2009 met 1 productie;
- het proces-verbaal van comparitie van 6 januari 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1. [eiseres] en [gedaagde] hebben op 16 mei 2006 een overeenkomst gesloten ter uitvoering waarvan door [gedaagde] aan [eiseres] uitzendkrachten ter beschikking zijn gesteld (hierna: de overeenkomst). Hierin is – voor zover relevant – het volgende bepaald.
“(…) Naam teler: [eiseres] (…), hierna te noemen partij A
Uitzendbureau: Uitzendbureau [X], hierna te noemen partij B (…)
2. Partij B verplicht zich, voor aanvang van de werkzaamheden, partij A in de gelegenheid te stellen om een fotokopie van een geldig paspoort / identiteitsdocument / werkvergunning, van iedere, door hem ter beschikking gestelde werknemer te maken.
3. Zijn bovengenoemde bescheiden van één of meerdere, door partij B ter beschikking gestelde werknemers, niet in orde en / of niet in het bezit van partij A, dan zal deze werknemer ( of deze werknemers) van werkzaamheden worden uitgesloten.(…)
Bijgevoegd zijn de volgende bijlagen:
- Huishoudelijk reglement (…)
HUISHOUDELIJK REGLEMENT
Administratie:
Van iedere werknemer moet voor hij aan het werk gaat de juiste papieren zijn overhandigd. Zo niet dan wordt er voor die werknemer niet betaald. (…)”.
2.2. Op 29 augustus 2006 heeft de Arbeidsinspectie bij [eiseres] een controle uitgevoerd en geconstateerd dat zeven – door [gedaagde] ter beschikking gestelde – uitzendkrachten niet over een bij artikel 2 lid 1 Wet arbeid vreemdelingen (hierna Wav) vereiste tewerkstellingsvergunning beschikten.
2.3. Aan [eiseres] is door de arbeidsinspectie wegens overtreding van artikel 2 lid 1 Wav bij beschikking van 8 mei 2007 een boete opgelegd van € 56.000,-. In de boetebeschikking staat – voor zover relevant – het volgende.
“(…) uit het op ambtsbelofte opgemaakte boeterapport blijkt dat de inspecteurs tijdens de controle van de Portugese identiteitsdocumenten van de vreemdelingen de heren [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] met het blote oog konden zien dat de rolstempel over de foto’s niet doorliep en dat het laminaat bij de foto beschadigd was. In uw administratie bevonden zich kopieën van identiteitsdocumenten van de heren [betrokkene 5], [betrokkene 6] en [betrokkene 7]. Het betroffen respectievelijk kopieën van Portugese identiteitsbewijzen en een kopie van een Nederlands paspoort. Met het blote oog konden de inspecteurs zien dat de identiteitsbewijzen mogelijk dezelfde afwijking vertoonden als eerder genoemde Portugese identiteitsdocumenten en dat de beeltenis op de kopie van het paspoort geen overeenkomst vertoonde met de persoonskenmerken van de heer [betrokkene 7]. (…)”.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 56.000,-, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 15 november 2007 met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2. [eiseres] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] heeft jegens haar wanprestatie gepleegd door uitzendkrachten aan haar uit te lenen die illegaal in Nederland verbleven en niet beschikten over een tewerkstellingvergunning. Ten gevolge van de wanprestatie heeft [eiseres] schade geleden ter hoogte van de aan haar door de Arbeidsinspectie opgelegde boete van € 56.000,-.
3.3. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van
[eiseres] in de proceskosten.
3.4. [gedaagde] voert hiertoe het volgende aan.
(1) [gedaagde] betwist dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor het leveren van personeel met de juiste papieren. In artikel 2 en 3 van de overeenkomst en in de aanhef van het huishoudelijk reglement (zie 2.1) is deze verantwoordelijkheid bij [eiseres] gelegd.
(2) De schade van [eiseres] is het gevolg van de aan [eiseres] toe te rekenen omstandigheid dat zij de papieren niet goed genoeg gecontroleerd heeft.
(3) Indien [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van (een deel van) de vordering, beroept hij zich op verrekening aangezien [eiseres] na de controle van de Arbeidsinspectie enkele facturen van de verrichte werkzaamheden onbetaald heeft gelaten.
4. De beoordeling
4.1. Voor de beantwoording van de vraag of [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen dient allereerst de inhoud van de overeenkomst vastgesteld te worden. Ingevolge HR 13 maart 1981 NJ 1981, 635 (Haviltex) dient voor de uitleg van een overeenkomst niet alleen gelet te worden op de taalkundige uitleg van een overeenkomst, maar komt het daarbij tevens aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.2. [eiseres] stelt het volgende. [gedaagde] heeft zich aan haar gepresenteerd als een betrouwbaar uitzendbureau met de nodige kwaliteiten en certificering. Zo heeft zij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst een introductiefolder van [gedaagde] ontvangen (zie de productie bij de brief van 30 oktober 2009) waar onder meer in staat dat het personeel een uitgebreid antecedentenonderzoek ondergaat. [eiseres] mocht verwachten dat de uitzendkrachten over de juiste documenten beschikten.
4.3. [gedaagde] voert hiertegen het volgende aan. In de artikelen 2 en 3 van de overeenkomst en in de aanhef van het huishoudelijk reglement (zie 2.1) is expliciet overeengekomen dat [eiseres] de verantwoordelijkheid van de juistheid van de documenten op zich neemt. Hierin is ook een sanctie opgenomen voor het ontbreken van de juiste documenten (niet betalen en uitsluiten van werkzaamheden van de betreffende uitzendkracht). Er kan daarom geen sprake zijn van wanprestatie.
4.4. Artikel 2 van de overeenkomst verplicht [gedaagde] om uitzendkrachten met de juiste papieren te leveren. Dat [eiseres] uitzendkrachten kan weigeren als de papieren niet in orde zijn betekent niet dat [gedaagde] geen contractuele verantwoordelijkheid draagt. Voorts heeft [gedaagde] zich aan [eiseres] gepresenteerd als professioneel en bonafide. Zo heeft hij voor de totstandkoming van de overeenkomst aan [eiseres] een introductiefolder overhandigd waaruit blijkt dat [gedaagde] de uitzendkrachten uitgebreid selecteert en dat hij beschikt over een “Certificaat goedgekeurd HAL-bedrijf”. Volgens zijn website (productie 2 dagvaarding) beschikt hij voorts over:
- het RIA-keurmerk (het Register Inleenarbeid Agrarisch voor gecertificeerde uitzendbureaus en loonbedrijven) dat de opdrachtgever de nodige zekerheid biedt omtrent de gevolgen van de Wet ketenaansprakelijkheid;
- het VRO-certificaat; stichting VRO hanteert een uitgekiend systeem om betrouwbaarheid van ondernemingen vast te stellen.
Onder deze omstandigheden mocht [eiseres] er op vertrouwen dat [gedaagde] zijn personeel goed had geselecteerd en dat zijn uitzendkrachten over de juiste documenten beschikten. Nu dit niet het geval was heeft [gedaagde] wanprestatie gepleegd jegens [eiseres] en dient hij in beginsel de schade die [eiseres] als gevolg daarvan geleden heeft te vergoeden. Dat de overeenkomst regelt wat [eiseres] zal doen bij het ontbreken van de juiste documenten (niet betalen en uitsluiten van werkzaamheden van de betreffende uitzendkracht), doet daaraan niet af.
4.5. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de schade die [eiseres] geleden heeft niet aan hem kan worden toegerekend nu [eiseres] haar verplichting niet is nagekomen die volgt uit artikel 3 van de overeenkomst. Dit verweer wordt begrepen als een beroep op eigen schuld (artikel 6:101 BW) aan de zijde van [eiseres].
4.6. Uit de boetebeschikking blijkt dat op de identiteitsdocumenten met het blote oog zichtbaar was dat de rolstempels over de foto’s niet doorliepen, dat het laminaat bij de foto’s beschadigd was en dat de beeltenis op de kopie van één van de paspoorten geen gelijkenis vertoonde met de betreffende uitzendkracht (zie 2.3).
Indien [eiseres], die als werkgever in dit opzicht ook een verantwoordelijkheid draagt, de paspoorten beter had gecontroleerd, had zij de afwijkingen kunnen ontdekken en had de boete voorkomen kunnen worden. Deze omstandigheid geeft aanleiding om de helft van de schade (€ 28.000,-) aan [eiseres] toe te rekenen.
4.7. [gedaagde] heeft een beroep gedaan op verrekening aangezien [eiseres], na de controle door de arbeidsinspectie, enkele facturen voor reeds verrichte werkzaamheden onbetaald heeft gelaten. Ter comparitie heeft [eiseres] erkend dat een factuurbedrag van € 1.904,63 door haar onbetaald is gelaten. Dit bedrag komt voor verrekening in aanmerking.
Een bedrag van (€ 28.000,- minus € 1.904,63 =) € 26.095,37 zal worden toegewezen.
4.8. De gevorderde rente zal worden afgewezen nu de wettelijke handelsrente (artikel 6:119 a BW ) niet ziet op een verplichting tot schadevergoeding. Aangezien [gedaagde] bij brief van 1 november 2007 gesommeerd is om binnen 14 dagen de schade van [eiseres] te voldoen, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 15 november 2007.
4.9. [gedaagde] is door een vergissing aan zijn zijde niet ter comparitie van 17 november 2009 verschenen, terwijl [eiseres] wel aanwezig was. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot een bedrag van € 579,- (1 punt tarief II, op grond van het toegewezen bedrag). Voor het overige zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze aangezien elk der partijen op enig punt in het ongelijk is gesteld.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 26.095,37 (zesentwintigduizend vijfennegentig euro zevenendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2007 tot de dag van volledige betaling;
5.2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 579,- voor de aan de zijde van [eiseres] gemaakte proceskosten en compenseert de proceskosten voor het overige in die zin, dat elk van partijen de eigen kosten draagt;
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2010.?