Uitspraak
arrestnummer:
parketnummer: 23-003081-08
datum uitspraak: 23 november 2009
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 juni 2008 in de strafzaak onder parketnummer 13-523111-06 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 19 april en 21 mei 2008 en op de terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2009.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. Het hof leest de in de 6e regel van het onder feit 3 tenlastegelegde vermelde “wordfrequentie” als “worpfrequentie, aangezien hier sprake is van een kennelijke misslag.
Door verbetering van deze misslag wordt de verdachte niet in zijn verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, staat vast dat de verdachte onder het pseudoniem van Joshadam op verschillende tijdstippen in 2005 en 2006 uitlatingen op het internetforum van www.Polinco.net heeft geplaatst.
Het openbaar ministerie heeft gesteld dat sprake is van beledigende uitlatingen in de zin van art. 137c Wetboek van Strafrecht (Sr), nu de uitlatingen voor wat betreft de tekst en de context waarin zij zijn geuit, als beledigend moeten worden aangemerkt. Het opzet van de verdachte was gericht op de openbaarheid door zijn uitlatingen op het internet te plaatsen, de uitlatingen zijn onnodig grievend en van een bijdrage aan het maatschappelijk debat is geen sprake, aldus de advocaat-generaal.
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat niet duidelijk is welke onderdelen van de uitlatingen specifiek beledigend zouden zijn voor de groepen mensen waar de tenlastegelegde feiten op zien en dat het opzet van de verdachte niet was gericht op de openbaarheid, omdat de uitlatingen waren gericht tot de leden van het internetforum. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de uitlatingen van de verdachte moeten worden aangemerkt als political speech: zij vormden een politieke meningsuiting en/of een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van hetgeen hem is tenlastegelegd, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Artikel 137c Sr stelt strafbaar het zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap. Voor de beoordeling van het beledigende karakter van de uitlatingen is niet alleen de tekst van de uitlatingen van belang, maar ook de context waarin zij zijn gedaan, het al dan niet onnodig grievende karakter ervan en het antwoord op de vraag of de gewraakte uitlatingen een bijdrage (kunnen) leveren aan het maatschappelijk debat.
Voor wat betreft de tekst van de uitlatingen is het hof van oordeel dat deze op zichzelf beschouwd beledigend zijn voor respectievelijk homoseksuelen, negroïde personen, allochtone vrouwen en Joodse mensen. Daartoe geeft al aanleiding het gebruik van woorden als: ‘ex-pisbakorganisatie’ (feit 1), ‘kruipende dieren’ (feiten 1 en 2), ‘ratten’ (feit 3), ‘schorem’ en ‘ontuig’ (feit 4). Het beledigende karakter volgt echter niet reeds uit de gekozen bewoordingen. Aan de teksten in hun geheel bezien, is overduidelijk bewust een beledigend karakter gegeven. In de onder feit 1 opgenomen tekst wordt een verband gelegd tussen het COC, pisbakken en kruipende (naar algemeen bekend weinig gewaardeerde) dieren. In de onder feit 2 opgenomen tekst wordt een verband gelegd tussen negroïde personen en in het oerwoud kruipende, vieze dieren. In de onder feit 3 opgenomen tekst worden allochtone vrouwen vergeleken met ratten, die naar gewoon spraakgebruik als onhygiënische onderkruipsels bekend staan, en wordt het baren van kinderen door deze vrouwen aangeduid als “werpen”, een term die normaliter voor dieren en niet voor mensen wordt gehanteerd. In de onder feit 4 opgenomen tekst worden degenen die in KZ Auschwitz gevangen hebben gezeten – naar algemeen bekend is, worden daar met name Joden onder begrepen – aangeduid als schorem en ontuig dat een boosaardige en dodelijke invloed heeft en dat, zo begrijpt het hof, paranoïde schizofrenie kan veroorzaken. Van belang hierbij is verder dat de uitlatingen de personen, behorend tot bovengenoemde onderscheiden groepen, collectief treffen in hetgeen voor die groep kenmerkend is, namelijk hun homoseksuele gerichtheid, hun ras en/of hun godsdienst. Door elk van de tenlastegelegde teksten wordt, naar de verdachte moet hebben geweten, de waardigheid van de desbetreffende groep personen miskend.
Een op zichzelf grievende uitlating kan zijn beledigende karakter verliezen door de context waarin die uitlatingen zijn gedaan. De reikwijdte van die context wordt in deze zaak gevormd door verdachtes recht op vrijheid van meningsuiting, waarbij van belang is of werd beoogd met de gewraakte teksten een bijdrage te leveren aan het maatschappelijk debat (HR 14 januari 2003, NJ 2003, 261). Ook het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM) heeft meermalen bepaald dat het tweede lid van artikel 10 Europees verdrag ter bescherming van de rechten van de mens (EVRM) weinig ruimte biedt voor beperkingen op het recht op vrijheid van meningsuiting bij uitlatingen die van belang (kunnen) zijn voor het maatschappelijk of politiek debat.
Het hof oordeelt in dit verband als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat op het internetforum van Polinco een eigen jargon werd gehanteerd en dat hij de gewraakte bewoordingen heeft gebruikt omdat hij die spannend, fantasievol en zelfs ludiek vindt. Hij heeft voorts gesteld dat op de Polincowebsite geschreven kon worden wat men, normaal gesproken, niet mag of niet durft te uiten. Aldus heeft de verdachte tot uitdrukking gebracht dat de door hem gebruikte bewoordingen louter waren bedoeld om indruk te maken op (gelijkgestemde) Polinco-lezers en niet om een bijdrage te leveren aan een maatschappelijk debat of om het publiek te informeren over een ‘matter of general or public interest’ (EHRM 4 december 2003 Gündüz tegen Turkije, r.o. 44 en EHRM 6 juli 2005, Erbakan tegen Turkije, r.o. 55). Welk maatschappelijk debat of welke kwestie van algemeen belang aan de orde zou kunnen zijn, komt evenmin in de door de verdachte op de Polincowebsite geplaatste teksten naar voren, nog daargelaten dat de uitlatingen van de verdachte als onnodig grievend moeten worden aangemerkt.
De door de raadsman genoemde political speech is derhalve niet aannemelijk geworden. De verdachte uitte zijn teksten bovendien niet als politicus of journalist maar als privé-internetdeelnemer onder synoniem.
Ten aanzien van verdachtes opzet op de openbaarheid overweegt het hof als volgt.
Het hof heeft al eerder bepaald dat door gebruik te maken van internet welbewust wordt gekozen voor een medium met een groot potentieel publieksbereik (Hof Amsterdam 20 juni 2008, LJN BD7024). Daaraan doet niet af dat internetgebruikers de Polincowebsite moesten aanklikken en aldus niet “ongevraagd” met verdachtes uitlatingen in aanraking kwamen. Toegang tot de feitelijke inhoud van de website, in casu de gewraakte teksten, was vrij en werd niet met een wachtwoord beschermd. Bovendien blijkt uit zich in het dossier bevindende teksten dat de verdachte op de Polincowebsite meermalen heeft gewezen op de openbaarheid daarvan (blz. 64 en 70 van het dossier). Verdachtes opzet staat derhalve genoegzaam vast.
Gelet op het bovenstaande worden de verweren van de raadsman verworpen. Het hof komt derhalve tot een bewezenverklaring zoals hierna wordt weergegeven.
Bewezenverklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 23 maart 2006 te Amsterdam zich in het openbaar, bij geschrift, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten homoseksuelen, wegens hun homoseksuele gerichtheid, door een tekst te plaatsen op internet op de locatie:
http://www.polinco.net/forum/showthread.php?t=5855 met de volgende inhoud:
‘De ex-pisbakorganisatie “het COC” te Amsterdam krijgt maar liefst anderhalve ton van de gemeente om faillissement te voorkomen. Geld zat hoor voor de kruipende dieren.’
2.
hij op 23 maart 2006 te Amsterdam zich in het openbaar, bij geschrift, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten negroïden, wegens hun ras, door een tekst te plaatsten op internet op de locatie:
http://www.polinco.net/forum/showthread.php?t=5855 met de volgende inhoud:
‘Zegt de dansneger gister in Kunststof het zo spijtig te vinden uit de voormalige Bijlmer te moeten vertrekken. Dat is zijn oerwoud geweest dat nu wordt gerooid. Liedjes om zijn minderwaardigheid weg te zingen. Al die kruipende dieren zitten bij elkaar. Straks zijn het ex-negers maar niet minder vies.’
3.
hij op 27 maart 2006 te Amsterdam zich in het openbaar, bij geschrift, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten allochtone vrouwen, wegens hun godsdienst en/of levensovertuiging, door een tekst te plaatsen op internet op de locatie:
http://www.polinco .net/forum/showthread.php?t=5873 met de volgende titel en inhoud:
‘Worpfrequentie allochtone vrouwen afgenomen’
‘Sociologisch zal het wel een bewijs zijn dat de ratten emanciperen. Alleen het geloof loopt nog achter. Een Westerse geloofsvariant na veel strijd zou mogen komen. Eerst dan zijn de ratten onopvallend geworden en kunnen ze zich mengen met hen buiten de groep. De ware democratie breekt dan aan en ieder is gelukkig.’
4.
hij op 26 april 2005 te Amsterdam, zich in het openbaar, bij geschrift, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras en/of godsdienst, door een tekst te plaatsen op internet op de locatie:
http//www.polinco.net/forum/showthread.php?t=4412 met de volgende inhoud:
De zwangere prinses Maxima heeft op deze dag een bezoek gebracht aan het terrein van het voormalige KZ Auschwitz, ze werd rondgeleid door gidsen en oud-gedetineerden en ze legde samen met haar man een krans voor het monument. Beseft de prinses nie dat de grond aldaar besmet is; besmet met boosaardige straling van de onharmonieuze geesten van het schorem en ontuig dat ooit op die plek gevangen heeft gezeten? Beseft de prinses nie dat deze plek schadelijk zo niet dodelijk kan zijn voor haar vrucht? Beseft de prinses nie dat zij een dynastie van Oranje nodeloos in gevaar heeft gebracht door een kind ter wereld te kunnen brengen lijdend aan paranoïde schizofrenie?
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over groepen mensen wegens hun homoseksuele gerichtheid;
2.
zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over groepen mensen wegens hun ras;
3.
zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over groepen mensen wegens hun ras en/of godsdienst;
4.
zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over groepen mensen wegens hun ras en/of godsdienst.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte van het tenlastegelegde vrijgesproken.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het hem tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 900,- waarvan € 450,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door de duur van achttien respectievelijk negen dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op een openbaar internetforum meermalen beledigend uitgelaten over groepen mensen. Door het opzettelijk beledigen van homoseksuelen, negroïde personen, allochtone vrouwen en Joden heeft de verdachte de waardigheid van deze groepen miskend. De verdachte heeft daarmee geen bijdrage geleverd aan het maatschappelijk debat en heeft dat ook niet beoogd. Hij wilde (slechts) aanzien verwerven bij gelijkgestemde lezers van de internetsite door het gebruik van extreme formuleringen, die door hem zelf spannend, fantasievol en ludiek werden genoemd. In een democratische rechtsorde is de vrijheid van meningsuiting een groot goed, maar deze dient niet nodeloos ten koste van anderen te worden misbruikt, hetgeen de verdachte wel heeft gedaan.
Het hof houdt rekening met het feit dat de tenlastegelegde feiten zijn gepleegd in 2005 en 2006. Voorts dient de op te leggen straf proportioneel te zijn in het licht van de daaraan inherente beperking van het recht op de vrijheid van meningsuiting. Het hof is van oordeel dat de op te leggen straf daaraan voldoet.
Het hof laat bovendien meewegen dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen en een bescheiden inkomen heeft. Het hof zal daarom een geldboete opleggen van nader aan te geven hoogte, geheel voorwaardelijk met een bijbehorende proeftijd.
De gewraakte teksten zijn op internet geplaatst met behulp van de inbeslaggenomen computer en toebehoren, waarop deze teksten deels ook waren opgeslagen. Verbeurdverklaring van die computer en toebehoren is dan ook passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 23, 24, 24c, 33, 33a, 57 en 137c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Het hierna als zodanig te melden inbeslaggenomen voorwerpen, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurdverklaard en is daarvoor vatbaar aangezien het bewezengeachte met behulp van die voorwerpen is begaan of voorbereid.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 900,00 (negenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 (achttien) dagen.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt daarbij de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Computer Kl: wit Apple IMAC QT2082MELF4;
- 1.00 STK Harddisk Kl: zilver LaCie 777301221397 (2884452);
- 1.00 STK Harddisk Kl: zilver LaCie 452710416 (28884454);
- 2.00 STK niet te definiëren goed Kl: zwart LaCie voeding (2884461).
Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. M. Gonggrijp-van Mourik en mr. M. Jurgens, in tegenwoordigheid van mr. A. Sahin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 november 2009.