Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Eiser is als van oplichting beticht persoon onderwerp van aandacht geweest in programma TrosOpgelicht?! Gedaagde sub 2 is gedupeerde en schrijft daarover op verschillende webfora. Eiser vordert jegens de Tros en gedupeerde veroordeling tot het verwijderen van negatieve berichten en uitlatingen, alsmede rectificatie. Eiser is in strafzaak grotendeels vrijgesproken van oplichting, OM is in beroep gegaan. Belangenafweging in het licht van vrijheid van meningsuiting en 6:162 BW. Op grond van beschikbare feiten wordt geoordeeld dat gedaagden een gerechtvaardigd belang hebben om het publiek te waarschuwen voor de praktijken van eiser, ook indien deze daardoor in een negatief daglicht komt te staan en ook indien deze praktijken (vooralsnog) niet hebben geleid tot een strafrechtelijke veroordeling.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht, voorzieningenrechter

zaaknummer / rolnummer: 435439 / KG ZA 09-1726 SR/JS

Vonnis in kort geding van 24 september 2009

in de zaak van

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser bij dagvaarding van 13 augustus 2009,

advocaat mr. W.J. Tielemans te Amsterdam,

tegen

1. de vereniging

TROS,

gevestigd te Hilversum,

gedaagde,

advocaat mr. R. Klöters te Amsterdam,

2. [gedaagde sub 2],

wonende te [woonplaats],

gedaagde,

verschenen in persoon.

Eiser wordt hierna [eiser] genoemd. Gedaagden worden afzonderlijk Tros en [gedaagde sub 2] genoemd, en gezamenlijk aangeduid als Tros c.s.

1. De procedure

Ter terechtzitting van 10 september 2009 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat hij de vorderingen ten aanzien van de bij die dagvaarding eveneens gedagvaarde [persoon 1] (hierna: [persoon 1]) heeft ingetrokken. Tros c.s. heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Zowel [eiser] als Tros hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. [gedaagde sub 2] heeft een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Ter zitting zijn verschenen [eiser], bijgestaan door mr. Tielemans, voor Tros zijn verschenen mr. Van Tricht, hoofd juridische zaken, en mr. Klöters en [gedaagde sub 2] is verschenen in persoon.

2. De feiten

2.1. [eiser] was enig aandeelhouder van [C]. (hierna: [C]). [C] is bestuurder en enig aandeelhouder van Can Find B.V. (hierna: Can Find), Fine Care Advies B.V. (hierna: Fine Care), Coin Care Incasso B.V. (hierna: Coin Care Incasso) en IT Creators B.V.

2.2. Tros is een publieke omroepvereniging die onder ander het programma Tros Opgelicht?! uitzendt. In dat programma worden ter waarschuwing van het publiek aan de hand van klachten van burgers misstanden aan de kaak gesteld.

2.3. Tros is houder van de website www.trosopgelicht.nl, waarop onder andere het “dossier [eiser]” voorkomt, en van de webfora http://forum.opgelicht.nl en http://forum.www.trosradar.nl, welke fora in het bijzonder openstaan voor personen die willen reageren op onderwerpen die aan de orde zijn gesteld in een van de uitzendingen van Tros Opgelicht?!

2.4. [persoon 1] was boekhouder bij Fine Care. Op enig moment zijn [persoon 1] en [eiser] overeengekomen dat [persoon 1] aandelen in een of meer bedrijven van [eiser] zou kopen voor een bedrag van € 50.000,00. [persoon 1] heeft een gedeelte van (circa) € 20.000,00 van de koopsom aan [eiser] voldaan.

2.5. [gedaagde sub 2] exploiteert een bloemenkiosk. In maart 2005 heeft zij met Fine Care een overeenkomst gesloten, op grond waarvan Fine Care de belastingaangiften voor de onderneming van [gedaagde sub 2] zou verzorgen voor de jaren 2002, 2003 en 2004. Voor deze diensten heeft [gedaagde sub 2] in totaal € 10.377,95 bij vooruitbetaling voldaan. Fine Care heeft alleen de aangifte voor het jaar 2002 verzorgd.

2.6. Can Find is failliet gegaan op 6 juli 2005. [C] en Fine Care zijn gefailleerd op 24 augustus 2005. Coin Care Incasso is gefailleerd op 10 augustus 2005. [eiser] is op 17 mei 2006 failliet gegaan.

2.7. Tros heeft op 25 september 2007 in een uitzending van het programma Tros Opgelicht?! aandacht besteed aan de handel en wandel van [eiser] en zijn failliete bedrijven. Onder anderen [gedaagde sub 2] heeft in deze televisie-uitzending haar negatieve ervaringen met [eiser] in de openbaarheid gebracht. [eiser] heeft, hoewel daartoe door Tros uitgenodigd, in deze uitzending niet op de beschuldigingen gereageerd.

2.8. Een aanzienlijk aantal personen, waaronder [gedaagde sub 2], heeft aangifte gedaan tegen [eiser], hetgeen erin heeft geresulteerd dat het openbaar ministerie hem een groot aantal strafbare feiten ten laste heeft gelegd.

2.9. Op 18 februari 2009 heeft de rechtbank ’s-Gravenhage vonnis gewezen in de strafzaak tegen [eiser] (hierna: het vonnis van 18 februari 2009). [eiser] is voor één van de ten laste gelegde feiten veroordeeld. Het openbaar ministerie heeft tegen het vonnis van 18 februari 2009 hoger beroep aangetekend.

2.10. Het vonnis van 18 februari 2009 bevat onder andere de volgende passages:

“(...) Het verwijt dat verdachte wordt gemaakt, komt erop neer dat hij de aangevers (...) heeft opgelicht door hen in strijd met de waarheid te doen voorkomen dat hun boekhouding zou worden verzorgd en dat hij genoemde aangevers aldus heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen. Hiervoor moet komen vast te staan dat verdachte ten tijde van het maken van de afspraken het oogmerk had om deze aangevers - kort gezegd - op te lichten. Dat van dat oogmerk sprake is geweest, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in de uit het onderzoek naar voren gekomen feiten en omstandigheden. (...) Het kan zijn dat het dossier aanwijzingen biedt op basis waarvan de aangevers goede gronden hebben om verdachte civielrechtelijk het verwijt te maken dat de afgesproken werkzaamheden niet volledig of naar behoren zijn uitgevoerd en dat daarbij in aanzienlijke mate is gefactureerd. Dit brengt echter niet zonder meer mee dat verdachte met zijn handelwijze ook in strafrechtelijke zin onoorbaar heeft gehandeld, te weten het met een vooropgezet plan gelden afhandig willen maken. Nu de rechtbank daarvoor onvoldoende bewijs aanwezig acht, zal zij verdachte van dit feit vrijspreken.

(....)

De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 27 juni 2007 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eenmaal eerder op 29 december 2005 door het Gerechtshof te 's-Gravenhage is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uur subsidiair 30 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken ter zake van valsheid in geschrift. Van deze voorwaardelijke gevangenisstraf liep verdachte nog in een proeftijd, die eindigde op 13 januari 2008. De officier van justitie heeft hiervan niet de tenuitvoerlegging gevorderd. Op 19 april 2007 is verdachte door de economische politierechter tot een geldboete van € 8.000,= veroordeeld ter zake van overtredingen van milieudelicten en horecabesluiten. (...) ”

2.11. Op verschillende webfora heeft [gedaagde sub 2] berichten geplaatst die betrekking hebben op [eiser] (hierna: de uitlatingen). Zo heeft zij op 18 maart 2008 op forum.www.trosradar.nl. onder andere het volgende bericht geplaatst:

“Zal nog geen namen noemen maar dat gaat wel gebeuren. Tevens is dit hele gebeuren een nasleep van dat wij zijn opgelicht door een boekhouder en waarvan de rechtszaak dit jaar gaat starten en waarin ook de ABN AMRO een hele grote rol speelt, waardoor wij met Tros Opgelicht afgelopen sept 2007 mee op TV zijn geweest zie uitzending gemist op 25 september [eiser] (...)”

2.12. Op [F] heeft zij onder andere geschreven:

Op 3 april 2009:

“Bij die toenmalige vriendin heeft hij ook een schuld achter gelaten van EUR 200.000,- en ook zij draait op voor die schuld, zo doet hij dat bij iedereen. Ben blij voor u dat de schade mee viel maar eigenlijk maakt het niet uit wat voor schade iedereen heeft het blijft klote dat hij dit heeft gedaan en nog steeds doet hij houdt niet op daarmee en zal ongetwijfeld nog meer slachtoffers maken.”

Op 9 april 2009:

“En ook dit is weer het gevolg van wat [eiser]. te [woonplaats] mij heeft aangedaan, dus zou nu maar eens ophouden met je eigen zielig te vinden en iedere keer weer te beklagen bij een advocaat of wat dan ook, want jij bent echt niet zielig door jou toedoen [eiser]. te [woonplaats] zijn er meerdere mensen die problemen hebben met wat dan ook. Denk dat ik ook maar naar een advocaat toe ga en ga vragen of hij jou kan laten opsluiten voor wat jij iedereen aandoet.”

Op 10 april 2009:

“Wederom vandaag weer te horen gekregen (...) dat ik zijn naam hier gewoon neer kan zetten. Dat is nou eenmaal het risico dat je loopt als je mensen bedondert en oplicht.”

2.13. [gedaagde sub 2] heeft op 24 september 2009 op forum.opgelicht.nl voor zover hier van belang geschreven:

“Hoe leg je zo’n beslissing uit aan je kinderen die nu vragen mam jij kan toch ook oplichting doen dan ben je ook geholpen want dat mag in Nederland, ja daar gaat je goede opvoeding van respect en normen en waarden die je ze probeert bij te brengen. (...) zou er bijna een nieuwe lesmethode bij de scholen mee gaan aanbieden voor opleiding tot oplichter en om mensen de grond in te stampen en kapot te maken.”

2.14. [persoon 1] heeft de door haar gedane negatieve uitlatingen jegens [eiser] van de verschillende webfora doen verwijderen.

3. Het geschil

3.1. [eiser] vordert, samengevat:

1. Tros te gelasten om alle (negatieve) berichten over [eiser] van haar diverse websites te verwijderen en verwijderd te houden alsmede alle (negatieve) berichten van derden over [eiser] te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom;

2. Tros te gelasten om een rectificatie op de website www.opgelicht.nl te plaatsen op straffe van een dwangsom;

3. [gedaagde sub 2] te gelasten om alle (negatieve) berichten over [eiser] van de diverse websites te verwijderen en verwijderd te houden, eveneens op straffe van een dwangsom.

3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen kort gezegd het volgende ten grondslag. Gedaagden handelen jegens [eiser] onrechtmatig door op internet berichten te plaatsen, onderscheidenlijk daartoe op webfora gelegenheid bieden, waarin [eiser] als oplichter en fraudeur wordt afgeschilderd en in zijn eer en goede naam wordt aangetast. [eiser] stelt dat hij door deze uitlatingen zowel inkomensschade als psychische schade als vermogensschade lijdt en heeft geleden. [eiser] stelt dat hij geen oplichter of fraudeur is, maar dat zijn ondernemingen alle failliet zijn gegaan omdat het slecht ging met de zaken. [eiser] stelt steeds te goeder trouw te hebben gehandeld. In de strafzaak is [eiser] van 10 van de 11 aanklachten vrijgesproken, zodat geconcludeerd mag worden dat er geen verdenking meer is dat [eiser] zich op grote schaal heeft beziggehouden met verduistering van geld of goederen van anderen, met oplichting of met valsheid in geschrifte. [eiser] is alleen veroordeeld voor het feit dat hij te laat de administratie van zijn failliete ondernemingen heeft overhandigd aan de curator. [eiser] stelt dat hij verder geen strafblad heeft en voordien nooit met justitie in aanraking is geweest. Tenslotte wijst [eiser] erop dat [persoon 1] door haar gedane negatieve uitlatingen over [eiser] heeft verwijderd.

3.3. Gedaagden voeren verweer. Zij beroepen zich in de eerste plaats op hun vrijheid van meningsuiting. De gewraakte uitlatingen zijn volgens hen niet onrechtmatig. Zij voeren daartoe aan, kort gezegd, dat [eiser] een groot aantal mensen financieel heeft gedupeerd. Zo heeft [eiser] verschillende personen overgehaald tot het aangaan van zakelijke transacties en tot het verrichten van (vooruit)betalingen. Volgens gedaagden kwam [eiser] zijn verplichtingen uit deze overeenkomsten niet na, gingen de ondernemingen - en uiteindelijk [eiser] in persoon - failliet en bleven de personen met wie [eiser] zaken deed met schulden achter. Zo heeft [gedaagde sub 2] aan Fine Care vooruitbetalingen verricht voor boekhoudkundige diensten, die [eiser] niet heeft geleverd. Bovendien hebben verschillende van deze personen leningen afgesloten, die, hoewel zij veelal wegens registratie bij het Bureau Krediet Registratie (BKR) te Tiel niet voor een lening in aanmerking kwamen, door bemiddeling van [eiser] toch bij ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN AMRO) daarvoor terecht konden. Van deze leningen werd dan steeds voldaan hetgeen zij verschuldigd waren uit hoofde van de met [eiser] gesloten overeenkomsten. Gedaagden stellen dat [eiser] door het vonnis van 18 februari 2009 niet van alle blaam is gezuiverd, alleen al niet nu het Openbaar Ministerie in hoger beroep is gegaan. Volgens gedaagden is de reden dat [eiser] slechts op één punt is veroordeeld vooral gelegen in de omstandigheid dat het Openbaar Ministerie onvoldoende heeft weten aan te tonen dat [eiser] met zijn bedrijven valt te vereenzelvigen. Zij wijzen erop dat [eiser] wel degelijk een strafblad heeft. Gedaagden stellen voorts dat de gewraakte uitlatingen inmiddels van de fora zijn verwijderd, zodat [eiser] alleen ten aanzien van het “dossier [eiser]” belang heeft bij zijn vorderingen. Tros stelt dat het dossier [eiser] een objectief beeld geeft van de gebeurtenissen rond de persoon van [eiser] en onder andere berichtgeving weergeeft die eerder in andere media over [eiser] is verschenen.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1. [gedaagde sub 2] heeft kort voor de zitting voldaan aan de sommatie van [eiser] om alle door haar gedane negatieve uitlatingen omtrent [eiser] van de webfora te verwijderen. Ter terechtzitting heeft [gedaagde sub 2] verklaard dat zij dit onder druk van dit kort geding heeft gedaan, maar dat zij inhoudelijk nog volledig achter deze uitlatingen staat. [gedaagde sub 2] heeft niet verklaard dat zij zich in de toekomst zal onthouden van het doen van dergelijke uitlatingen omtrent [eiser]. Onder deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat [eiser] belang houdt bij de door hem ingestelde vorderingen.

4.2. Toewijzing van de vordering tot het verwijderen van de uitlatingen zou een beperking inhouden van het in artikel 10 lid 1 EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de individuele vrijheden) neergelegde grondrecht van Tros c.s. op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt, indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake wanneer de uitlatingen van Tros c.s. onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW . Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Het belang van [eiser] is dat hij niet mag worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Het belang van Tros c.s. is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend of waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Welke van deze belangen de doorslag behoort te geven, hangt af van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. De mate waarin de beschuldiging steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal, is één van die omstandigheden.

4.3. Ten aanzien van dit feitenmateriaal heeft Tros c.s. gemotiveerd gesteld dat verschillende personen ernstig financieel zijn benadeeld door toedoen van [eiser], die, nu hij van alle hiervoor genoemde vennootschappen zowel directeur als (indirect) enig aandeelhouder was, feitelijk met deze vennootschappen valt te vereenzelvigen. Zo had [persoon 1] met [eiser] een overeenkomst gesloten om aandelen in Fine Care te kopen voor een bedrag van € 50.000,00. [persoon 1] beschikte niet over dit geld en kwam in beginsel niet in aanmerking voor een krediet wegens een registratie bij het BKR. Tros c.s. heeft onweersproken gesteld dat [persoon 1] niettemin, na bemiddeling door [eiser], € 20.000,00 heeft kunnen lenen bij ABN AMRO, welk bedrag [persoon 1] aan [eiser] heeft voldaan. [eiser] heeft de aandelen niet geleverd, naar hij stelt omdat was overeengekomen dat dit pas zou geschieden na volledige betaling van de koopprijs. [eiser] heeft geen enkele terugbetaling aan [persoon 1] verricht. In een civiele procedure werd een vordering tot terugbetaling op [C] toegewezen. Ook een door [persoon 1] ingestelde loonvordering jegens Fine Care werd toegewezen. [persoon 1] heeft geen enkele betaling ontvangen en zowel Fine Care als [C] zijn kort daarop failliet gegaan, waarmee de aandelen in Fine Care waardeloos zijn geworden. Deze gang van zaken is door [eiser] niet, althans niet voldoende gemotiveerd weersproken.

4.4. [gedaagde sub 2] heeft uit hoofde van de hiervoor onder 2.5 genoemde overeenkomst uit maart 2005 vorderingen op Fine Care. Voor het verzorgen van de belastingaangiften over de jaren 2002, 2003 en 2004 heeft [gedaagde sub 2] in totaal € 10.377,95 bij vooruitbetaling voldaan. Fine Care heeft alleen de belastingaangifte over 2002 verzorgd, maar het door [gedaagde sub 2] vooruitbetaalde bedrag heeft Fine Care niet gedeeltelijk terugbetaald, zoals [eiser] heeft erkend. [eiser] heeft ook erkend dat [gedaagde sub 2], die wegens een BKR registratie geen lening kon krijgen, door zijn bemiddeling bij ABN AMRO in totaal een krediet van € 40.000,00 heeft verkregen, dat onder andere is aangewend voor betaling van voornoemde € 10.377,95. [eiser] heeft in dit verband wel gesteld dat deze, door zijn bemiddeling tot stand gekomen lening, is aangewend ter delging van een belastingsschuld van [gedaagde sub 2], maar dit neemt niet weg dat [gedaagde sub 2] aanzienlijke bedragen heeft betaald ter uitvoering van werkzaamheden die niet hebben plaatsgevonden. Opgemerkt wordt dat uit de hiervoor onder 2.10 weergegeven passage uit het vonnis van 18 februari 2009 blijkt dat naast [gedaagde sub 2] ook anderen op gelijke gronden aangifte tegen [eiser] hebben gedaan.

4.5. Tros c.s. heeft verder onweersproken gesteld dat [eiser] met een aantal personen franchiseovereenkomsten heeft gesloten met betrekking tot Can Find en/of Coin Care. Zo ook een voormalig werkneemster van [eiser] en haar partner, die op grond van zo’n franchiseovereenkomst € 28.000,00 aan [eiser] dienen te voldoen. Ook voor hen bemiddelde [eiser] bij de ABN AMRO, waarna een krediet van € 20.000,00 ter beschikking werd gesteld. Met dit bedrag is de vordering van [eiser] uit hoofde van de franchiseovereenkomst betaald. Kort na het aangaan van de franchiseovereenkomsten zijn Can Find en Coin Care failliet verklaard, maar geen der franchisenemers heeft van de zijde van [eiser] enige vergoeding ontvangen ter compensatie van hun waardeloos geworden investeringen.

4.6. Tros c.s. heeft verder gesteld dat [eiser] met zijn bedrijf Can Find een project heeft opgezet, geheten Totaalhuis.nl, waarbij in de jaarbeurs te Utrecht een beurs voor de woonsector zou worden georganiseerd. Circa 40 potentiële standhouders hebben aan Can Find voorschotten betaald. De beurs is niet doorgegaan, maar aan geen van deze crediteuren is het voorschot terugbetaald. Ook deze stellingen zijn door [eiser] niet betwist.

4.7. Coin Care dreef een incassobureau en heeft circa € 80.000,00 voor haar klanten geïncasseerd. [eiser] heeft erkend dat Coin Care de geïncasseerde bedragen niet aan haar opdrachtgevers heeft doorbetaald. Ook na het faillissement van Coin Care zijn deze crediteuren (geheel of gedeeltelijk) onbetaald gebleven.

4.8. [eiser] heeft gesteld dat de uitlatingen van Tros c.s. onrechtmatig zijn, omdat deze feitelijk onjuist zijn, hetgeen volgens [eiser] louter volgt uit de omstandigheid dat hij door de strafrechter is vrijgesproken van 10 van de 11 feiten die hem ten laste zijn gelegd. Hij stelt derhalve niet meer te zijn verdacht van misdrijven als oplichting, fraude en valsheid in geschrift.

4.9. [eiser] wordt in dit betoog niet gevolgd. Daartoe wordt in de eerste plaats overwogen dat, zoals Tros c.s. terecht heeft aangevoerd, een strafrechtelijke veroordeling geen voorwaarde is om negatieve berichtgeving omtrent in dit geval [eiser] naar buiten te brengen. Voorts wordt overwogen dat het feit dat [eiser] niet voor oplichting en fraude is veroordeeld niet impliceert dat hem geen ernstig laakbaar handelen kan worden verweten, nog daargelaten dat het Openbaar Ministerie tegen het vonnis van 18 februari 2009 hoger beroep heeft aangetekend. [eiser] heeft de stellingen van Tros c.s. dienaangaande niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Uit de hiervoor onder 2.10 weergegeven passage uit het vonnis van 18 februari 2009 blijkt bovendien dat [eiser] werd vrijgesproken ten aanzien van oplichting van onder anderen [gedaagde sub 2], kort gezegd, omdat onvoldoende bewezen werd geacht dat hij bij het aangaan van die overeenkomst ook het oogmerk had [gedaagde sub 2] op te lichten, maar dat het dossier mogelijkerwijze wel aanleiding geeft tot het maken van civielrechtelijke verwijten. Nu Tros c.s. dergelijk verwijten maakt en onderbouwt met nadere feiten en omstandigheden had het op de weg van [eiser] gelegen om aannemelijk te maken dat deze verwijten onterecht zijn, bijvoorbeeld door aannemelijk te maken dat het ontstaan van deze schulden hem niet toe te rekenen valt en dat hij naar vermogen heeft getracht te voorkomen dat anderen benadeeld zouden worden. [eiser] heeft dit echter nagelaten.

4.10. [eiser] heeft ter ondersteuning van zijn stelling dat hij bij zijn zakelijke activiteiten volkomen te goeder trouw is geweest nog wel aangevoerd dat hij geen strafblad heeft en nooit eerder met justitie in aanraking is geweest. Gelet op de tweede onder 2.10 weergegeven passage uit het vonnis van 18 februari 2009 berust deze bewering niet op waarheid, zodat hieraan voorbij zal worden gegaan.

4.11. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen wordt voorshands geconcludeerd dat de beschuldigingen van Tros c.s. voldoende steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. De ernst van de feiten is gelegen in de aard daarvan en in de weerslag die deze hebben op degenen die door de praktijken van [eiser] zijn gedupeerd en daardoor veelal niet alleen financieel aanzienlijk nadeel hebben geleden, maar ook in het sociale leven, psychisch en fysiek de negatieve gevolgen daarvan ervaren. Derhalve heeft Tros c.s. een gerechtvaardigd belang om het publiek te waarschuwen voor de praktijken van [eiser], ook indien dat met zich brengt dat [eiser] in een negatief daglicht komt te staan en ook indien deze praktijken (vooralsnog) niet hebben geleid tot een strafrechtelijke veroordeling van [eiser]. Derhalve kan niet geoordeeld worden dat [gedaagde sub 2] en Tros met het plaatsen respectievelijk toelaten van de gewraakte uitlatingen onrechtmatig jegens [eiser] handelen of hebben gehandeld. In het bijzonder kan niet worden geoordeeld dat de door [gedaagde sub 2] (en anderen) gebruikte termen als ‘opgelicht’ en ‘bedonderd’ in het geval van [eiser] onrechtmatig zijn. Deze termen geven in het dagelijks spraakgebruik dat op webfora wordt gehanteerd op adequate wijze weer hoe [gedaagde sub 2], en anderen die in een gelijke positie verkeerden, aankijken tegen de wijze waarop zij door [eiser] zijn behandeld.

4.12. Tenslotte heeft [eiser] nog aangevoerd dat [persoon 1] inmiddels alle uitlatingen heeft verwijderd, hetgeen reden was om de vorderingen jegens haar in te trekken. Voor Zover [eiser] daarmee heeft bedoeld te stellen dat [persoon 1] de onrechtmatigheid van deze uitlatingen heeft erkend wordt dat betoog verworpen. Daargelaten dat een dergelijke erkenning door [persoon 1] geen betrekking heeft op de eventuele (on)rechtmatigheid van het gedrag van Tros c.s., heeft Tros c.s. voldoende aannemelijk gemaakt dat [persoon 1] slechts heeft voldaan aan de sommaties van de advocaat van [eiser] om die uitlatingen te verwijderen, omdat zij geestelijk noch lichamelijk in staat was de druk van een rechtzaak te weerstaan. Aannemelijk is ook dat het onder deze zelfde druk was dat [persoon 1] een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten met voor haar uitzonderlijk vergaande verplichtingen. Hoewel dat voorshands niet mogelijk lijkt heeft [persoon 1] in deze vaststellingsovereenkomst niet alleen zichzelf maar ook anderen gebonden.

4.13. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [eiser] niet voor toewijzing in aanmerking komen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde sub 2] begroot op:

€ 262,00 aan vastrecht;

en aan de zijde van Tros begroot op:

€ 262,00 aan vastrecht

€ 816,00 aan salaris advocaat

€ 1.078,00 totaal.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. weigert de gevraagde voorzieningen;

5.2. veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [gedaagde sub 2] begroot op € 262,00 en aan de zijde van Tros begroot op € 1.078,00;

5.3. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.J.M. Saelman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2009.?


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature