Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:

Inhoudsindicatie:

Reclamevergunning. Redelijke eisen van welstand. Beleid.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht

procedurenummers: AWB 09/926 en 09/927

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 juni 2009 op grond van artikel 8:84 en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

Honk- en softbalvereniging Drachten Diamonds, gevestigd te Drachten, verzoekster,

vertegenwoordiger: W. Eilering, voorzitter,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland,

verweerder,

gemachtigde: mr. J. Jukema-Teertstra, werkzaam bij de gemeente Smallingerland.

Procesverloop

Bij brief van 3 april 2009 heeft verweerder verzoekster mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Algemene Plaatselijke Verordening Smallingerland 2005 (hierna: de APV).

Verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep is bekend onder procedurenummer 09/926. Tevens heeft verzoekster zich bij brief van 15 mei 2009 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om met toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is geregistreerd onder procedurenummer 09/927.

Het verzoek is ter zitting behandeld op 18 juni 2009. Namens verzoekster is verschenen haar voorzitter, W. Eilering. Namens verweerder is voornoemde gemachtigde verschenen.

Motivering

Inleidende overwegingen

1.1 Ingevolge van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

1.2 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoekster te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.

1.3 Indien, zoals in het onderhavige geval, het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan terwijl beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit het geval. De voorzieningenrechter zal daarom onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.

Feiten

2.1 Bij besluit van 28 november 2008 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een vergunning voor het aanbrengen van reclame op de achterzijde van een scorebord afgewezen op de grond dat de aangevraagde reclame niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

2.2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het besluit van 28 november 2008 ongegrond verklaard en dit besluit gehandhaafd.

Beoordeling van het geschil

3.1 Ingevolge artikel 4.4.2, eerste lid, van de APV is het verboden zonder vergunning van het college op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm ook, die vanaf de weg zichtbaar is. Ingevolge het derde lid kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Ter invulling van dit criterium heeft de raad van de gemeente Smallingerland de welstandsnota vastgesteld. Daarnaast hanteert verweerder bij de beoordeling van aanvragen voor reclamevergunningen het beleid neergelegd in de notitie "buitenreclame" van april 1994 (hierna: de notitie buitenreclame).

3.2 Volgens hoofdstuk 2.1 van de welstandsnota (algemene welstandsaspecten) mag van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Volgens de gebiedgerichte criteria voor sport, recreatie en begraafplaatsen (onderdeel 26) is het welstandsbeleid met betrekking tot sportvoorzieningen gericht op het beheer van de bestaande situatie en is voor sportvoorzieningen een regulier ambitieniveau van kracht. Voor reclame-uitingen wordt verwezen naar de sneltoetscriteria.

3.3 Volgens paragraaf 2.5 van de notitie buitenreclame (reclame en ruimtelijke kwaliteit) moet uitgangspunt zijn dat de plaatsing van reclame niet onverwacht is, maar begrijpelijk overkomt en aansluit bij de sfeer en het karakter van de openbare ruimte. Reclame wordt met name daar verwacht waar veel publiek is of passeert en de omgeving aanleiding geeft, bijvoorbeeld door bebouwing (bedrijven, winkels) of op een kruispunt met verkeersborden, stoplichten en richtingaanwijzers. Volgens paragraaf 3.8 van de notitie (reclame op sportvelden) is uitbreiding van de reclamefaciliteiten voor sportvelden ongewenst omdat de grond niet van de gemeente wordt gehuurd om naar buiten gerichte reclame aan te brengen en deze vorm van reclame ook afwijkt van het voorgestelde beleid ten aanzien van de regulering van reclame op openbaar gebied (zie 3.1). Het beleid houdt in dat aan gebruikers van sportvelden geen medewerking wordt verleend voor het plaatsen van naar "buiten" gerichte reclame, anders dan vermelding van de naam en hoofdsponsor ter plaatse van de entree. Volgens paragraaf 3.1 van de notitie (bill-boards of andere zelfstandige reclame-objecten) kan een bill-board niet willekeurig geplaatst worden, omdat het een behoorlijk ruimtelijk object is. Daarom is aansluiting gezocht bij de ruimtelijke structuur van Drachten en wordt op elf knooppunten en zes grotere parkeerterreinen het plaatsen van bill-boards of vergelijkbare reclame-objecten acceptabel geacht.

3.4 Verweerder heeft zijn standpunt dat de reclame in strijd is met redelijke eisen van welstand in de eerste plaats gebaseerd op een tweetal adviezen van de welstandscommissie Hûs & Hiem van respectievelijk 12 november 2008 en 18 februari 2008. Hûs & Hiem heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan, getoetst aan de welstandsnota, niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Daartoe heeft zij overwogen dat het scorebord op het veld gericht is en op het spel dat daar plaatsvindt en dat daarom het op de achterzijde van het scorebord aanbrengen van op de snelweg gerichte reclame in tegenspraak is met het gebruik en de hieraan verbonden plaats van het scorebord. In de tweede plaats heeft Hûs & Hiem overwogen dat het zich met reclame richten op de snelweg en het ten zuiden gelegen buitengebied vanaf die zijde een onverklaarbare verschijning oplevert, omdat er geen relatie is tussen de reclame en een gebouw, een activiteit of een functie, gelet op het feit dat het sportterrein vanaf de snelweg niet beleefbaar is.

3.5.1 De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid heeft kunnen baseren op de adviezen van Hûs & Hiem. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.

3.5.2 Zoals hiervoor onder 3.2 is overwogen gelden met betrekking tot sportvoorzieningen de gebiedgerichte criteria voor sport, recreatie en begraafplaatsen (onderdeel 26) en wordt daarin voor reclame-uitingen verwezen naar de sneltoetscriteria. In het bestreden besluit heeft verweerder betoogt dat deze sneltoetscriteria (nog) niet bestaan en dat Hûs & Hiem daarom terecht heeft teruggegrepen op de algemene welstandscriteria. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de raad van de gemeente Smallingerland in september 2009 een nieuwe beleidsnota met betrekking tot reclame zal vaststellen en dat deze nota zowel dient ter vervanging van de notitie van april 1994 als ter uitwerking van de sneltoetscriteria. De voorzieningenrechter is met verweerder van oordeel dat zolang de bedoelde sneltoetscriteria niet bestaan, voor zover mogelijk dient te worden teruggevallen op de algemene criteria. In dit geval acht de voorzieningenrechter de algemene criteria voldoende concreet om daarop terug te kunnen vallen.

3.5.3 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter behoefde verweerder in het advies van architect A.J. de Vries van 5 maart 2009 geen aanleiding te zien om van het advies van Hûs & Hiem af te wijken. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat De Vries in zijn advies met name is ingegaan op de welstandsaspecten van (de plaatsing van) het scorebord op zich, dat hij slechts kort is ingegaan op het aanbrengen een naamsaanduiding op de achterzijde van het scorebord en dat hij in het geheel niet is ingegaan op het aanbrengen van reclame op de achterzijde van het scorebord.

3.5.4 Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat het advies van Hûs & Hiem onjuist is, omdat haar sportvelden vanaf de snelweg wel beleefbaar zijn. In dat kader overweegt de voorzieningenrechter dat de ter zitting namens eiseres overgelegde foto's het door verweerder overgenomen standpunt van Hûs & Hiem, dat de velden vanaf de snelweg niet of nauwelijks zichtbaar zijn, bevestigen. Op deze foto's is te zien dat achter de begroeiing langs de snelweg slechts enkele lichtmasten en niet herkenbare gebouwen zichtbaar zijn. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat de zichtbaarheid (en daarmee de beleefbaarheid) van de sportvelden niet wordt vergroot wanneer de reclame wordt gewijzigd overeenkomstig het voorstel van eiseres, inhoudende dat de naam van de sponsor wordt verkleind en de tekst "baseball en softball" wordt toegevoegd.

3.5.5 De voorzieningenrechter volgt eiseres niet in haar stelling dat de aanvraag ingevolge artikel 12a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Woningwet slechts had mogen worden geweigerd in geval van ernstige mate van strijd met redelijke eisen van welstand. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat artikel 12a, eerste lid, van de Woningwet in dit geval niet van toepassing is, omdat de door middel van een sticker aan te brengen reclame geen bouwwerk in de zin van de Woningwet is.

3.5.6 Anders dan eiseres meent, kan van toepassing van de in de welstandsnota opgenomen hardheidsclausule geen sprake zijn. Deze clausule dient om in uitzonderlijke gevallen vergunningverlening in strijd met redelijke eisen van welstand mogelijk te maken en daarvan is in dit geval geen sprake.

3.6 Verweerder heeft zijn standpunt dat de reclame in strijd is met redelijke eisen van welstand in de tweede plaats gebaseerd op de notitie buitenreclame. Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze notitie (mede) is opgesteld met het oog op redelijke eisen van welstand en daarom betrokken kan worden bij de beoordeling van een aanvraag voor een reclamevergunning. De voorzieningenrechter acht het in de notitie neergelegde beleid, zoals dat hiervoor onder 3.3 is beschreven, redelijk en is van oordeel dat verweerder de aanvraag voor een reclamevergunning op basis van dat beleid heeft kunnen afwijzen nu de reclame niet wordt geplaatst bij de entree van de sportvelden en niet slechts de naam van de hoofdsponsor betreft.

3.7 Eiseres heeft aangevoerd dat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat verweerder de reclame op de gevel van tenniscentrum Veneboer wel toestaat. Verweerder heeft in reactie daarop verklaard dat deze reclame kort geleden is aangebracht, dat daarvoor geen reclamevergunning is verleend en dat hij met betrekking tot die reclame nog geen handhavingsverzoek heeft ontvangen. Voorts heeft verweerder verklaard dat hij op dit moment bezig is te inventariseren in welke gevallen handhaving van het reclameverbod wenselijk is en dat na het vaststellen van de nieuwe beleidsnota in september 2009 mogelijk ook handhavend zal worden opgetreden tegen tenniscentrum Veneboer. Bovendien betreft dit volgens verweerder geen vergelijkbaar geval, omdat de reclame is aangebracht op een gevel en niet op een bord en omdat de reclame niet is gericht op de snelweg. Gelet op hetgeen verweerder naar voren heeft gebracht, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel.

3.8 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat geen aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Proceskosten

4. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter:

- verklaart het beroep (met procedurenummer 09/926) ongegrond;

- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (met procedurenummer 09/927) af.

Aldus gegeven door mr. E. de Witt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2009.

w.g. F.F. van Emst

w.g. E. de Witt

Rechtsmiddel

Tegen de uitspraak in het verzoek om een voorlopige voorziening met procedurenummer 09/927 kan geen rechtsmiddel worden aangewend.

Tegen de uitspraak in de hoofdzaak met registratienummer 09/926 staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in artikel 6:13 in samenhang met 6:24 van de Awb .

Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:

de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Postbus 20019

2500 EA Den Haag

In het beroepschrift vermeldt u dan waarom u de uitspraak niet juist vindt.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature