Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Rechter bepaalt in kort geding dat, in afwachting van de verdere behandeling van de zaak, de vader [naam] terug moet brengen naar de moeder.

Uitspraak



RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 185267 / KG ZA 09-330

Vonnis in kort geding van 29 mei 2009

in de zaak van

[eiseres]

wonende te Ede,

eiseres,

advocaat mr. H.P. Scheer,

tegen

[gedaagde],

wonende te Pennsylvania, Verenigde Staten van Amerika

gedaagde,

niet verschenen.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding d.d. 28 mei 2008;

- de mondelinge behandeling op 29 mei 2009, alwaar aanwezig was de advocaat van de moeder mr. H.P. Scheer.

1.2. Ten slotte is tussenvonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. Partijen zijn met elkaar gehuwd op 27 februari 2000 in de Verenigde Staten van Amerika, hierna te noemen de Verenigde Staten.

2.2. Uit het huwelijk van partijen is in de Verenigde Staten op 13 juni 2001 geboren de

minderjarige:

[minderjarige].

2.3. In 2002 hebben partijen hun samenwoning beëindigd en heeft de moeder samen met de minderjarige met toestemming van de vader de Verenigde Staten verlaten.

De moeder en de minderjarige wonen, eveneens met toestemming van de vader, sinds mei 2003 onafgebroken in Ede, Nederland.

2.4. Het huwelijk van partijen is op 25 september 2007 ontbonden.

2.5. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.

2.6. De moeder heeft de Oekraïense nationaliteit. De vader is op 10 augustus 2006 genaturaliseerd tot Amerikaans staatsburger, daarvóór had hij de Nederlandse nationaliteit. De minderjarige heeft sinds 10 augustus 2006 haar Nederlandse nationaliteit verloren en zij heeft sindsdien alleen nog de Amerikaanse nationaliteit, alsmede de Oekraïense.

3. Het geschil

De moeder vordert - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad,

1. de gedaagde te veroordelen om terstond na de betekening van het in deze te wijzen vonnis, de minderjarige aan de moeder af te geven of te doen afgeven;

2. de moeder te machtigen om, indien de vader in gebreke blijft aan het onder 1 gevorderde te voldoen, met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van het onder 1 gevorderde te bewerkstelligen;

3. gedaagde te verbieden, terstond na betekening van het in deze te wijzen vonnis, zich te bevinden in de gemeente Ede;

4. gedaagde te verbieden, terstond na betekening van het in deze te wijzen vonnis, persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen met de moeder;

5. gedaagde te verbieden, terstond na betekening van het in deze te wijzen vonnis, persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen met de minderjarige [minderjarige];

6. alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- ineens en

€ 1.000,- voor iedere dag dat gedaagde met het nakomen van het te wijzen vonnis in gebreke blijft ten aanzien van één van de vorderingen;

7. gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding.

4. De beoordeling

4.1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van de moeder. Zij heeft haar standpunt ter zitting toegelicht.

4.2. De vader heeft een bekende woonplaats in de Verenigde Staten. Nederland en de Verenigde Staten zijn beide partij bij het Haags Betekeningsverdrag 1965 (nader te noemen HBetV). Krachtens dit verdrag kan de voorzieningenrechter in kort geding 'in spoedeisende gevallen' op grond van artikel 15 lid 3 van het HBetV tegen een in het buitenland woonachtige gedaagde voorlopige of conservatoire maatregelen nemen zonder dat hoeft te blijken dat aan de voorwaarden van artikel 15 lid 1 van het HBetV is voldaan. Uit jurisprudentie (LJN BB7192) volgt wel dat met inachtneming van de vereiste spoed zoveel mogelijk , overeenkomstig de doelstelling van het verdrag, gewaarborgd moet zijn dat een uitgebracht exploot degene voor wie het is bestemd daadwerkelijk bereikt en - indien het om een dagvaarding gaat - zo tijdig dat deze nog de mogelijkheid heeft verweer te voeren.

De vader is niet ter zitting verschenen, noch aldaar vertegenwoordigd. Aangezien niet kan worden vastgesteld dat de dagvaarding de vader zo tijdig heeft bereikt dat hij de mogelijkheid heeft gehad om verweer te voeren, dient de zaak dan ook te worden aangehouden.

De voorzieningenrechter benadrukt dat voor de rechtsgeldigheid van de betekening aan de vader van belang is dat er alsnog een Engelstalige versie wordt opgesteld van het betekeningsexploot en eventueel bijgaande producties en dat een afschrift hiervan aan de vader per aangetekende post wordt toegezonden.`

De voorzieningenrechter is evenwel van oordeel dat, zoals hierna overwogen, gelet op het zeer spoedeisende karakter van de zaak en de zwaarwegende belangen van de minderjarige en haar moeder, voor de duur van de aanhouding, het treffen van een voorlopige maatregel thans per direct geboden is. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de belangen van de vader om zich te verweren voldoende zijn gewaarborgd door de aanhouding van de zaak, waardoor de vader alsnog in de gelegenheid wordt gesteld om verweer te kunnen voeren.

4.3. Voldoende is komen vast te staan dat de vader de minderjarige op woensdag 27 mei 2009 zonder toestemming van de moeder heeft meegenomen en heeft overgebracht naar het buitenland. Ter zitting is gebleken dat de vader aan de onderzoeksleider van het onderzoeksteam van de politie zelf hedenochtend telefonisch heeft meegedeeld dat hij de minderjarige heeft meegenomen naar het buitenland. Voorts heeft de raadsvrouw van de moeder op 27 mei 2009 telefonisch contact gehad met de raadsman van de vader in de bodemprocedure. Hij heeft haar medegedeeld dat hij van de vader vernomen heeft dat deze de minderjarige heeft meegenomen voor een korte vakantie. Ook heeft de politie aan de moeder en haar raadsvrouw medegedeeld dat getuigen verklaard hebben de vader bij het meenemen van de minderjarige te hebben herkend.

4.4. Thans dient beoordeeld te worden of de vader gerechtigd was de minderjarige mee te nemen.

Op 28 februari 2008 heeft de moeder bij de rechtbank te Arnhem een verzoek ingediend om alleen met het ouderlijk gezag te worden belast en de vader het recht op omgang met de minderjarige te ontzeggen. Op 23 mei 2008, heeft de vader in de Verenigde Staten bij The Court of Common Pleas of Lehigh County, Pennsylvania, een verzoek ingediend om hem alleen met het gezag over de minderjarige te belasten.

Bij tussenbeschikking van deze rechtbank van 20 februari 2009 is de zaak aangehouden in afwachting van de uitspraak in de Verenigde Staten. Tegen deze tussenbeschikking is op 19 mei 2009 hoger beroep ingesteld. Op 20 mei 2009 heeft de Amerikaanse rechter uitspraak gedaan. In deze uitspraak is, naar de voorzieningenrechter begrijpt, ondermeer bepaald dat het eenhoofdig gezag aan de vader wordt toegewezen, de verblijfplaats van de minderjarige bij de vader wordt vastgesteld en de moeder recht heeft op een omgangsregeling door ouders in onderling overleg vast te stellen. Voorts is bepaald dat de vader zonder toestemming van de moeder een paspoort voor de minderjarige kan verkrijgen, de minderjarige, zonder verdere rechterlijke tussenkomst met behulp van de sterke arm, waar dan ook ter wereld mag ophalen en mag meenemen naar Pennsylvania en dat hij bevoegd is om de minderjarige op haar school of enige andere locatie op te halen.

De voorzieningenrechter stelt vast dat er geen verdrag is, waarbij zowel Nederland als de Verenigde Staten partij zijn, op basis waarvan zonder rechterlijke tussenkomst erkenning en tenuitvoerlegging van dit vonnis volgt.

Dit betekent dat er, zolang er geen rechterlijke uitspraak in Nederland is gedaan ten aanzien van de erkenning en de eventuele tenuitvoerlegging van dit vonnis, naar Nederlands recht nog steeds sprake is van gezamenlijk gezag. Nu de vader buiten toestemming van de moeder de minderjarige heeft meegenomen, heeft de vader, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, onrechtmatig gehandeld.

4.5. Gelet op vorenstaande conclusie is de voorzieningenrechter van oordeel dat de onder 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5 en 3.6 genoemde voorlopige voorzieningen voor de duur van de aanhouding voor toewijzing vatbaar zijn. Met dien verstande dat het onder 3.4 genoemde punt slechts deels kan worden toegewezen aangezien ouders naar Nederlands recht nog altijd gezamenlijk belast zijn met het gezag en uit dien hoofde in staat dienen te zijn te communiceren omtrent belangrijke zaken aangaande de minderjarige. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat schriftelijke communicatie tussen ouders mogelijk dient te blijven, waarbij de restrictie geldt dat deze betrekking heeft op een adequate gezagsuitoefening. De voorzieningenrechter zal om die reden het contactverbod slechts beperken tot een persoonlijk en telefonisch contact.

Met betrekking tot het onder 3.5 genoemde punt overweegt de voorzieningenrechter dat het contact tussen de vader en de minderjarige voorlopig, voor de duur van de aanhouding, geschorst dient te worden. De omstandigheden waaronder de minderjarige is meegenomen zijn ingrijpend geweest. Om die reden is het voor de minderjarige van groot belang om nu tot rust te komen en niet verder betrokken te worden in de strijd tussen ouders. In het kader van de rust en stabiliteit en om herhaling van de onrechtmatige medeneming te voorkomen, acht de voorzieningenrechter de gevraagde voorziening noodzakelijk.

Ten aanzien van de onder 3.3 gevraagde voorziening, overweegt de voorzieningenrechter dat een gebiedsverbod, gezien bovenstaande, in het belang van de minderjarige en de moeder wordt geacht en geen disproportionele inbreuk vormt op de privacy van de vader, nu hij in de Verenigde Staten woonachtig is.

Aangezien het hier een tussenvonnis betreft, komt de voorzieningenrechter thans niet toe aan de beoordeling van de vordering tot veroordeling van de vader in de kosten van het geding.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. houdt, in afwachting van de betekening van de dagvaarding aan de vader, de beslissing aan tot een nader te bepalen zittingsdatum;

5.2. treft voor de duur van deze aanhouding de navolgende voorlopige voorzieningen:

- veroordeelt de vader om terstond na de betekening van het in deze te wijzen vonnis, de minderjarige aan de moeder af te geven of te doen afgeven;

- machtigt de moeder om indien de vader in gebreke blijft aan het onder 1 gevorderde te voldoen, met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van het onder 1 gevorderde te bewerkstelligen;

- verbiedt de vader, terstond na betekening van het in deze te wijzen vonnis, zich te bevinden in de gemeente Ede;

- verbiedt de vader, terstond na betekening van het in deze te wijzen vonnis, persoonlijk of telefonisch contact op te nemen met de moeder;

- verbiedt de vader, terstond na betekening van het in deze te wijzen vonnis, persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen met de minderjarige [minderjarige];

- alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat gedaagde met het nakomen van het te wijzen vonnis in gebreke blijft ten aanzien van één of meer van de vorderingen;

5.3. verklaart de onder 5.2 genoemde voorzieningen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. J. Barrau en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.C.C. van den Bosch op 29 mei 2009.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature