Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Gebruik van hotel Het Witte Huis te Soest als Tijdelijke Noodvoorziening Vreemdelingen (TNV). Restauranthouder verzoekt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest (verweerder) om ten aanzien van dit gebruik handhavend op te treden. Verweerder wijst dit verzoek af omdat geen sprake zou zijn van strijdig gebruik. Volgens verweerder valt het gebruik als TNV onder het gebruik als horecabedrijf. De voorzieningenrechter volgt verweerder hierin niet. Van een recreatief verblijf van de vreemdelingen in het hotel is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Hierin wordt echter geen aanleiding gezien om een voorziening te treffen. Wat verzoekster met het verzoek beoogt, te weten het staken van het gebruik van het hotel als TNV, is een te ingrijpende maatregel in het kader van een voorlopig oordeel. Het verzoek wordt dus afgewezen.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector bestuursrecht

zaaknummers: SBR 09/867

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 april 2009

inzake

restaurant Het Witte Huis,

gevestigd te Soest,

verzoekster,

tegen

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest,

verweerder.

Inleiding

1.1 Het verzoek heeft betrekking op het besluit van verweerder van 24 maart 2009, waarbij verweerder het verzoek om handhavend op te treden inzake het gebruik van hotel Het Witte Huis door het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA) ten behoeve van een Tijdelijke Noodvoorziening Vreemdelingen (TNV), heeft afgewezen.

1.2 Het verzoek is op 7 april 2009 gevoegd met de zaak SBR 09/944 ter zitting behandeld, waar namens verzoekster is verschenen M.G.M. Beenen, bijgestaan door mr. D. van Loon, advocaat te Soest. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K.C.P. Haagen en mr. S.F. Supusepa, beide werkzaam bij de gemeente Soest.

Namens het COA zijn mr. A. Tardjopawiro en H. Habiboellah ter zitting verschenen. Hotel Het Witte Huis heeft zich laten vertegenwoordigen door [bedrijf A], in de persoon van de heer [X], bijgestaan door mr. S.J. Nauta, advcoaat te Barendrecht.

Overwegingen

2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.

2.3 Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het COA met de exploitant van hotel Het Witte Huis, [bedrijf A], een overeenkomst heeft gesloten. Dit contract heeft een looptijd van twee jaar met een optie tot verlenging. Volgens de overeenkomst huurt het COA de kamers van het hotel en verwerft zij hierbij het recht om aan te wijzen wie er als gasten in het hotel verblijven. Het COA zal het hotel gebruiken als een TNV. In een TNV worden potentiële asielzoekers opgevangen. De vreemdelingen verblijven drie tot zes weken in de TNV in afwachting van hun interview bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. In het hotel worden tweehonderd vreemdelingen opgevangen. Er zijn 69 kamers in het hotel aanwezig en er zullen drie tot vier bewoners per kamer worden ondergebracht. Het COA zorgt voor bed, bad en brood. Wat dit laatste betreft krijgen de bewoners kant-en-klaar maaltijden die zij kunnen opwarmen in de magnetron. Het COA-personeel is tot 17.00 uur aanwezig. Bij de receptie is 24 uur per dag een receptionist en een beveiliger aanwezig.

2.4 Verzoekster heeft verweerder verzocht aan hotel Het Witte Huis en het COA preventief een last onder dwangsom op te leggen in verband met de intentie van het COA het hotel te gaan gebruiken voor de opvang van vreemdelingen. Naar de mening van verzoekster is het gebruik van het hotel als een TNV in strijd met het bestemmingsplan. Bij besluit van 24 maart 2009 heeft verweerder afwijzend op dit verzoek beslist.

2.5 Vervolgens heeft verzoekster de voorzieningenrechter gevraagd het besluit te schorsen althans een zodanige voorziening te treffen dat het gebruik van het perceel ten behoeve van de opvang van asielzoekers niet kan worden gestart totdat op het bezwaar is beslist. Ter onderbouwing van haar spoedeisend belang heeft verzoekster gesteld dat zij door het gebruik van het hotel als TNV met een aanzienlijke omzetderving te maken zal krijgen, omdat de in het hotel verblijvende vreemdelingen geen gebruik van het restaurant zullen maken.

2.6 Ingevolge het ter plaatse vigerende bestemmingsplan “Landelijk gebied 1994” rust op het perceel de bestemming “Recreatieve doeleinden I”, nader aangeduid “Horeca”. In artikel 10 (doeleindenomschrijving) van de planvoorschriften is bepaald dat de op de plankaart voor recreatieve doeleinden I aangewezen gronden bestemd zijn voor verblijfsrecreatie. Voor zover de gronden zijn aangeduid met als nadere bestemming “Horeca”, is primair de regeling in artikel 25 van de voorschriften van toepassing.

In artikel 25, eerste lid, van de planvoorschriften is bepaald dat de op de plankaart met “horeca” aangeduide gronden zijn bestemd voor een horecabedrijf met de daarbij behorende groen- en parkeervoorzieningen, één en ander met dien verstande dat de aanwezige landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden, zoals aangegeven op de natuur- en landschapskaart in acht worden genomen.

Onder “horecabedrijf” wordt in de planvoorschriften verstaan: een bedrijf, dat (nagenoeg) volledig is gericht op het al dan niet verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

Ingevolge artikel 36, eerste lid, van de planvoorschriften is het verboden de in het bestemmingsplan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een andere wijze of voor enig ander doel dan overeenkomstig de bestemming van de betrokken gronden en bouwwerken.

In het vijfde lid van dit artikel is bepaald dat burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod, indien strikte toepassing hiervan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

2.7 Het geschil spitst zich toe op de vraag of het gebruik van het hotel als TNV aangemerkt kan worden als gebruik conform de begripsbepaling “horecabedrijf” in het bestemmingsplan. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het gebruik van het hotel als tijdelijke noodvoorziening voor vreemdelingen in overeenstemming is met het bestemmingsplan, gelet op de in dat plan opgenomen begripsomschrijving. Naar de mening van verweerder zijn er voldoende overeenkomsten tussen het gebruik van het hotel door het COA en de klassieke hotelfunctie. Zo biedt de exploitant van het hotel, niet zijnde het COA, de vreemdelingen een nachtverblijf aan, zullen de vreemdelingen ter plaatse hun voedsel en drank nuttigen, hebben de gasten bewegingvrijheid, en blijft het personeel van het hotel in het hotel werken.

2.8 De voorzieningenrechter volgt verweerders standpunt vooralsnog niet en overweegt daartoe dat de bestemmingsplanvoorschriften in onderlinge samenhang moeten worden bezien en dat ook de in artikel 10 van de planvoorschriften opgenomen doeleindenomschrijving in dit verband van belang is. Hoewel aan verweerder kan worden toegegeven dat het gebruik van het hotel als TNV, zoals in overweging 2.7 is weergegeven, wel enige kenmerken gemeen heeft met het klassieke hotelbedrijf, is niet in geschil dat met de TNV tijdelijke opvang/huisvesting van vreemdelingen is beoogd. Van een recreatief verblijf van de vreemdelingen in het hotel is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Dientengevolge mist de functie van de TNV een belangrijk raakvlak met de klassieke hotelfunctie. Op grond daarvan kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter op voorhand niet worden gezegd dat het gebruik van het hotel als TNV verenigbaar is met de in het bestemmingsplan opgenomen bestemming “Horeca” in onderlinge samenhang bezien met de bestemming “Recreatieve doeleinden”. Verweerder zal in het besluit op bezwaar zijn standpunt dat geen sprake is van strijdig gebruik in het licht van het vorenstaande nader dienen te motiveren.

2.9 De voorzieningenrechter ziet in het vorenstaande echter geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het bij wege van voorlopige voorziening schorsen van het in geding zijnde besluit beantwoordt niet aan hetgeen verzoekster met deze procedure beoogt. Met een dergelijke schorsing is het gebruik van het hotel als een TNV immers nog niet gestaakt. Dit resultaat wordt slechts bereikt indien de voorzieningenrechter, vooruitlopend op de te nemen beslissing op bezwaar over het bestreden besluit, verweerder opdraagt het gebruik te doen staken totdan op het bezwaar is beslist. Dit acht de voorzieningenrechter een te ingrijpende maatregel in het kader van een voorlopig oordeel over het bestreden besluit. De voorzieningenrechter overweegt dat de bevoegdheid om (eventueel) handhavend op te treden bij verweerder berust. Dat in beginsel van die bevoegdheid gebruik dient te worden gemaakt als een illegale situatie is geconstateerd, neemt niet weg dat vóór een besluit daartoe wordt genomen eerst alle betrokken belangen moeten worden afgewogen en dat in bijzondere omstandigheden kan worden afgezien van handhavend optreden. Het nemen van zo’n besluit ligt niet op de weg van de bestuursrechter.

2.10 Gelet op het voorgaande wordt geen aanleiding gezien tot het treffen van een voorlopige voorziening. Gezien de belangen van verzoekster, merkt de voorzieningenrechter op dat het thans op de weg van verweerder ligt binnen afzienbare tijd op het bezwaar van verzoekster te beslissen.

2.11 De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:

wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.J. Overdijk en in het openbaar uitgesproken op

20 april 2009.

De griffier: De voorzieningenrechter:

mr. V.N. Sluiter mr. D.A.J. Overdijk

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Ingevolge artikel 37, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wet op de Raad van State staat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature