Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 400682 / CV EXPL 08-12274
datum uitspraak: 11 maart 2009
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Intrum Justitia Nederland B.V.
te ‘s-Gravenhage
eisende partij
hierna te noemen Intrum Justitia
gemachtigde Van Arkel gerechtsdeurwaarders Leiden
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. B. Wernik
De procedure
Intrum Justitia heeft [gedaagde] gedagvaard op 29 september 2008. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 3 december 2008 een comparitie van partijen gelast, welke heeft plaatsgevonden op 23 januari 2009 en waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt van hetgeen partijen verder naar voren hebben gebracht. Intrum Justitia heeft voorafgaand aan de comparitie enkele producties aan de kantonrechter en de wederpartij toegezonden. Vonnis is bepaald op heden.
De feiten
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist het volgende vast:
- In mei 2007 is [gedaagde] een overeenkomst aangegaan voor twee jaar met Orange Nederland N.V., hierna te noemen Orange Nederland, met betrekking tot het verlenen van diensten door Orange Nederland op het gebied van telecommunicatie.
- De door [gedaagde] afgenomen diensten worden door Orange Nederland maandelijks aan [gedaagde] gefactureerd, waarbij de factuur gesplitst is in abonnementskosten en gesprekskosten.
- Op 6 september 2007, 4 december 2007, 10 januari 2008, 12 februari 2008 en 8 maart 2008 heeft Orange Nederland aan [gedaagde] facturen verzonden tot een totaalbedrag van €385,01. Deze facturen heeft [gedaagde] onbetaald gelaten.
- Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Orange Nederland van toepassing.
- Orange Nederland heeft de vordering gecedeerd aan Intrum Justitia.
De vordering
Intrum Justitia vordert (samengevat) veroordeling van [gedaagde] tot betaling van €474,11, bestaande uit €385,01 aan hoofdsom, €14,10 aan wettelijke rente tot en met 22 september 2008 en €75,00 aan buitengerechtelijke kosten op grond van de vaststaande feiten en het volgende.
Door de wanbetaling van [gedaagde] heeft Intrum Justitia buitengerechtelijke kosten moeten maken, die krachtens de op de overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden voor rekening dienen te komen van [gedaagde]. Eveneens op grond van deze voorwaarden is [gedaagde] de wettelijke rente verschuldigd.
Het verweer
[gedaagde] betwist de vordering. Voor zover van belang zal hierop onder de beoordeling van het geschil worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
Voor zover [gedaagde] zich heeft beroepen op dwaling bij de totstandkoming van de overeenkomst, overweegt de kantonrechter dat hierop niet behoeft te worden ingegaan, nu [gedaagde] daaraan geen rechtsgevolg aan verbindt.
[gedaagde] vordert immers geen vernietiging van de overeenkomst.
De kantonrechter heeft ter zitting vastgesteld dat partijen begin juni 2007 hebben afgesproken, dat [gedaagde] zijn mobiele telefoon – die volgens Intrum Justitia een waarde vertegenwoordigde van €300,00 – retour zou zenden aan Orange Nederland. Na ontvangst van de telefoon door Intrum Justitia zou de overeenkomst worden ontbonden en zou er geen eindfacturering plaatsvinden.
De vraag die partijen thans verdeeld houdt is of [gedaagde] de telefoon inderdaad heeft teruggezonden.
[gedaagde] heeft ter zitting verklaard de mobiele telefoon per gewone post te hebben verstuurd. Vast staat dat in de algemene voorwaarden van Orange Nederland niet vermeld is dat retourzendingen bij aangetekende post dienen te geschieden.
Volgens de wet rust op de verzender van een poststuk de bewijslast dat een verzending door de geadresseerde is ontvangen. In dit geval echter overweegt de kantonrechter dat van Orange Nederland, een groot en professioneel bedrijf, verwacht mag worden dat – indien zij zich wil beroepen op deze regelgeving - zij in haar algemene voorwaarden expliciet moet opnemen dat retourzendingen dienen te geschieden bij aangetekende post. Nu dit niet als zodanig is opgenomen, ontneemt zij hierdoor aan een verzender de mogelijkheid om bewijs te kunnen leveren van een retourzending.
De kantonrechter acht het overigens aannemelijk dat [gedaagde], zoals hij stelt, de mobiele telefoon per gewone post heeft verzonden om hogere kosten - die verzending van een aangetekend stuk nu eenmaal met zich brengt - te voorkomen.
In het licht van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het risico van verzending in dit geval bij Orange Nederland ligt. De overeenkomst was derhalve rechtsgeldig ontbonden na verzending van de mobiele telefoon door [gedaagde] in juni 2007. Dit brengt met zich dat Intrum Justitia gehouden is aan haar toezegging dat bij ontbinding van de overeenkomst er geen eindfacturatie zal plaatsvinden.
De vordering van Intrum Justitia zal derhalve worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van Intrum Justitia omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
Beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt Intrum Justitia tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag worden begroot op €120,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.