Uitspraak
RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.605884-08
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 20 februari 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 6 februari 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Dekens, advocaat te Odoorn.
De officier van justitie mr. J. Hoekman, acht hetgeen onder 1 primair en onder 2 aan de verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij op of omstreeks 29 april 2008 in de gemeente Emmen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen
- wrijven en/of woelen door het (hoofd-)haar en/of
- betasten en/of strelen van de oren en/of de wenkbrauwen en/of de lippen, althans het gezicht van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het (na een smoes) opnieuw aanbellen bij de (voor)deur en/of het openduwen van de (voor)deur en/of het opdringen in de richting van die [slachtoffer] en/of het onverhoeds vastpakken van het hoofd van die [slachtoffer];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 29 april 2008 in de gemeente Emmen [slachtoffer] heeft bedreigd met verkrachting en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- (na een smoes) opnieuw aangebeld bij de (voor)deur en/of de (voor)deur opengeduwd en/of zich opgedrongen in de richting van die [slachtoffer] en/of
- onverhoeds het hoofd van die [slachtoffer] vast gepakt en/of
- gewreven en/of gewoeld door het (hoofd-)haar en/of
- de oren en/of de wenkbrauwen en/of de lippen, althans het gezicht van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 29 april 2008 in de gemeente Emmen, [slachtoffer], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft verdachte
- (na een smoes) opnieuw aangebeld bij de (voor)deur en/of de (voor)deur opengeduwd en/of zich opgedrongen in de richting van die [slachtoffer] en/of
- onverhoeds het hoofd van die [slachtoffer] vast gepakt en/of
- gewreven en/of gewoeld door het (hoofd-)haar en/of
- de oren en/of de wenkbrauwen en/of de lippen, althans het gezicht van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld;
2. hij op of omstreeks 29 april 2008 in de gemeente Emmen wederrechtelijk is binnengedrongen danwel wederrechtelijk vertoevende in een woning gelegen aan de [adres] en in gebruik bij [slachtoffer], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
Vrijspraak
De verdachte dient van het hem in de dagvaarding onder 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig bewezen acht, nu de verdachte ontkent en er slechts sprake is van de verklaring van aangeefster.
Bewijsmiddelen
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 29 april 2008 in de gemeente Emmen, door feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het meermalen
- wrijven en woelen door het hoofdhaar en
- betasten van de oren en de wenkbrauwen en de lippen van die [slachtoffer]
en bestaande die feitelijkheden uit het na een smoes opnieuw aanbellen bij de voordeur en het openduwen van de voordeur en het opdringen in de richting van die [slachtoffer] en het onverhoeds vastpakken van het hoofd van die [slachtoffer];
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het onder 1 primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Nadere bewijsoverweging
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de door de verdachte gebezigde handelingen kunnen worden omschreven als ontuchtige handelingen. Ontuchtige handelingen zijn gedragingen van seksuele aard die in strijd zijn met de heersende sociaal-ethische norm. De door de verdachte gebezigde handelingen zijn in strijd met de heersende sociaal-ethische norm en naar de mening van de rechtbank bovendien aan te merken als gedragingen van seksuele aard.
Verdachte gaat immers een woning binnen om het haar van een vrouw aan te raken, omdat naar verdachtes eigen verklaring hem dat een kick geeft. Bovendien verklaart hij dat hij de drang voelt om "modellen te doen".
De psycholoog Warnaar, die de verdachte heeft onderzocht, concludeert dat er bij de verdachte sprake is van een parafilie. Parafilie is een verzamelnaam voor de groep seksuele gedragingen of fantasieën die over het algemeen als afwijkend van de heersende norm wordt beschouwd.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid,
strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht;
Strafbaarheid
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch rapport d.d. 25 januari 2009, opgemaakt door drs. A. Warnaar, forensisch- en klinisch psycholoog/psychotherapeut en vast gerechtelijk deskundige. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie:
Verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een parafilie Niet Anders Omschreven en een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van zwakbegaafdheid en een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en schizoïde trekken. Het alcoholmisbruik lijkt in remissie.
Deze stoornissen bestonden ook ten tijde van het tenlastegelegde en ver daarvoor en deze beïnvloedden zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde.
Verdachte kent een langdurige en parafile drang tot "kappen" die hij echter ook, tenminste tot op zekere hoogte, kan weerstaan als hij dat wil. Hoewel de drang chronisch aanwezig is, kan die vermoedelijk wel toenemen dan wel de rem erop verminderen. In hoeverre de drang precies doorwerkte in het ten laste gelegde blijft onduidelijk, omdat verdachte erg weinig introspectief is en hier geen zicht op lijkt te hebben.
Als verdachte de drang zou hebben willen weerstaan, dan kan hij dat minder dan de gemiddelde Nederlander door de aanwezigheid en kracht van de parafilie c.q. de ziekelijke stoornis. Ten gevolge van zijn zwakbegaafdheid en persoonlijkheidsstoornis is bovendien de rem minder krachtig op het uitleven van de parafilie. Daarnaast spelen tijdelijke factoren als stress en dergelijke wellicht een rol. Hoewel doorwerking van één en ander dus niet precies na te gaan is, schat de psycholoog in dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is, indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusies van de psycholoog en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder het feit is begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon
van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman van de verdachte;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 23 januari 2009, waaruit blijkt dat de verdachte bij herhaling ter zake van misdrijven is veroordeeld, laatstelijk op 23 juni 2008.
De officier van justitie heeft voor de onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde feiten een voorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, en met de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, hetgeen mede een behandeling bij de A.F.P.N. zal inhouden. Voorts vorderde hij het verrichten van een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
De raadsman heeft primair gepleit voor vrijspraak voor de tenlastegelegde feiten en subsidiair, indien de rechtbank deels of geheel tot een bewezenverklaring zal komen tot het opleggen van een lagere werkstraf en een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf. In dat laatste geval is verdachte naar de mening van de raadsman gebaat bij het opleggen van de bijzondere voorwaarden zoals die door de officier van justitie worden gevorderd, hoewel hij de daaraan te verbinden proeftijd voor de duur van 3 jaren aan de te lange kant vindt.
De straf die de rechtbank zal opleggen, is lager dan de officier van justitie heeft geëist. Een wezenlijke factor in dit verband is het feit dat de officier van justitie blijkens zijn requisitoir is uitgegaan van de bewezenverklaring van de beide tenlastegelegde feiten, terwijl de rechtbank het tweede tenlastegelegde feit niet bewezen acht.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij een woning is binnengegaan, nadat hij constateerde dat het slachtoffer alleen thuis was, en vervolgens op onverantwoorde wijze zijn lusten heeft botgevierd op dit slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat het hier een ernstige feit betreft waarbij verdachte door zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, alsook gelet op het feit dat in deze zaak artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, van oordeel dat in dit geval passend is het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal een bijzondere voorwaarde worden gekoppeld, inhoudende dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en/of aanwijzingen van Reclassering Nederland, hetgeen mede kan inhouden meewerken aan begeleiding en behandeling door de AFPN.
De rechtbank acht dit aangewezen gezien de inhoud van het rapport van de psycholoog, waaruit blijkt dat hulpverlening voor verdachte geïndiceerd is.
De proeftijd wordt bepaald op 2 jaren.
Daarnaast acht de rechtbank het verrichten van een werkstraf voor de duur van 180 uren passend.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 63 van het Wetboek van Strafrecht .
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tevens tot een taakstraf bestaande uit 180 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, met bevel dat voor het geval deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Assen, zolang de reclasseringsinstelling zulks nodig oordeelt, welke voorschriften en aanwijzingen mede kunnen inhouden dat verdachte zich doet begeleiden of behandelen door de A.F.P.N., met opdracht aan de reclasseringsinstelling ingevolge artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.L.M.J. Rooijakkers, voorzitter, en mr. H. de Wit en mr. C.M.M. Oostdam, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 20 februari 2009.