Uitspraak
08/3215 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
U I T S P R A A K
tot vervallenverklaring van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Raad van 31 juli 2008, nummer 08/3215 WWB, in de hoofdzaak in het geding tussen:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmeloord (hierna: College)
Datum uitspraak: 27 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Bij brief van 3 september 2008 heeft appellante zich tot de voorzieningenrechter van de Raad gewend met het verzoek om de met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht in hoger beroep gewezen uitspraak in het geding tussen partijen met registratienummer 08/3215 WWB te vernietigen.
De voorzieningenrechter heeft hierin aanleiding gezien partijen bij brieven van 11 en 18 november 2008 in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk (nader) uit te laten over dit verzoek. Het College heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
II. MOTIVERING
1. Bij brief van 30 oktober 2008 heeft appellante haar in rubriek I omschreven verzoek onder meer als volgt nader toegelicht:
“(…) ik meende bij het doorlezen van de kennisgevings-/c.q. uitnodigingsbrief dd 1juli 2008 er écht van te mogen uitgaan dat ik ter zitting van de hoofdzaakbehandeling althans een kans had om met getuige te verschijnen en op die zitting nog zwaarwegende andere gronden te kunnen aanvoeren, hetgeen mij een van uw medewerksters mij telefonisch bevestigde kort nadat ik deze telefonische informatie ontving dezelfde dag nog van de kennisgevings-/c.q. uitnodigingsbrief dd 1juli 2008. (…)De kans om met getuige ter zitting mbt de hoofdzaak werd mij geheel ontnomen door de Rechtspraak op die manier.”
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat de mededeling van de griffier in de aan appellante gezonden kennisgeving van 1 juli 2008 onjuist is, voor zover daarin is opgenomen dat de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak alleen gebruikt kan worden indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven. Het geding betreft immers geen zaak waarin het procesrecht voor beroep in eerste en enige aanleg bij de Raad van toepassing is, maar het procesrecht voor hoger beroep in een zaak betreffende de toepassing van de Wet werk en bijstand, waarin de voorzieningenrechter van de Raad ook zonder toestemming van partijen die bevoegdheid kan hanteren indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak.
3. Het was voor appellante niet kenbaar dat de haar vanwege de Raad in de kennisgeving ter zake van de mogelijkheid tot kortsluiting verstrekte informatie niet juist was. Op grond van de haar door de griffier gegeven informatie mocht zij veronderstellen dat zij, na haar mededeling van 20 juli 2008 dat zij niet ter zitting van de voorzieningenrechter zou verschijnen, nog een afzonderlijke behandeling van de hoofdzaak tegemoet kon zien en in dat kader haar hoger beroep nog nader kon adstrueren. Nu die mogelijkheid haar is onthouden, is zij wezenlijk in haar processuele mogelijkheden geschaad.
4. De voorzieningenrechter ziet, gelet op het vorenstaande, aanleiding om het verzoek van appellante in te willigen. Na de vervallenverklaring zal de behandeling van het hoger beroep worden hervat.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart de uitspraak in de hoofdzaak van 31 juli 2008, nummer 08/3215 WWB, vervallen.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 november 2008.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) M. Pijper.
IJ