Uitspraak
RECHTBANK ’S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/889014-06
Uitspraakdatum: 19 april 2007
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 april 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 december 2006. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 5 april 2007 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht (bijlage 1). Met inachtneming van deze wijziging is aan verdachte tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 12 mei 1999 tot en met 12 maart 2006,
althans in de periode van 7 maart 2006 tot en met 12 maart 2006, in elk geval
op 12 maart 2006 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een schilderij (te weten "De Geknotte
Berkenboom" van Vincent Van Gogh) heeft/hebben verworven en/of voorhanden
heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten
tijde van het verwerven en/of het voorhanden hebben en/of het overdragen wist(en) dat het een
door misdrijf verkregen goed betrof;
(artikel 416 juncto 47 Wetboek van Strafrecht )
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank primair verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren wegens het in strijd handelen met de beginselen van goede procesorde, omdat verdachte is uitgelokt tot het plegen van strafbare feiten die hij anders niet van plan was te plegen. Subsidiair heeft de raadsman vanwege voornoemde reden de rechtbank verzocht te komen tot bewijsuitsluiting. Uiterst subsidiair is verzocht om met die omstandigheid rekening te houden bij een eventuele strafoplegging.
De rechtbank verwerpt het verweer dat verdachte door de pseudokoop is uitgelokt tot de overdracht en verkoop van het schilderij. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Het initiatief tot de terugkoop van het schilderij aan Van Lanschot Bankiers is genomen door verdachte zelf. Hij heeft contact gezocht met een vertrouwenspersoon, de heer [naam vertrouwenspersoon], en heeft zich in het door [naam vertrouwenspersoon] gearrangeerde gesprek met vertegenwoordigers van de bank op 7 maart 2006 gepresenteerd als degene die tegen betaling kon zorgen voor overdracht van het schilderij. Tijdens dat gesprek met de bank - dus nog voordat de politie werd ingeschakeld - heeft hij het schilderij te koop aangeboden voor hetzelfde bedrag (€ 80.000,--) als uiteindelijk aan hem is betaald bij de overdracht op 12 maart 2006.
De rechtbank is niet gebleken dat verdachte heeft besloten over te gaan tot de pseudokoop vanwege een beloning die hem door de pseudokoper in het vooruitzicht was gesteld.
Op 10 maart 2006 heeft verdachte een eerste ontmoeting gehad met de pseudokoper. Daarbij heeft verdachte aangekaart of hij een beloning kon verwachten. De pseudokoper heeft hierover het volgende verklaard: [verdachte] vroeg hoe hoog zijn beloning zou zijn. Ik zei tegen hem dat het eventueel te betalen bedrag van 80.000 euro inclusief zijn beloning was en dat hij dit verder zou moeten regelen met diegenen aan wie hij het geld zou moeten geven. [verdachte] zei dat hij daar wel uit zou komen, omdat die mensen al hadden aangegeven mogelijk te veel te vragen (p. 42). Verdachte heeft bevestigd dat hem bij die eerste ontmoeting geen toezeggingen zijn gedaan: [pseudokoper] zei dat ik het tipgeld zelf maar moest regelen van die 80.000 euro (p. 196).
Dat was voor verdachte geen reden om van de overdracht af te zien. Integendeel, toen medeverdachte [medeverdachte] diezelfde dag en de volgende dag aangaf te willen stoppen omdat hij het vanwege mogelijke observatie door de politie niet meer vertrouwde, was het verdachte die hem overhaalde door
te gaan.
Tijdens een telefonisch overleg vlak voor de overdracht heeft de pseudokoper verdachte meegedeeld dat er “mogelijk een beloning” voor hem inzat. Uit niets blijkt dat juist deze opmerking, die geen concrete toezegging inhield, verdachte over de streep heeft getrokken. Pas na de overdracht heeft de pseudokoper verdachte meegedeeld dat hij hem de volgende dag wilde ontmoeten, “omdat ik dan zou weten of hij een beloning zou krijgen en hoeveel” (p. 62). Dat die mededeling voor verdachte op dat moment “min of meer als een verrassing kwam” (p. 199) geeft te meer aan, dat verdachte niet ertoe is gebracht het schilderij over te dragen omdat de pseudokoper een concrete toezegging had gedaan over een beloning.
Op grond van de voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verdachte door het optreden van de pseudokoper niet is gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds vóór het inzetten van de pseudokoper was gericht.
Gelet hierop ziet de rechtbank geen gronden om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn ook voor het overige geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet de rechtbank evenmin gronden voor bewijsuitsluiting of strafvermindering.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
op 12 maart 2006 te 's-Hertogenbosch een schilderij (te weten "De Geknotte Berkenboom" van Vincent Van Gogh) heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen terwijl hij
ten tijde van het verwerven en het voorhanden hebben en het overdragen wist dat het een
door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 416.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
-een geldboete van EUR 5.000,= subsidiair 100 dagen hechtenis;
-een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van voorarrest met een proeftijd van
2 jaar;
-teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen computer.
De op te leggen straffen.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte is er niet voor teruggeschrokken om een nationaal erfgoed van aanzienlijke waarde
uit puur winstbejag te verhandelen;
- verdachte heeft door zijn strafbare handelen bijgedragen aan het in stand houden van een
afzetmarkt van gestolen goed.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid:
- door verdachtes handelen is het schilderij van Van Gogh bij de oorspronkelijke bezitter terecht-
gekomen;
- verdachte heeft een goedlopend eigen bedrijf en kent geen problemen op leefgebieden.
Gelet op dit alles acht de rechtbank een werkstraf van na te melden duur op zijn plaats.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Teruggave beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed (bijlage 2: beslaglijst).
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
opzetheling, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
*Werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig
artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te
verrichten arbeid.
*Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Teruggave inbeslaggenomen goederen aan verdachte, te weten: een computer.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. van Dellen, voorzitter,
mr. M.E. Bartels en mr. P.A. Buijs, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier
en is uitgesproken op 19 april