Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Publicatie van een foto van een huis in een reclamebrochure.

Uitspraak



Uitspraak: 22 maart 2007

Rolnr. 06/592

Rolnr. rb. 05/26758

Het Gerechtshof ’s-Gravenhage, kamer MC-5, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van:

FORTIS BANK (NEDERLAND) N.V.,

gevestigd te Rotterdam,

appellante,

hierna ook te noemen: Fortis,

procureur: mr P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,

advocaat: mr R.E. van Schaik (Amsterdam),

t e g e n:

1. [geïntimeerde 1],

wonende te [woonplaats],

2. [geïntimeerde 2],

wonende te [woonplaats],

3. [geïntimeerde 3],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerden,

hierna ook te noemen: [geïntimeerden c.s.],

procureur: mr H.J.A. Knijff,

advocaat: mr J.H.C. van den Akker (Utrecht).

Het geding

Het hof verwijst dienaangaande naar zijn in deze zaak gewezen tussenarrest van 17 mei 2006, met dien verstande dat wordt toegevoegd dat het exploot van 28 maart 2006 is gevolgd door een herstelexploit van 1 mei 2006.

Nadat de bij dat tussenarrest bevolen comparitie van partijen had plaatsgevonden en een schikking tussen partijen niet tot stand was gekomen, heeft Fortis een memorie van grieven (met producties) genomen waarbij zij zeven grieven tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam, Sector Kanton, van 3 januari 2006 heeft aangevoerd. [Geïntimeerden c.s.] hebben bij memorie van antwoord (met producties) de grieven bestreden en hun eis gewijzigd als in die memorie is vermeld. Fortis heeft daarop een antwoordakte wijziging van eis genomen.

Partijen hebben daarna hun standpunten doen bepleiten door voornoemde advocaten aan de hand van pleitnotities, waarbij Fortis drie brochures heeft overgelegd en [geïntimeerden c.s.] een brochure.

Vervolgens hebben partijen hun processtukken overgelegd en arrest gevraagd.

Verdere beoordeling van het hoger beroep

1. Grief 1 is gericht tegen de vaststelling van de feiten in het vonnis waarvan beroep.

Met onderdeel 2 wordt betoogd dat de kantonrechter ten onrechte heeft vermeld dat Fortis één van de dia's (die waarop het Huis (hierna ook: de dienstwoning of de tuinbaaswoning) staat afgebeeld) heeft gebruikt voor haar brochures, terwijl volgens Fortis alle foto's in de brochures onder de overeenkomst met het stockbureau (hierna ook: [het stockbureau]) vallen. Dit betoog berust naar het oordeel van het hof op een verkeerde lezing van het vonnis. De kantonrechter heeft kennelijk bedoeld dat [het stockbureau] aan Fortis vele dia's ter beschikking heeft gesteld en dat één daarvan de dia/foto betreft waarop het Huis is afgebeeld. Dit onderdeel faalt derhalve.

Met onderdeel 3 wordt erover geklaagd dat de kantonrechter in het vonnis ten onrechte het doet voorkomen alsof het interview met [geïnterviewde] betrekking heeft op het Huis.

Dit onderdeel faalt, daar in het interview wordt gesproken over "het" huis en niet van “een” huis en bovendien in het interview slechts één huis is afgebeeld, namelijk het Huis.

Onderdeel 1 van de grief houdt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft nagelaten te vermelden dat het Huis vanaf de openbare weg vrij zichtbaar is. Nu dit op zichzelf niet wordt weersproken door [geïntimeerden c.s.], zal dit alsnog als vaststaand feit worden aangemerkt.

De grief kan overigens niet tot vernietiging van het vonnis leiden.

Nu de door de kantonrechter in het vonnis onder 2 weergegeven feiten voor het overige niet zijn bestreden, zal ook het hof - met inachtneming van het vorenstaande - van die feiten uitgaan.

2. In dit geding hebben [geïntimeerden c.s.] aanvankelijk gevorderd Fortis ter zake van schadevergoeding te veroordelen tot betaling aan hen van een bedrag van € 5.000,--, te vermeerderen met rente en kosten.

De kantonrechter heeft in het vonnis de vordering toegewezen.

De grieven 2 - 7 zijn gericht tegen de toewijzing door de kantonrechter van de gevorderde schadevergoeding en tegen de motivering daarvan.

3. [Geïntimeerden c.s.] hebben in hoger beroep hun eis gewijzigd in dier voege dat zij

ter zake van onrechtmatige daad thans vorderen, kort aangeduid:

a. Fortis te verbieden enige afbeelding met daarop de tuinbaaswoning van de buitenplaats '[naam buitenplaats]' op welke wijze dan ook, al dan niet via haar filialen, aan te bieden, in voorraad te hebben en/of te gebruiken in haar uitingen, op straffe van een dwangsom,

b. Fortis te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 25.000,- , vermeerderd met de wettelijke rente, ter zake van schadeloosstelling/schadevergoeding.

Fortis heeft bij antwoordakte bezwaren (deels inhoudelijk, deels van redactionele aard) aangevoerd tegen de eiswijziging. Nu Fortis evenwel niet heeft aangevoerd dat zij tegen de eiswijziging bezwaar heeft gemaakt op de grond dat de eiswijziging onredelijke bemoeilijking van de verdediging dan wel onredelijke vertraging van het geding meebrengt althans in strijd is met een goede procesorde, gaat het hof ervan uit dat deze niet in strijd is met een goede procesorde en zal het hof recht doen op basis van de gewijzigde eis.

4. [Geïntimeerden c.s.] stellen zich op het standpunt dat Fortis onrechtmatig heeft gehandeld en handelt door de dia/foto van het Huis te gebruiken en blijven gebruiken in commerciële uitingen zoals zij heeft gedaan en doet. Zij achten de wijze waarop Fortis de dia/foto in de gegeven omstandigheden gebruikt/exploiteert, onrechtmatig; het maken van de dia/foto op zichzelf wordt niet onrechtmatig geacht. [Geïntimeerden c.s.] hebben daartoe gesteld dat Fortis inbreuk maakt op hun eigendomsrecht met betrekking tot het Huis, inbreuk maakt op hun privacy en/of handelt in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt ten aanzien van eens anders persoon of goed.

5. Fortis betoogt in dit verband dat de ingevolge de met [het stockbureau] gesloten overeenkomst van 21 maart 2000 ter beschikking gestelde dia's (waaronder de ten processe bedoelde dia/foto) haar "rechtenvrij" zijn geleverd, hetgeen betrekking heeft niet alleen op de auteursrechten van de fotograaf (en andere rechthebbenden) op de dia's/foto's maar ook op alle andere rechten betreffende de dia's/foto's. Zij beroept zich daartoe op artikel A van de overeenkomst, voor zover inhoudende dat [het stockbureau] "verklaart dat zij gerechtigd is door de makers c.q. de exploitatiegerechtigden van de dia's om betreffende gebruiksrechten te verlenen aan Fortis Bank" en daarnaast op de vrijwaringsclausule van artikel F. Verder betoogt Fortis dat zij gelet op de werkwijze van stockbureau's in het algemeen, de contractuele relatie tussen haar (Fortis) en [het stockbureau] er redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat zij de dia/foto mocht publiceren op de wijze waarop zij dit heeft gedaan, zonder enige claim van derden behoeven te verwachten.

6. Naar het oordeel van het hof volgt noch uit de bewoordingen "de makers c.q. de exploitatiegerechtigden van de dia's" noch uit artikel F, al dan niet in samenhang met artikel A, dat daaronder mede worden verstaan de rechten van de eigenaars van de op de dia's/foto's afgebeelde objecten.

Ook al zou Fortis - volgens het hof ten onrechte - ervan zijn uitgegaan dat [het stockbureau] ervoor had gezorgd dat het gebruiksrecht vrij was van rechten van de maker (fotograaf), de exploitatierechthebbende (de auteursrechthebbende (ingeval van overdracht van het auteursrecht) dan wel de licentienemer) en andere rechthebbenden (zoals de eigenaars), dan moet het Fortis na ontvangst van de brief van 29 september 2004 en de brief van

3 maart 2005 (nogmaals verzonden op10 maart 2005) van [gemachtigde in eerste aanleg] duidelijk zijn geworden dat [het stockbureau] geen toestemming van de eigenaars had verkregen. In elk geval mocht Fortis vanaf de data van ontvangst van die brieven er redelijkerwijs niet (meer) op vertrouwen dat [het stockbureau] toestemming van de eigenaars had verkregen en zij daardoor de foto's/dia's mocht publiceren zoals zij heeft gedaan.

Derhalve faalt dit betoog.

7. Fortis voert verder aan, met een beroep op artikel 10 EVRM , dat zij in beginsel het recht heeft haar reclame- uitingen te presenteren op de wijze waarop zij dit wenselijk acht.

8. In beginsel komt Fortis op grond van artikel 10 lid 1 EVRM het recht toe om foto 's in reclame-uitingen op te nemen en te verspreiden. Ingevolge het tweede lid van artikel 10 EVRM kan het recht op informatievrijheid evenwel worden onderworpen aan beperkingen die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving nodig zijn ter bescherming van onder meer rechten van anderen. Die beperking moet beantwoorden aan een dringende maatschappelijke behoefte (“pressing social need”) en een gerechtvaardigd doel dienen (“proportionate to the legitimate aim pursued”), waartoe - rekening houdende met alle omstandigheden van het geval - een proportionaliteitstoets/ belangenafweging dient plaats te vinden en waarbij aan de nationale autoriteiten een zekere beleidsvrijheid

(“margin of appreciation”) is overgelaten.

9. [Geïntimeerden c.s.] betogen, met een beroep op artikel 5:1 BW, dat zij in het genot van hun eigendom (het Huis) worden gestoord en dat hun eigendomsrecht wordt aangetast door de handelwijze van Fortis, bestaande in het - zonder toestemming - op een commerciële, grootschalige wijze exploiteren van de dia/foto van het Huis.

10. In dit geval is gesteld noch gebleken dat er sprake is van handelingen van Fortis die de eigenaars verhinderen de zaak (het Huis) overeenkomstig hun recht te gebruiken of van (het verrichten van) handelingen waartoe de eigenaars met uitsluiting bevoegd zijn dan wel dat er sprake is van zaaksbeschadiging. De vraag of er sprake is van inbreuk op het eigendomsrecht van geïntimeerden op andere wijze dan door materiële aantasting (zoals door hinder wegens stank of ontneming van uitzicht) beantwoordt het hof ontkennend, nu daaromtrent onvoldoende is gesteld en daarvan evenmin is gebleken.

11. [Geïntimeerden c.s.] hebben ter onderbouwing van hun beroep op artikel 8 EVRM en hun beroep op onrechtmatige daad wegens strijd met de in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid de volgende feiten en omstandigheden gesteld:

a. De grote schaal waarop de dia/foto wordt gebruikt. "Wat betreft verspreiding, aantallen

en lange duur van het gebruik. Duizenden of tienduizenden folders. Wellicht jaarlijks honderduizenden (?) op internet."

b. Het prominente karakter van de afbeelding op de brochures.

c. De oneigenlijke context. Het Huis is geen koopwoning, is gedurende ongeveer 130 jaar

nooit verkocht en is ook nu niet bestemd voor verkoop. Het Huis is nimmer met belast

geweest met hypotheek in verband met financiering en er is ook geen zicht op

hypothecaire financiering.

d. De context (zoals bij de brochure ‘[brochure 1]) is ook oneigenlijk, omdat bij een

onder de Natuurschoonwet opengesteld landgoed, zoals '[naam buitenplaats]', andere aspecten (ook fiscaal) van belang zijn dan die welke bij een individuele huiseigenaar een rol spelen, terwijl de tekst niets bijdraagt tot "evocatie" van het landgoed.

e. Het - afgebeelde - Huis is ook vanaf de grote weg gemakkelijk herkenbaar als een huis

van '[naam buitenplaats]', met name door de ligging, de bereikbaarheid via het monumentale hek van '[naam buitenplaats]', de luiken (in de kleuren van '[naam buitenplaats]') en de eerste steen in de gevel van het Huis.

f. Er bestaat geen zakelijke relatie tussen [geïntimeerden c.s.] en Fortis.

g. [Geïntimeerden c.s.] hebben een grote binding met het landgoed ‘[naam buitenplaats]’ en

met het Huis, waaraan zij persoonlijk veel tijd en moeite hebben besteed (en nog

besteden) en dat zij van tijd tot tijd ook zelf gebruiken.

h. Het landgoed ‘[naam buitenplaats]’ (14 ha) in zijn geheel is een rijksmonument, het Huis zelf is geen monument. De Natuurschoonwet beschermt, in geval van openstelling, de privésfeer van de woningen en hun directe omgeving.

i. Het gebruik door Fortis is ten eigen bate en uitsluitend commercieel.

12. Fortis heeft de door [geïntimeerden c.s.] gestelde feiten en omstandigheden - behoudens die vermeld onder a.(deels) en e. - niet weersproken. Zij voert aan dat de dia/foto van het Huis slechts als illustratie in haar brochures is gebruikt, dat de brochures ‘[brochure 2]’ en ‘[brochure 3]’ thans niet meer worden gebruikt omdat daarvoor een nieuwe reclamelijn is opgezet, terwijl de brochure ‘[brochure 1] op dit moment wordt herzien.

De afbeelding van het Huis is reeds enige tijd geleden van de website gehaald.

13. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

13.1 In de brochures ‘[brochure 2]’ (grote en kleine brochure) en ‘[brochure 1]staat het Huis in zijn geheel afgebeeld, in de (kleine) brochure ‘[brochure 2]’ op de omslag, terwijl het Huis in de brochure ‘[brochure 3]’ slechts gedeeltelijk is afgebeeld.

De overige, in de brochures voorkomende foto’s hebben, naar door [geïntimeerden c.s.] bij pleidooi in hoger beroep onweersproken is verklaard, geen betrekking op het Huis.

Bij pleidooi in hoger beroep heeft Fortis - onweersproken - verklaard dat in totaal ongeveer 120.000 brochures zijn gedrukt en verspreid.

Naar het oordeel van het hof maakt de afbeelding van het Huis telkens deel uit van deze commerciële brochures en wordt ook deze commercieel gebruikt. De afbeelding van het Huis fungeert daar door de telkens naast de foto afgedrukte tekstblokken niet louter als versiering, maar past in de tekst van de brochures. In de brochure ‘[brochure 1]’ (op blz. 28 en 29, zie ook hierboven onder 1) vormt de foto van “het huis” zelfs een belangrijk onderdeel van de boodschap.

13.2 Tussen partijen is in geschil of de afbeelding herleidbaar is tot het Huis. Nu dit door [geïntimeerden c.s.] verder niet voldoende is onderbouwd, gaat het hof ervan uit dat degenen die geen bijzonder band met het landgoed '[naam buitenplaats]' hebben en/of in de (directe) omgeving wonen, de afbeelding (niet zijnde een 'close-up') niet zonder meer zullen herleiden tot het Huis. Zou de afbeelding wel voor ieder herkenbaar zijn, dan leidt dit niet - op grond van hetgeen onder 13.3 zal worden overwogen - tot inbreuk op artikel 8 EVRM ten aanzien van [geïntimeerden c.s.]

13.3 [Geïntimeerden c.s.] hebben bij pleidooi verklaard dat zij het Huis, ook in het verleden, hebben verhuurd aan derden (expats, telkens op basis van een kortlopend huurcontract), maar dat zij het voornemen hebben na pensionering het Huis te gaan bewonen.

Hieruit volgt dat [geïntimeerden c.s.] het Huis thans niet zelf bewonen, zodat er ook geen sprake is van schending van hun recht op een ongestoord woongenot van het Huis.

Daaraan doet niet af dat de aanschrijving van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 8 februari 1991 betreffende openstelling van Natuurschoonwet-landgoederen voorziet in de mogelijkheid van afsluiting voor het publiek van de naaste omgeving van huizen of boerderijen, daar dat volgens die aanschrijving geschiedt uit oogpunt van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de bewoners.

Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat de feitelijke situatie in dit geding anders is dan die in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2004 inzake het interieur van huize 'De Eikenhorst' (LJN AO4371).

Volgens [geïntimeerden c.s.] verwijst de afbeelding van het Huis in de brochures van Fortis voor derden "niet te herkenbaar dan wel negatief naar de bewoners of eigenaars" (inleidende dagvaarding onder 10). Hieruit valt naar het oordeel van het hof op te maken dat ook volgens de eigen stellingen van [geïntimeerden c.s.] de afbeelding niet (voldoende) tot hen of een van hen valt te herleiden. Dit brengt mee dat van schending van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [geïntimeerden c.s.] (anders dan schending van het recht op een ongestoord woongenot) niet kan worden gesproken.

13.4 Noch voormelde feiten en omstandigheden voor zover niet weersproken, noch hetgeen door [geïntimeerden c.s.] overigens is gesteld, brengen derhalve mee dat Fortis heeft gehandeld in strijd met artikel 8 EVRM .

14. Naar het oordeel van het hof heeft Fortis niet zeer zorgvuldig jegens [geïntimeerden c.s.] gehandeld door in voormelde omstandigheden de dia/foto van het Huis - waarvan Fortis uit voormelde brieven van [gemachtigde in eerste aanleg] inmiddels wist dat het geheel was gerenoveerd en door [geïntimeerden c.s.] in goede staat werd gehouden - zonder hun toestemming of voorkennis en zonder financiële tegemoetkoming aan hen geruime tijd op grote schaal in commerciële uitingen, die met name betrekking hebben op financiering van woningen, te blijven exploiteren nadat daaromtrent door of namens [geïntimeerden c.s.] was geklaagd.

Deze handelwijze van Fortis is - afgezien van de gestelde inbreuk op artikel 8 EVRM en het eigendomsrecht, welke inbreuk door het hof niet aanwezig wordt geacht - mede gelet op het voorgaande echter niet van zodanig ernstige aard dat deze een onrechtmatige daad oplevert jegens [geïntimeerden c.s.]. Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat de handelwijze van Fortis deels valt te verklaren uit de omstandigheid dat zij zich - achteraf bezien terecht - op het standpunt stelde dat zij geen inbreuk maakte op de persoonlijke levenssfeer of het eigendomsrecht van [geïntimeerden c.s.]

Derhalve kan het beroep van [geïntimeerden c.s.] op onrechtmatige daad hun vorderingen niet dragen en behoeft het hof niet meer in te gaan op de vraag of voldaan is aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 10 lid 2 EVRM .

15. Aan het bewijsaanbod van [geïntimeerden c.s.] gaat het hof voorbij, nu dit in het licht van het voorgaande niet ter zake dienende is, dan wel onvoldoende is gesubstantieerd en/of gespecificeerd.

16. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven en dat [geïntimeerden c.s.] in de proceskosten in eerste aanleg zullen worden verwezen. Nu partijen in hoger beroep deels (gelet op rechtsoverweging 6) in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.

Beslissing

Het hof:

vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam, Sector Kanton, van 3 januari 2006, tussen partijen gewezen;

en opnieuw rechtdoende:

- wijst af de vorderingen van [geïntimeerden c.s.];

- veroordeelt [geïntimeerden c.s.] in de kosten van het geding in eerste aanleg en begroot deze tot op deze uitspraak aan de zijde van Fortis op € 440,- aan salaris;

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

verklaart het arrest uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs J.C. Fasseur-van Santen, W.A.J. van Lierop en J.J. Dijk, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature