Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebieden:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

In de procedure waarin een goedkeuringsbesluit van GS wordt beoordeeld vindt een andere toets plaats dan bij de beoordeling van een vrijstellingsprocedure als bedoeld in art 19 WRO. Met name de belangenafweging vormt in een vrijstellingsprocedure een wezenlijk element. Tegenover het evident acute maatschappelijk belang bij de bouw van het zorgcentrum staat het belang van verzoekers bij een ongestoorde bedrijfsvoering dat door mogelijke geluidproblemen zou kunnen worden geschaad. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder bij de afweging van die belangen in redelijkheid voornoemd maatschappelijk belang kunnen laten prevaleren boven het belang van verzoekers. Dit ondanks het feit dat de Voorzitter van de AbRS het ontwerp bestemmingsplan (deels) heeft geschorst.

Uitspraak



RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht

Voorzieningenrechter

Procedurenummer: AWB 06/2662

uitspraak ex artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht d.d. 21 december 2006

Inzake het geding tussen

[verzoekers], te Sint Annaparochie, verzoekers,

gemachtigde: mr. E. Wiarda, werkzaam bij bureau Langhout en Wiarda te Oranjewoud,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Bildt, verweerder,

gemachtigden: W. Terpstra, werkzaam bij verweerders gemeente, P. Woudstra, werkzaam bij Buro Vijn te Oenkerk, alsmede M.T. Dijkstra van Lichtveld Buis & Partners.

Procesverloop

Bij uitspraken van 24 juli 2006 en 3 november 2006 heeft de voorzieningenrechter verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening in verband met besluiten van verweerder om verlening van een bouwvergunning eerste fase, onder vrijstelling op grond van art. 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), en een bouwvergunning tweede fase, afgewezen.

Bij brief van 6 december 2006 hebben verzoekers de voorzieningenrechter wederom verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat genoemde besluiten worden geschorst tot op de daartegen gerichte beroepen is beslist.

Bij brieven van 15 december 2006 hebben partijen nadere stukken in het geding gebracht.

Het verzoek is ter zitting behandeld op 19 december 2006. Verzoekers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en ing . U.K. Jonker van Stroop Raadgevende Ingenieurs BV. Verweerder is verschenen bij gemachtigden. De derde-belanghebbenden Zorggroep Noorderbreedte, gevestigd te Leeuwarden, en Wonen Noordwest Friesland, gevestigd te Sint Annaparochie, hebben zich doen vertegenwoordigen door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden. Namens de Zorggroep Noorderbreedte is ir. J.B.A. Lettink verschenen.

Motivering

Op grond van art. 8:81 eerste lid van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoekers te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorlopige voorziening.

Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaken wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter.

Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaken luidt dat het beroep tegen de aangevallen besluiten gegrond verklaard zal moeten worden.

De voorzieningenrechter baseert zich bij zijn oordeelsvorming op dezelfde feiten en omstandigheden die tot de uitspraken van 24 juli 2006 en 3 november 2006 hebben geleid. Dat geldt ook ten aanzien van het wettelijk kader dat van toepassing is.

De voorzieningenrechter stelt vast dat de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Voorzitter) van 4 december 2006, kenmerk 200606503/2, de aanleiding vormt voor het verzoek dat nu voorligt. In die uitspraak heeft de Voorzitter het besluit van het college van Gedeputeerde Staten (GS) van 18 juli 2006, kenmerk 643642, waarin goedkeuring is verleend aan het bestemmingsplan "Sint Annaparochie" bij voorlopige voorziening geschorst, voor zover het het plandeel betreft met de bestemming "wooncentrum".

Verzoekers stellen zich op het standpunt dat het bestemmingsplan "Sint Annaparochie" de ruimtelijke onderbouwing vormt voor de verleende bouwvergunning eerste fase onder vrijstelling en voor de bouwvergunning tweede fase. Nu het desbetreffende plandeel door de Voorzitter is geschorst, kunnen deze besluiten volgens verzoekers niet in stand blijven.

Verweerder is van mening dat de uitspraak van de Voorzitter niet van invloed is op de bestreden besluiten van 30 maart 2006, omdat een procedure die ziet op de goedkeuring van een bestemmingsplan een ander toetsingskader heeft dan een procedure betreffende een bouwvergunning of een vrijstelling op grond van art. 19 WRO.

Namens de derde-belanghebbenden is ter zitting, in aanvulling op hetgeen namens verweerder is betoogd, gesteld dat de Voorzitter niet heeft geoordeeld dat het bestemmingsplan onrechtmatig is. Hij heeft slechts aangegeven dat de kwestie, bestemmingsplantechnisch gezien, niet geheel duidelijk is. Daarom achtte de Voorzitter nader onderzoek nodig naar de toekomstige geluidssituatie. Voorts is nogmaals gewezen op het maatschappelijk belang dat met de bouw van het zorgcentrum en de aanleunwoningen in de regio noordwest Friesland is gemoeid. Van de zijde van de Zorggroep Noorderbreedte is bovendien aangegeven dat er grote vraag is naar deze vorm van wonen voor mensen met dementie. Op dit moment wachten 36 mensen op tijdelijke locaties op plaatsing in het te bouwen zorgcentrum in Sint Annaparochie. Dat is een onwenselijke situatie.

De voorzieningenrechter overweegt als volgt.

De vraag die beantwoord dient te worden is of verweerder in redelijkheid van zijn (vrijstellings)bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken op de wijze zoals neergelegd in de bestreden besluiten.

De voorzieningenrechter dient bij de beantwoording van die vraag te betrekken of de uitspraak van de Voorzitter van 4 december 2006 van invloed is op de beoordeling van de betreden besluiten. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is hiervan geen sprake. In de procedure waarin een goedkeuringsbesluit van GS wordt getoetst dient in het bijzonder te worden beoordeeld of een bestemmingsplan zorgvuldig tot stand is gekomen, of het plan al dan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, dan wel of het plan in strijd is met het recht. Daarbij hoort ook een beoordeling van de vraag of aan eventueel uit bijzondere wetten voortvloeiende onderzoeksverplichtingen is voldaan. Bij de beoordeling van een vrijstellingsprocedure als bedoeld in art 19 WRO gaat het daarentegen om de vraag of het project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en of de bij dat project betrokken belangen zorgvuldig zijn afgewogen. Met name de belangenafweging vormt in een vrijstellingsprocedure een wezenlijk element.

In de uitspraak van 4 december 2006 heeft de Voorzitter het besluit van GS, waarin goedkeuring is verleend aan het bestemmingsplan "Sint Annaparochie", beoordeeld.

De voorzieningenrechter begrijpt de Voorzitter aldus, dat bij hem in het kader van bovengenoemde beoordeling van het nieuwe bestemmingsplan onduidelijkheid bestaat omtrent de toekomstige geluidssituatie en dat hij op dat onderdeel nader onderzoek aangewezen acht.

Bij de beoordeling door de voorzieningenrechter van de bestreden besluiten die zien op de bouwvergunningen en de vrijstelling als bedoeld in art. 19 WRO dient bovengenoemde toets van de ruimtelijke onderbouwing en de belangenafweging plaats te vinden.

De ruimtelijke onderbouwing bestaat uit een gemeentelijke voortgangsnotitie van 28 oktober 2004, het ontwerp bestemmingsplan en een afzonderlijke visie, die is weergegeven in de notitie inzake ingebrachte zienswijzen van 12 mei 2005. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het ontwerp bestemmingsplan niet onrechtmatig is en dat verweerder dit plan als onderbouwing van het vrijstellingsbesluit heeft kunnen gebruiken. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder hiermee het besluit tot vrijstelling voldoende heeft gemotiveerd, wat er ook zij van het nadere onderzoek dat nog plaats moet vinden naar aanleiding van de uitspraak van de Voorzitter.

De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat het belang van de Zorggroep Noorderbreedte en Wonen Noordwest Friesland is gelegen in de bouw van het geplande zorgcentrum op de betreffende locatie, omdat onweersproken grote vraag bestaat naar kleinschalige zorg en woningen dicht bij winkels en voorzieningen. Duidelijk is ook dat de komende jaren de vraag naar deze vorm van wonen in de regio alleen maar zal toenemen. Bovendien is voortgang van de bouw geboden, nu mensen met dementie op dit moment in interim-voorzieningen zijn gehuisvest, in afwachting van plaatsing in het nieuw te realiseren project. Tegenover dat evident acute maatschappelijk belang staat het belang van verzoekers bij een ongestoorde bedrijfsvoering dat door mogelijke geluidproblemen zou kunnen worden geschaad.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder bij de afweging van die belangen in redelijkheid voornoemd maatschappelijk belang kunnen laten prevaleren boven het belang van verzoekers. Voor de voorzieningenrechter speelt daarbij mee dat onweersproken is dat verzoekers in de periode voor de sloop van de woningen op het terrein van het toekomstige project in december 2004, niet voldeden aan de geldende geluidsnormen. Zij hadden derhalve destijds al hun maatregelen behoren te nemen. Dat verzoekers na de sloop van de woningen gedurende de besluitvormingsfase tijdelijk geen rekening hoefden te houden met direct omwonenden doet daar naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan af. Van verzoekers mag dan ook gevergd worden dat zij hun bedrijfsvoering zoveel mogelijk aanpassen om geluidoverlast in de toekomst te beperken. De voorzieningenrechter weegt evenzeer mee dat verweerder en de derde-belanghebbenden hebben aangegeven dat van hun kant een maximale inspanning zal worden geleverd om geluidwerende maatregelen te treffen. Daarom acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat de geluidsoverlast in de toekomst binnen de gestelde normen zal blijven.

Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid de gevraagde bouwvergunning eerste fase, onder vrijstelling van het geldende bestemmingplan, alsmede een bouwvergunning tweede fase, kunnen verlenen. Het verzoek om een voorlopige voorziening dient dan ook te worden afgewezen.

De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter:

- wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.

Aldus gegeven door mr. U. van Houten, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2006, in tegenwoordigheid van mr. E. Pot als griffier.

w.g.

E. Pot

U. van Houten

Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature