Uitspraak
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 26 juli 2006,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 06/767 van:
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
Equality Dance, Nederlandse Dansvereniging voor Damesparen en Herenparen,
4. de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
Stichting Homosport Nederland,
eisers,
procureur mr. G.E.M. Later,
advocaat mr. D.J.B. de Wolff te Utrecht,
tegen:
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
Nederlandse Algemene Danssport Bond,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. H.J.A. Knijff,
advocaten mr. J. Bedaux te Amsterdam en mr. F.C. Kollen te Bussum.
Partijen zullen hierna aangeduid worden als eisers, respectievelijk '[eiser 1]', '[eiser 2]', 'Equality Dance' en 'SHN', alsmede 'de NADB'.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 11 juli 2006 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. [eiser 1] en [eiser 2] vormen een danspaar, bestaande uit twee mannen. Zij vormen een A-paar standaard en wensen uit te komen in de reguliere Senioren II Hoofdklasse.
1.2. Equaltity Dance is een dansvereniging voor damesparen en herenparen. Blijkens haar statuten heeft zij onder meer ten doel het bevorderen van de integratie van damesparen en herenparen in de gevestigde danscultuur.
1.3. SHN is aangesloten bij NOC*NSF. Blijkens haar statuten heeft zij onder meer ten doel het bevorderen van de integratie van homoseksuele mannen en lesbische vrouwen in de reguliere sport en de aanpak van discriminatie naar seksuele voorkeur in de reguliere sport.
1.4. De NADB is opvolger van de Nederlandse Amateur Danssport Bond. Zij is als enige Nederlandse dansbond lid van NOC*NSF alsmede van de internationale koepelorganisatie International Dance Sport Federation (hierna: IDSF). De statutaire doelstelling van de NADB is het doen beoefenen van de danssport en het organiseren van danswedstrijden in nationaal en internationaal verband. De NADB organiseert de belangrijkste Nederlandse danskampioenschappen en stelt de lijst van afgevaardigden voor de internationale danswedstrijden samen.
1.5. De wedstrijden die plaatsvinden onder auspiciën van de NADB worden beheerst door het wedstrijdreglement van de NADB. In het wedstrijdreglement 2005-2006 wordt een danspaar (evenals in voorgaande jaren) gedefinieerd als een paar bestaande uit een man en een vrouw. Ongemengde paren zijn uitgesloten van deelname aan de wedstrijden.
1.6. De Commissie Gelijke Behandeling (hierna: 'CGB') heeft op 21 september 2004 geoordeeld dat de NADB jegens eisers in strijd met de gelijkebehandelingswetgeving handelde aangezien zij direct onderscheid maakt op grond van homoseksuele gerichtheid en geslacht door ongemengde paren uit te sluiten van deelname aan door of namens de NADB georganiseerde danswedstrijden.
1.7. De NDAB is voornemens haar statuten zodanig te wijzigen dat naast de dansscholen en dansverenigingen ook de - meest belangrijke - individuele wedstrijddansers lid van de NDAB zullen zijn. Daartoe is de Vereniging van Dansliefhebbers in de NADB (hierna: 'de VDN') opgericht. De wedstrijddansers dienen allen lid te worden van de VDN en zijn daarmee indirect lid van de NDAB. Op 29 augustus 2006 zal een hierop betrekking hebbend voorstel tot statutenwijziging aan de leden worden voorgelegd. Als gevolg hiervan kunnen uitsluitend leden van NDAB aan de door haar of onder haar auspiciën georganiseerde danswedstrijden deelnemen.
1.8. In het seizoen 2005-2006 is aan [eiser 1] en [eiser 2] eenmaal een ontheffing verleend van het bepaalde in het wedstrijdreglement van de NADB en hebben zij deelgenomen aan een onder auspiciën van de NADB georganiseerde wedstrijd. Voor het komend seizoen zal de NADB deelname van ongemengde paren via een gedoogconstructie niet meer toestaan.
1.9. De eerste NADB danswedstrijd van het seizoen 2006-2007 vindt plaats op 16 september 2006.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
Eisers vorderen - zakelijk weergegeven - op straffe van een dwangsom [eiser 1] en [eiser 2] met ingang van het wedstrijdseizoen 2006-2007 als regulier wedstrijdpaar tot te laten tot alle wedstrijden van NADB in hun klasse, op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden als de andere deelnemers alsmede het wedstrijdreglement zodanig te wijzigen dat dit geen bepalingen meer bevat die een ongelijke behandeling van ongemengde wedstrijdparen ten opzichte van de gemengde paren ten gevolge kan hebben.
Daartoe voeren eisers het volgende aan.
De Algemene Wet Gelijke Behandeling (hierna: 'AWBG') is van toepassing op de NADB. De NADB is dè landelijke organisatie die in Nederland de danskampioenschappen organiseert en onder wier auspiciën de dansschoolhouders kampioenschappen organiseren. Daarmee is de NADB een vereniging die diensten aanbiedt die open staan voor mensen die lid zijn van een dansvereniging of trainen bij een bepaalde dansschool of dansdocent. Ook buitenlandse dansparen kunnen aan de kampioenschappen in Nederland deelnemen. Verder bepaalt de NADB de regels waaraan derden zich dienen te houden bij het aanbieden van vergelijkbare diensten. Aldus heeft zij een open en zakelijk karakter
De CGB heeft in deze zaak reeds in 2004 geoordeeld dat de NADB ten opzichte van [eiser 1] en [eiser 2] direct onderscheid maakt naar seksuele gerichtheid en geslacht en daarmee handelt in strijd met de AWBG. Voor dit onderscheid naar seksuele gerichtheid kan geen objectieve rechtvaardiging worden aangevoerd. Een loutere verwijzing naar de traditie van het dansen is in dit verband onvoldoende evenals een verwijzing naar de vermeende onmogelijkheid van een eerlijke jurering. Het moge verder zo zijn dat het ISDF de deelname van ongemengde paren verbiedt echter dat speelt hooguit bij internationale wedstrijden en [eiser 1] en [eiser 2] ambieëren een dergelijke deelname niet. Het gaat hen louter om deelname aan de wedstrijden op nationaal niveau.
Op direct onderscheid naar geslacht staat de wet slechts nauw omschreven uitzonderingen toe. Van dergelijke uitzonderingen is in de onderhavige situatie geen sprake. In de danssport vindt jurering plaats op grond van een zestal criteria van de IDSF. Dat toepassing van die criteria in de praktijk wordt beïnvloed door biologische verschillen tussen mannen en vrouwen die tot een relevant geschil in prestatie leiden, is uit niets gebleken. Aldus handelt de NADB onrechtmatig jegens [eiser 1] en [eiser 2] door hen van deelname aan de wedstrijden uit te sluiten.
Eisers hebben verder een spoedeisend belang bij het gevorderde nu het wedstrijdseizoen waaraan [eiser 1] en [eiser 2] willen deelnemen op 16 september 2006 start. Uiteindelijk willen zij graag uitkomen bij de open Nederlandse kampioenschappen in hun klasse op 19 mei 2007. Door de weigering van de NADB hen tot deze wedstrijden toe te laten, hebben zij onvoldoende mogelijkheden om zich in onderlinge wedstrijden met andere paren op hun niveau te meten en daarmee hun sport volwaardig te beoefenen.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Voorop gesteld wordt dat, zoals ook niet is betwist, Equality Dance en SHN voldoen aan het bepaalde in artikel 3:305a lid 1 en lid 2 BW . Zij kunnen mitsdien in het gevorderde worden ontvangen. Tussen partijen daarnaast staat vast dat [eiser 1] en [eiser 2] het komend seizoen niet kunnen deelnemen aan de door danwel onder auspiciën van de NADB georganiseerde danswedstrijden, aangezien een eventueel gedoogbeleid terzake niet zal worden gecontinueerd. Nu het seizoen aanvangt op 16 september 2006 hebben eisers een voldoende spoedeisend belang bij het gevorderde.
3.2. De vraag die allereerst beantwoord dient te worden is of de AWGB op de NADB van toepassing is. Volgens de CBG valt het handelen van de NADB binnen het bereik van artikel 7 eerste lid aanhef en onderdeel c AWBG. Daarbij is - voor zover van belang - overwogen dat op grond van het oude reglement ten aanzien van de organisatie van wedstrijden sprake was van een sterke verwevenheid tussen commerciële dansscholen en de NADB. De NADB bepaalde het wedstrijdreglement zonder enige direct of indirecte lidmaatschapsband tussen de NADB en de dansers. In deze situatie behelsde het wedstrijdreglement geen intern verenigingsrecht. De nieuwe verenigingsstructuur en het wedstrijdreglement 2004-2005 brengen hierin geen verandering omdat, aldus de CBG, onweersproken is gesteld dat nog slechts een beperkt aantal dansverenigingen lid zijn van de NADB, de band met de commerciële dansscholen kenmerkend blijft voor de beoefening van de danssport en de belangrijkste en wellicht zelfs enige reden voor dansers om (indirect) lid te worden van de NADB is dat deze formaliteit noodzakelijk is om aan danswedstrijden mee te kunnen doen.
3.3. Op zichzelf heeft de NADB voormeld oordeel van de CBG niet gemotiveerd betwist. Zij heeft echter aangevoerd dat zij voornemens is een nadere statutenwijziging door te voeren die tot gevolg zal hebben dat alle wedstrijddansers voor deelname aan een wedstrijd vanaf seizoen 2006-2007 lid dienen te zijn van de VDN en daarmee van de NADB. Door deze voorgenomen statutenwijziging zal geen sprake meer zijn van een verenigingsstructuur waarbij de diensten ook voor derden open staan. Voorts wordt het wedstrijdreglement niet meer alleen door NADB bepaald maar door alle leden via de VDN. De NADB voert aan dat dientengevolge ter zake van de regulering van danswedstrijden sprake is van intern verenigingsrecht en dat zij geen openbare diensten of goederen aanbiedt zoals door eisers gesteld is.
3.4. Daargelaten de vraag of voor voormelde statutenwijziging binnen de NADB de vereiste meerderheid gevonden zal worden (eisers betwisten dit) wordt het volgende overwogen. Na invoering van de nieuwe structuur van de NADB zal weliswaar ( mogelijk ) formeel gezien sprake zijn van een vereniging met een besloten karakter, doch dit verandert weinig aan de praktijk. Immers ook in die situatie blijft de NADB de enige landelijke organisatie die Nederlandse danskampioenschappen organiseert en onder wier auspiciën dansschoolhouders danswedstrijden organiseren. Het verenigingslidmaatschap houdt in feite niet meer in dan dat deelname aan nationale (en internationale) wedstrijden mogelijk wordt gemaakt. Hierbij past dat - zoals het NADB ter zitting heeft erkend - een ieder, ook een buitenlandse paar, aan door het NADB georganiseerde danswedstrijden kan deelnemen mits zij lid zijn of worden van het NADB en de VDN. Ter plekke zal een (tijdelijk?) lidmaatschap worden verkregen door een (waarschijnlijk) in het inschrijvingsgeld verdisconteerde contributie te voldoen. Aldus is naar voorlopig oordeel ook in die situatie nog steeds sprake van een vereniging met een open en zakelijk karakter die als zodanig valt onder de reikwijdte van artikel 7 AWBG.
3.5. Voor wat betreft de vraag of de NADB bij het aanbieden van diensten (de deelname aan de wedstrijden) jegens [eiser 1] en [eiser 2] handelt in strijd met de AWBG, wordt als volgt overwogen.
Naar voorlopig oordeel wordt in het wedstrijdreglement direct onderscheid gemaakt naar geslacht. Immers het geslacht van iedere danser is, zoals de CGB ook heeft overwogen, doorslaggevend voor zijn of haar mogelijkheden om aan de wedstrijden deel te nemen. De deelname van een vrouw is alleen mogelijk als ook een man deelneemt en vice versa. Ongemengde paren zijn van deelname uitgesloten. Dat dit onderscheid ook dient te worden aangemerkt als een onderscheid op grond van seksuele gerichtheid, is vooralsnog onvoldoende komen vast staan. In dit verband wordt overwogen dat zowel heteroseksuele als homoseksuele personen deel kunnen nemen aan de wedstrijden mits zij dat doen met iemand van het andere geslacht. Dat hieraan een 'dominante heteroseksuele norm' ten grondslag zou liggen, is, tegenover de betwisting door de NADB, vooralsnog niet aannemelijk geworden. Verder is gesteld noch gebleken dat de seksuele gerichtheid van een deelnemer op zichzelf binnen de NADB met betrekking tot de onderhavige regeling in het wedstrijdreglement een rol speelt.
3.6. Volgens artikel 2 lid 2 AWBG aanhef en onder a, nader uitgewerkt in artikel 1 sub g van het Besluit Gelijke Behandeling , is - voor zover ten dezen van belang - onderscheid op grond van geslacht toegestaan voor zover, ingeval van deelname aan activiteiten op het terrein van sport, een relevant verschil bestaat tussen de gemiddelde prestaties van mannen en vrouwen. Partijen twisten over de vraag of hiervan sprake is. De NADB stelt zich op het standpunt dat het uithoudingsvermogen van een gemengd paar significant afwijkt van dat van een ongemengd mannelijk of vrouwelijk paar. Op zichzelf wordt door eisers niet betwist dat er krachtsverschillen in voormelde zin tussen mannen en vrouwen bestaan (en daarmee tussen gemengde en ongemengde paren) maar dat leidt, aldus eisers, nog niet tot een verschil in prestatie van het danspaar en daarmee tot relevante verschillen bij de jurering. In het totale te beoordelen resultaat zullen deze verschillen in de visie van eisers geen of slechts een beperkte rol spelen. De juistheid van dit standpunt is echter vooralsnog onvoldoende komen vast staan nu partijen zich over en weer beroepen op verklaringen van binnen de danswereld werkzame en als zodanig door hen aangemerkt als terzake deskundige personen. Daarnaast is sprake van een nog lopend onderzoek door het sportadviesbureau Contest te Amsterdam, in opdracht van de NADB, waarvan de voorlopige conclusies voormeld standpunt van eisers lijken te weerspreken. Al met al is nader onderzoek - zo mogelijk in breder verband dan thans gepresenteerd - noodzakelijk, waartoe de onderhavige procedure zich echter niet leent.
3.7. Vooralsnog kan mitsdien niet worden geoordeeld dat voor het gemaakte onderscheid naar geslacht geen objectieve rechtvaardiging bestaat. Dit leidt ertoe dat evenmin met de vereiste mate van zekerheid kan worden geoordeeld dat eisers in een eventuele bodemprocedure het gelijk aan hun zijde zullen hebben zodat er thans alleen al op die grond geen plaats is voor de door eisers gevraagde voorzieningen. De overige verweren van de NADB behoeven daarom geen verdere bespreking.
3.8. Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van NADB begroot op € 1.064,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 248,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.G.M. van Rens en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juli 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.