Uitspraak
vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 76428 / KG ZA 06-163
Vonnis in kort geding van 28 juni 2006
in de zaak van
de besloten vennootschap ARRIVA PERSONENVERVERVOER NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
eiseres,
procureur mr. J.B. Dijkema,
advocaat mr. L.C. van den Berg te Rotterdam,
tegen
1. de vennootschap onder firma [naam],
gevestigd te Schiermonnikoog,
alsmede haar vennoten:
2. [gedaagde],
3. [gedaagde],
beiden wonende te Schiermonnikoog,
gedaagden,
procureur mr. W. Sleijfer.
Partijen zullen hierna Arriva en [naam] (enkelvoud, vrouwelijk) genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 14 juni 2006
- de pleitnota van Arriva
- de pleitnota van [naam] c.s..
1.2. Partijen hebben producties overgelegd. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Arriva is concessiehoudster voor het verrichten van openbaar vervoer op Schiermonnikoog per bus en/of auto. Ook [naam] oefent op Schiermonnikoog een vervoerbedrijf uit. [naam] heeft een (overheids)vergunning voor het verrichten van taxi- en besloten busvervoer. Voor haar vervoeractiviteiten heeft [naam] de beschikking over taxi's, een aantal achtpersoons-bussen alsook bussen waarin meer dan acht personen vervoerd kunnen worden.
2.2. De belangrijkste toegang tot Schiermonnikoog is de veerdienst die aankomt op de Veerdam. Zowel Arriva als [naam] bieden vervoer aan op die Veerdam. Het vervoer op Schiermonnikoog bestaat voor het grootste deel uit het vervoeren van toeristen en eilandbewoners van en naar de veerboot. Op de Veerdam staan de bussen van [naam] vóór de bussen van Arriva opgesteld.
3. Het geschil
3.1. Arriva vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad op de minuut:
primair
1. [naam] gebiedt om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis ieder bus- of ander vervoer op Schiermonnikoog te staken en gestaakt te houden voor zover dit niet wordt verricht als taxivervoer of als besloten busvervoer, één en ander overeenkomstig de daarvoor geldende vergunningen en vergunningvoorwaarden;
2. [naam] verbiedt op enigerlei wijze bus- of ander vervoer aan te bieden of aan te prijzen van en naar de veerboot op een zodanige wijze dat dit vervoer voor een ieder toegankelijk is;
1. en 2. op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 15.000,00 per dag voor iedere dag of voor een gedeelte daarvan dat [naam] in strijd met dit gebod en/of verbod handelt, zulks tot een maximum van € 350.000,00;
subsidiair
3. [naam] verbiedt om nog langer voor een ieder toegankelijk personenvervoer aan te bieden met haar 19- en haar 24-persoonsbus of met enige andere bus, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 15.000,00 per dag voor iedere dag of voor een gedeelte daarvan dat [naam] in strijd met dit verbod handelt, zulks tot een maximum van € 350.000,00';
alles met veroordeling van [naam] in de proceskosten.
3.2. [naam] voert verweer, met conclusie tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Arriva in de proceskosten. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Partijen hebben het volgende geschil. [naam] biedt op Schiermonnikoog vervoer aan met taxi's, met een aantal achtpersoons-bussen en met bussen waarin meer dan acht personen vervoerd kunnen worden, dit krachtens een haar verleende vergunning voor taxivervoer en besloten busvervoer. Arriva verwijt [naam] dat zij openbaar busvervoer verricht, terwijl Arriva als concessiehoudster het exclusieve recht heeft om op Schiermonnikoog openbaar vervoer te verrichten. Arriva stelt verder dat het door [naam] aangeboden taxivervoer niet voldoet aan de desbetreffende vergunningvereisten. [naam] betwist de juistheid van de haar gemaakte verwijten.
4.2. Arriva vordert primair dat de rechter [naam], op straffe van verbeurte van een dwangsom, gebiedt al het vervoer waarvoor zij geen vergunning heeft, althans in strijd met de vergunningvoorwaarden verricht, te staken en gestaakt te houden.
Deze primaire vordering is te ruim geformuleerd en moet daarom worden afgewezen. Partijen verschillen juist van mening of het vervoer, zoals [naam] dat op Schiermonnikoog aanbiedt, openbaar vervoer is als bedoeld in de Wet Personenvervoer 2000 (WP 2000) of dat [naam] anderszins in strijd met de verleende vergunning voor taxivervoer en besloten busvervoer handelt.
4.3. Arriva vordert (primair) verder dat het [naam] wordt verboden bus- of ander vervoer aan te bieden of aan te prijzen van en naar de veerboot op een zodanige wijze dat dit vervoer voor een ieder toegankelijk is. Subsidiair beperkt Arriva dit door haar gevorderde verbod tot de bussen van [naam].
4.4. De Wet Personenvervoer 2000 (WP 2000) definieert openbaar vervoer als voor ieder openstaand vervoer volgens een dienstregeling met (voor zover hier relevant) een auto of bus. Besloten busvervoer wordt in de WP 2000 omschreven als personenvervoer per bus, anders dan openbaar busvervoer. De WP 2000 verstaat onder een auto een motorrijtuig dat is ingericht voor het vervoer van ten hoogste acht personen. De rechter leidt hieruit af dat [naam] de achtpersoonsbussen mag inzetten voor taxivervoer. Taxivervoer is echter niet toegestaan met bussen voor meer dan acht personen.
4.5. [naam] heeft de rechter er niet van weten te overtuigen dat zij met bussen, waarmee méér dan acht personen kunnen worden vervoerd van en naar de veerboot, slechts "besloten busvervoer" verricht. Dit door [naam] aangeboden vervoer is kennelijk voor een ieder toegankelijk die daar gebruik van wil maken: [naam] heeft niet weersproken dat iedereen die van de boot komt zich bij de chauffeurs van [naam] kan melden en vervolgens door [naam], afhankelijk van de bestemming, ook naar bedoelde grotere bussen (waarin meer dan 8 personen kunnen worden vervoerd) wordt geleid. Dat [naam] dat vervoer niet volgens een dienstregeling verricht, waarin de halteplaatsen zijn aangeduid waartussen en de tijdstippen waarop het vervoer wordt verricht, is niet opmerkelijk. De route en de tijden van vervoer worden in hoofdzaak bepaald door de specifieke (geografische) situatie op Schiermonnikoog. Het vervoer op Schiermonnikoog bestaat voor het grootste deel uit het vervoeren van toeristen en eilandbewoners van en naar de veerboot. Het vervoer sluit derhalve aan bij de aankomst- en afvaarttijden van de veerdienst. Omdat er één weg is tussen het dorp en de veerboot en het eiland ook verder een (relatief) beperkt wegennet voor deze bussen kent, staat ook de route van dit soort bussen in overwegende mate al bij voorbaat vast. Een dienstregeling zou hier daarom nauwelijks toegevoegde waarde hebben. De rechter zal [naam] verbieden van en naar de veerboot voor ieder toegankelijk personenvervoer aan te bieden met bussen waarin meer dan acht personen kunnen worden vervoerd, omdat dit in strijd is met het exclusieve recht van Arriva. De rechter zal de gevorderde dwangsommen matigen en maximeren.
4.6. De overige vorderingen worden afgewezen. Indien en voorzover door [naam] de vergunningsvereisten niet worden nageleefd, hetgeen door [naam] is betwist, oordeelt de rechter dit van te ondergeschikt belang om de door Arriva gevorderde voorlopige voorziening te rechtvaardigen.
4.7. [naam] moet als de hoofdzakelijk in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
1. verbiedt [naam] om van en naar de veerboot voor ieder toegankelijk personenvervoer aan te bieden met bussen waarmee meer dan acht personen kunnen worden vervoerd;
2. bepaalt dat, zo [naam] niet aan dit verbod onder 1. voldoet, zij aan Arriva een dwangsom verbeurt van € 1.000,00 (éénduizend euro) voor iedere dag of voor een gedeelte daarvan dat [naam] in strijd daarmee handelt;
3. verbindt aan de aldus te verbeuren dwangsommen een maximum van € 100.000,00 (éénhonderdduizend euro);
4. veroordeelt [naam] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Arriva begroot op € 333,28 aan verschotten en op € 816,00 aan salaris procureur;
5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.J. Velsink op 28 juni 2006.?