Uitspraak
Uitspraak: 19 januari 2006
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LIS B.V.,
gevestigd te Emmen,
eiseres,
gemachtigde: mr. G.F.M.G. Heutink te Apeldoorn,
tegen
[gedaagde],
wonende te Hoogvliet,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E. Doornheim te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “Lis” en “[gedaagde]”.
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- het exploot van dagvaarding d.d. 27 juni 2005 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek en de akte overlegging van producties;
- de akte uitlaten producties van de zijde van Lis.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of niet genoegzaam gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
Lis exploiteert verschillende websites, die de mogelijkheid bieden tot het afsluiten van diverse abonnementen.
Op 20 december 2004 heeft [gedaagde] één van de websites van Lis bezocht en heeft zich toen aangemeld voor een proefabonnement (Try-out membership).
3. De vordering en de grondslag daarvan
Lis heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 466,42 vermeerderd met rente en kosten.
Lis heeft daaraan ten grondslag gelegd hetgeen onder de feiten is vermeld en voorts dat [gedaagde] bij zijn bezoek aan de website is geconfronteerd met de door Lis gehanteerde algemene voorwaarden. [gedaagde] heeft het proefabonnement niet conform het bepaalde daaromtrent in de algemene voorwaarden binnen tien dagen schriftelijk opgezegd, zodat het proefabonnement automatisch is omgezet in een verlengd membership. Ondanks sommatie daartoe laat [gedaagde] de verschuldigde abonnementsgelden tot een bedrag van
€ 317,40 onbetaald. Lis maakt naast voornoemd bedrag aanspraak op € 125,- aan buitengerechtelijke kosten en € 24,02 aan vervallen rente.
4. Het verweer
[gedaagde] heeft de vordering van Lis gemotiveerd weersproken onder meer aanvoerend dat, zo er al sprake is van een overeenkomst, LIS niet heeft voldaan aan de informatieplichten van de geïmplementeerde Europese richtlijn inzake elektronische handel die per 30 juni 2004 in werking is getreden (artikel 6:227 b BW ), zodat deze overeenkomst vernietigbaar is. [gedaagde] vernietigt de overeenkomst voor zover nodig buitengerechtelijk in deze procedure.
5. De beoordeling van de vordering
Vast is komen te staan dat [gedaagde] op 20 december 2004 één van de door Lis geëxploiteerde websites heeft bezocht en dat nadien in de stellingen van Lis de overeenkomst tot stand is gekomen. Het betreft hier een vorm van elektronisch zaken doen waarbij een dienstverlener die - kort gezegd - handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (Lis) diensten aanbiedt langs elektronische weg aan een consument ([gedaagde]). Dat betekent dat de door Lis gestelde transactie inderdaad moet worden getoetst aan de geïmplementeerde Europese richtlijn inzake elektronische handel die voordien, namelijk per 30 juni 2004, in werking is getreden.
De kantonrechter overweegt in dat verband het volgende ten aanzien van het bovengenoemde aan artikel 6:227b BW ontleende verweer.
Volgens Lis is de tussen partijen gesloten overeenkomst aldus tot stand gekomen:
[gedaagde] heeft op 20 december 2004 een website van Lis bezocht en heeft zich bij die gelegenheid aangemeld voor een Try-out membership voor de duur van tien dagen. [gedaagde] heeft zijn gegevens ingevuld en verstuurd. Na ontvangst van de gegevens van [gedaagde] heeft Lis per gewone post naar het door [gedaagde] opgegeven huisadres een klantnummer plus inloggegevens verzonden. Na ontvangst van het klantnummer en de inloggegevens heeft [gedaagde] hiermee een wachtwoord aangevraagd. Op het toegezonden formulier heeft [gedaagde] zijn gebruikersnaam ingevuld. De aanvraag van het wachtwoord heeft Lis ontvangen. Lis heeft vervolgens per automatisch aangemaakte e-mail een wachtwoord naar [gedaagde] verzonden. Daarmee is de aanmeldprocedure afgerond en had [gedaagde] toegang tot de door hem geselecteerde website, aldus Lis. [gedaagde] heeft dit alles niet weersproken, zodat de kantonrechter uitgaat van deze gang van zaken.
Artikel 6:227b lid 1 BW bepaalt dat de dienstverlener (i.c. Lis) voordat de overeenkomst langs elektronische weg tot stand komt op duidelijke, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze informatie dient te verstrekken aan de wederpartij (i.c. [gedaagde]) over ten minste:
a. de wijze waarop de overeenkomst tot stand zal komen en in het bijzonder welke handelingen daarvoor nodig zijn
b. het al dan niet archiveren van de overeenkomst nadat deze tot stand gekomen zal zijn, alsmede, indien de overeenkomst wordt gearchiveerd, op welke wijze deze voor de wederpartij de raadplegen zal zijn
c. de wijze waarop de wederpartij van door hem niet gewilde handelingen op de hoogte kan geraken, alsmede de wijze waarop hij deze kan herstellen voordat de overeenkomst tot stand komt
d. de talen waarin de overeenkomst kan worden gesloten
e. de gedragscodes waaraan de dienstverlener zich heeft onderworpen en de wijze waarop deze gedragscodes voor de wederpartij langs elektronische weg te raadplegen zijn.
Deze vijf informatieplichten zijn dwingend voorgeschreven voor de onderhavige vorm van elektronisch zaken doen vanaf een website. Zij strekken ertoe de consument te beschermen.
Tegenover de betwisting van [gedaagde] dat er een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, had het ten minste op de weg van Lis gelegen zulks aannemelijk te maken door bijvoorbeeld de tekst van een overeenkomst in het geding te brengen of door aan te tonen waar de overeenkomst door [gedaagde] te raadplegen is. Lis heeft dit evenwel niet gedaan, zodat aangenomen moet worden dat er geen raadpleegbare overeenkomst is.
Gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken is het moment van totstandkoming van de overeenkomst in de onderhavige zaak niet duidelijk. Immers, Lis geeft niet aan hoeveel tijd de aanmeldprocedure in beslag heeft genomen, zodat niet duidelijk is hoeveel dagen na 20 december 2004 de aanmeldprocedure was afgewikkeld. Bovendien was na de aanmeldprocedure slechts een proefabonnement afgesloten. De “definitieve” overeenkomst moet dus in de stellingen van Lis op een later moment tot stand zijn gekomen, maar wanneer dat precies was, blijkt nergens uit. Verder stelt Lis bij conclusie van repliek zelfs dat de overeenkomst tussen partijen vóór 30 juni 2004 tot stand is gekomen terwijl tussen partijen vaststaat dat [gedaagde] pas op 20 december 2004 voor het eerst een website van Lis heeft bezocht.
Ook overigens is noch door Lis gesteld noch anderszins gebleken dat Lis heeft voldaan aan de hiervoor onder a tot en met e genoemde informatieplichten uit artikel 6:227 b BW.
Nu Lis al deze verplichtingen niet is nagekomen, is gelet op het vorenstaande een tussen partijen totstandgekomen overeenkomst vernietigbaar op de voet van artikel 6:227b lid 4. Reeds hierom dient de vordering van Lis, wat er ook zij van de overige stellingen, te worden afgewezen. Hetgeen partijen overigens nog naar voren hebben gebracht, kan de kantonrechter in het midden laten, nu dit niet tot een andere beslissing kan leiden.
Lis zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
6. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering van Lis af;
veroordeelt Lis in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 120,- aan salaris voor zijn gemachtigde.
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.L. van Zetten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.